சங்கீதம் 119
Gelukkig, die onberispelijk zijn in hun wandel, En leven volgens Jahweh’s wet;
Gelukkig, die op zijn vermaningen letten, Hem zoeken met geheel hun hart;
Zij ook, die geen ongerechtigheid plegen, Maar blijven leven naar zijn woord.
Gij zelf hebt uw bevelen gegeven, Opdat men ze trouw zou volbrengen;
Ach, mocht mijn gedrag zo onwankelbaar zijn, Dat ik uw inzettingen trouw onderhield.
Dan zal ik nooit beschaamd komen staan, Als ik het oog richt op al uw geboden;
Maar in oprechtheid des harten zal ik U danken, Als ik uw rechtvaardige voorschriften leer.
Ik houd mij vast aan uw bestel: Verlaat mij dan niet voor altoos!
Hoe kan een jongeman zijn reinheid bewaren? Door zich te houden aan uw woord!
10 ௧0 என்னுடைய முழு இருதயத்தோடும் உம்மைத் தேடுகிறேன், என்னை உமது கற்பனைகளைவிட்டு வழிதவறிச் செல்ல விடாமலிரும்.
Ik heb U met heel mijn hart gezocht, Laat mij nooit uw geboden verlaten;
Ik bewaar uw bestel in mijn hart, Om nooit te zondigen tegen U.
Geprezen zijt Gij, o Jahweh, Leer mij uw inzettingen kennen;
Dan zal ik met mijn lippen verbreiden Al de voorschriften van uw mond.
Ik verheug mij over de weg, die uw vermaning mij wees, Meer dan over alle schatten;
Uw bevelen wil ik overwegen, En op uw paden blijven letten;
Ik wil mij aan uw wet verkwikken, En nimmermeer uw woord vergeten!
17 ௧௭ கிமெல். உமது அடியேனுக்கு அனுகூலமாக இரும்; அப்பொழுது நான் பிழைத்து, உமது வசனத்தைக் கைக்கொள்ளுவேன்.
Laat uw dienstknecht leven, En ik zal uw woord onderhouden;
Neem de sluier van mijn ogen, Opdat ik de wonderen van uw wet aanschouwe.
Al ben ik maar een zwerver op aarde, Verberg mij uw bevelen niet;
Want mijn ziel wordt verteerd van verlangen Naar uw voorschriften, altijd door.
Gij bedreigt de hoogmoedigen, Vervloekt, die uw geboden verlaat;
22 ௨௨ நிந்தையையும் அவமானத்தையும் என்னை விட்டு அகற்றும்; நான் உம்முடைய சாட்சிகளுக்குக் கீழ்படிகிறேன்.
Wend dan smaad en hoon van mij af, Want uw vermaningen neem ik ter harte.
23 ௨௩ அதிகாரிகளும் உட்கார்ந்து எனக்கு விரோதமாகப் பேசிக்கொள்ளுகிறார்கள்; உமது ஊழியனோ, உமது பிரமாணங்களைத் தியானிக்கிறேன்.
Al spannen ook vorsten tegen mij samen, Uw dienstknecht peinst over uw inzettingen na;
Ja, uw bestel is mij een lust, En mijn berader.
Reeds ligt mijn ziel aan het stof gekluisterd: Wek mij ten leven naar uw woord.
26 ௨௬ என்னுடைய வழிகளை நான் உமக்கு விவரித்துக் காட்டினபோது எனக்குச் செவிகொடுத்தீர்; உமது பிரமாணங்களை எனக்குப் போதியும்.
Mijn leven heb ik U open gelegd: Gij hebt mij gehoord, Leer mij thans uw inzettingen kennen;
Onderricht mij, hoe ik naar uw bevelen moet leven, En ik zal uw wonderen vermelden.
Mijn ziel kwijnt weg van ellende: Richt mij naar uw bestel weer op.
Houd de weg der leugen ver van mij af, En schenk mij genadig uw wet;
Ik heb de weg der waarheid gekozen, Uw voorschriften mij voor ogen gesteld.
Ik klamp mij aan uw vermaningen vast, Maak mij niet te schande, o Jahweh;
De weg uwer geboden zal ik bewandelen, Als Gij mijn hart maar verblijdt.
33 ௩௩ எ. யெகோவாவே, உமது பிரமாணங்களின் வழியை எனக்குப் போதியும்; முடிவுவரை நான் அதைக் காத்துக்கொள்ளுவேன்.
Leer mij, Jahweh, naar uw inzettingen leven, Opdat ik ze ten einde toe onderhoud;
34 ௩௪ எனக்கு உணர்வைத் தாரும்; அப்பொழுது நான் உமது வேதத்தைப் பற்றிக்கொண்டு, என்னுடைய முழு இருதயத்தோடும் அதைக் கைக்கொள்ளுவேன்.
