యోబు~ గ్రంథము 4
Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet, en zeide:
2 ౨ ఎవరైనా ఈ విషయం గురించి నీతో మాట్లాడితే నీకు చిరాకు కలుగుతుందా? అయితే నీతో మాట్లాడకుండా నిదానంగా ఎవరు ఉంటారు?
Zo wij een woord opnemen tegen u, zult gij verdrietig zijn? Nochtans wie zal zich van woorden kunnen onthouden?
Zie, gij hebt velen onderwezen, en gij hebt slappe handen gesterkt;
Uw woorden hebben den struikelende opgericht, en de krommende knieen hebt gij vastgesteld;
5 ౫ అయితే ఇప్పుడు నీకు కష్టం కలిగినప్పుడు దుఃఖంతో అల్లాడుతున్నావు. నీకు కలిగిన కష్టం వల్ల తల్లడిల్లిపోతున్నావు.
Maar nu komt het aan u, en gij zijt verdrietig; het raakt tot u, en gij wordt beroerd.
Was niet uw vreze Gods uw hoop, en de oprechtheid uwer wegen uw verwachting?
7 ౭ జ్ఞాపకం చేసుకో, నీతిమంతుడు ఎప్పుడైనా నాశనం అయ్యాడా? నిజాయితీపరులు ఎక్కడైనా తుడిచి పెట్టుకుపోయారా?
Gedenk toch, wie is de onschuldige, die vergaan zij; en waar zijn de oprechten verdelgd?
Maar gelijk als ik gezien heb: die ondeugd ploegen, en moeite zaaien, maaien dezelve.
Van den adem Gods vergaan zij, en van het geblaas van Zijn neus worden zij verdaan.
De brulling des leeuws, en de stem des fellen leeuws, en de tanden der jonge leeuwen worden verbroken.
De oude leeuw vergaat, omdat er geen roof is, en de jongens eens oudachtigen leeuws worden verstrooid.
Voorts is tot mij een woord heimelijk gebracht, en mijn oor heeft een weinigje daarvan gevat;
Onder de gedachten van de gezichten des nachts, als diepe slaap valt op de mensen;
Kwam mij schrik en beving over, en verschrikte de veelheid mijner beenderen.
Toen ging voorbij mijn aangezicht een geest; hij deed het haar mijns vleses te berge rijzen.
16 ౧౬ ఒక రూపం నా కళ్ళెదుట నిలిచింది. నేను దాన్ని గుర్తు పట్టలేకపోయాను. మెల్లగా వినిపించే ఒక స్వరం విన్నాను. ఆ స్వరం “దేవుని సన్నిధిలో అపవిత్రులు నీతిమంతులవుతారా?
Hij stond, doch ik kende zijn gedaante niet; een beeltenis was voor mijn ogen; er was stilte, en ik hoorde een stem, zeggende:
Zou een mens rechtvaardiger zijn dan God? Zou een man reiner zijn dan zijn Maker?
Zie, op Zijn knechten zou Hij niet vertrouwen; hoewel Hij in Zijn engelen klaarheid gesteld heeft.
19 ౧౯ అలాంటిది బంకమట్టి ఇళ్ళలో నివసించే వాళ్ళలో, మట్టిలో పుట్టిన వాళ్ళలో, చిమ్మెట చితికిపోయేలా చితికిపొయే వాళ్ళలో ఇంకెన్ని తప్పులు ఆయన చూస్తాడు!
Hoeveel te min op degenen, die lemen huizen bewonen, welker grondslag in het stof is? Zij worden verbrijzeld voor de motten.
20 ౨౦ ఉదయం నుండి సాయంత్రం మధ్యకాలంలో వాళ్ళు ముక్కలైపోతారు. ఎవరూ గుర్తించకుండానే వాళ్ళు శాశ్వతంగా నాశనమైపోతారు.
Van den morgen tot den avond worden zij vermorzeld; zonder dat men er acht op slaat, vergaan zij in eeuwigheid.
21 ౨౧ వాళ్ళ డేరాల తాళ్ళు పెరికివేస్తారు. వాళ్ళు బుద్ధి తెచ్చుకోకుండానే మరణమైపోతారు. నేడు ఆ విధంగానే జరుగుతుంది గదా.
Verreist niet hun uitnemendheid met hen? Zij sterven, maar niet in wijsheid.