Geef mij inzicht om uw wet te volbrengen, En met heel mijn hart te beleven;
Laat mij het pad uwer geboden betreden, Want dat is mijn vreugd.
36 ௩௬ என்னுடைய இருதயம் பொருளாசையைச் சார்ந்து இருக்காமல், உமது சாட்சிகளைச் சார்ந்து இருக்கும்படி செய்யும்.
Neig mijn hart naar uw vermaningen, En niet naar gewin;
Wend mijn ogen van de ijdelheid af, En laat mij leven naar uw woord.
Doe uw bestel aan uw dienstknecht gestand, Dat Gij beschikt hebt voor hen, die U vrezen;
Wentel de smaad, die ik ducht, van mij weg, Want uw voorschriften blijven voortreffelijk.
Zie, ik hunker naar uw bevelen, Laat mij door uw gerechtigheid leven!
Moge uw genade mijn deel zijn, o Jahweh, En uw heil naar uw bestel;
Dan zal ik mijn lasteraars te woord kunnen staan, Want ik vertrouw op uw woord;
43 ௪௩ சத்திய வசனம் முற்றிலும் என்னுடைய வாயிலிருந்து நீங்கவிடாமலிரும்; உம்முடைய நியாயத்தீர்ப்புகளுக்குக் காத்திருக்கிறேன்.
Neem het woord der waarheid niet geheel uit mijn mond, Want ik wacht uw voorschriften af.
Uw wet wil ik steeds onderhouden, Voor eeuwig en immer;
Dan zal ik ongestoord kunnen leven, Omdat ik naar uw bevelen vraag.
Zelfs koningen zal ik van uw vermaningen spreken, En mij er nooit over schamen;
Ik zal mij aan uw geboden verkwikken, Die ik van harte bemin;
Tot U zal ik mijn handen verheffen, En uw inzettingen overwegen.
Gedenk het woord, tot uw dienstknecht gesproken, En waarop Gij mijn hoop hebt gesteld;
Dit is mijn troost in mijn ellende, Dat uw bestel mij het leven behoudt.
Al bespotten de bozen mij nog zo vijandig, Toch wijk ik niet af van uw wet;
Ik blijf uw aloude voorschriften indachtig, En voel mij er door getroost, o Jahweh;
Maar gramschap maakt zich van mij meester, Om de zondaars, die uw geboden verlaten.
Uw inzettingen ruisen als zangen mij tegen In het huis van mijn ballingschap;
Des nachts, o Jahweh, gedenk ik uw Naam, En volg uw vermaningen op;
Want dit is mijn plicht: Dat ik uw bevelen volbreng.
Gij zijt mijn erfdeel, o Jahweh: Ik heb beloofd, uw woord te volbrengen;
58 ௫௮ முழு இருதயத்தோடும் உம்முடைய தயவுக்காகக் கெஞ்சுகிறேன்; உமது வாக்குத்தத்தத்தின்படி எனக்கு இரங்கும்.
Van ganser harte zoek ik uw aanschijn, Wees mij genadig naar uw bestel.
59 ௫௯ என்னுடைய வழிகளைச் சிந்தித்துக்கொண்டு, என்னுடைய கால்களை உம்முடைய சாட்சிகளுக்கு நேராகத் திருப்பினேன்.
Ik overleg bij mijzelf, welke weg ik moet gaan, En naar uw vermaningen richt ik mijn schreden;
Ik haast mij, zonder ooit te talmen, Om uw geboden te onderhouden;
En al houden mij de strikken der bozen gevangen, Nooit vergeet ik uw wet;
Midden in de nacht sta ik op, Om U voor uw rechtvaardige voorschriften te danken.
Ik ben de vriend van al, die U vreest, En die uw bevelen volbrengt;
De aarde is vol van uw goedheid, o Jahweh, Leer mij maar uw inzettingen kennen.
Gij hebt uw dienstknecht wèl gedaan, O Jahweh, naar uw woord;
66 ௬௬ உத்தம நிதானிப்பையும் அறிவையும் எனக்குப் போதித்தருளும், உம்முடைய கற்பனைகளில் நம்பிக்கையாக இருக்கிறேன்.
Schenk mij een helder oordeel en inzicht, Want ik heb vertrouwen in uw geboden.
67 ௬௭ நான் உபத்திரவப்படுவதற்கு முன்பு வழிதப்பி நடந்தேன்; இப்பொழுதோ உம்முடைய வார்த்தையைக் காத்து நடக்கிறேன்.
Eer ik vernederd werd, dwaalde ik af, Maar nu houd ik mij aan uw bestel;
Gij zijt goed en doet wèl: Leer mij dan uw inzettingen kennen.
69 ௬௯ பெருமைக்காரர்கள் எனக்கு விரோதமாகப் பொய்களைப் பிணைக்கிறார்கள்; நானோ, முழு இருதயத்தோடும் உம்முடைய கட்டளைகளைக் கைக்கொள்ளுவேன்.
Onbeschaamden belasteren mij, Want van ganser harte neem ik uw bevelen in acht;
Lomp als vet is hun hart, Maar ìk vind mijn vreugd in uw wet;
En het was mij goed, te worden vernederd, Om uw vermaningen te leren verstaan;
Want de voorschriften van uw mond schat ik hoger, Dan duizenden in goud en zilver!
73 ௭௩ யோட். உம்முடைய கரங்கள் என்னை உண்டாக்கி, என்னை உருவாக்கினது; உம்முடைய கற்பனைகளைக் கற்றுக்கொள்ள என்னை உணர்வுள்ளவனாக்கும்.
Uw handen hebben mij gemaakt en gevormd, Geef mij ook inzicht, om uw geboden te kennen;
74 ௭௪ நான் உம்முடைய வசனத்திற்குக் காத்திருக்கிறபடியால், உமக்குப் பயந்தவர்கள் என்னைக் கண்டு சந்தோஷப்படுவார்கள்.
Dan zien, die U vrezen, met vreugd op mij neer, Omdat ik vertrouw op uw woord.
75 ௭௫ யெகோவாவே, உமது நியாயத்தீர்ப்புகள் நீதியுள்ளதென்றும், உண்மையின்படி என்னை உபத்திரவப்படுத்தினீரென்றும் அறிவேன்.
Ik weet, dat uw oordeel rechtvaardig is, Jahweh, En dat Gij mij naar verdienste kastijdt;
Maar uw genade zij mij tot troost, Naar uw bestel voor uw knecht;
77 ௭௭ நான் பிழைத்திருக்கும்படிக்கு உமது இரக்கங்கள் எனக்குக் கிடைக்கட்டும்; உம்முடைய வேதம் என்னுடைய மனமகிழ்ச்சி.
Uw ontferming dale op mij neer, en doe mij herleven, Want uw wet is mij een verkwikking.
78 ௭௮ பெருமைக்காரர்கள் என்னைப் பொய்களினால் கெடுக்கப் பார்த்தபடியால் வெட்கப்பட்டுப்போகட்டும்; நானோ உமது கட்டளைகளைத் தியானிப்பேன்.
Schande voor de trotsen, die onverdiend mij verdrukken, Daar ik uw bevelen bedenk;
Maar mijn vrienden mogen zijn, die U vrezen, En die uw vermaningen kennen;
Door uw inzettingen worde mijn hart zonder smet, Zodat ik niet beschaamd hoef te staan.
81 ௮௧ கப். உம்முடைய இரட்சிப்புக்கு என்னுடைய ஆத்துமா தவிக்கிறது; உம்முடைய வசனத்திற்குக் காத்திருக்கிறேன்.
Mijn ziel smacht naar uw heil, Ik vertrouw op uw woord;
82 ௮௨ எப்பொழுது என்னைத் தேற்றுவீர் என்று, உம்முடைய வாக்குத்தத்தத்தின்மேல் நோக்கமாக என்னுடைய கண்கள் பூத்துப்போகிறது.
Mijn ogen hunkeren naar uw bestel, En vragen: Wanneer brengt Gij mij troost?
Al ben ik als een leren zak in de rook, Toch vergeet ik uw inzettingen niet.
84 ௮௪ உமது அடியேனுடைய நாட்கள் எவ்வளவு? என்னைத் துன்பப்படுத்துகிறவர்களுக்கு நீர் எப்பொழுது நியாயத்தீர்ப்பு செய்வீர்?
Ach, hoelang zal uw dienstknecht nog leven, En wanneer voltrekt Gij aan mijn vervolgers uw oordeel?
Onbeschaamden hebben mij kuilen gegraven, Want ze leven niet naar uw wet.
86 ௮௬ உம்முடைய கற்பனைகளெல்லாம் உண்மையாக இருக்கிறது; அநியாயமாக என்னைத் துன்பப்படுத்துகிறார்கள்; நீர் எனக்கு உதவி செய்யும்.
Al uw geboden zijn waarachtig, Maar men vervolgt mij met leugens: Ach kom mij te hulp;
87 ௮௭ அவர்கள் என்னைப் பூமியில் இல்லாமல் நீக்கிவிடச் சற்றே தப்பினது; ஆனாலும் நான் உமது கட்டளைகளை விட்டுவிடவில்லை.
Men had mij haast van de aarde verdelgd, Toch had ik mij niet aan uw bevelen onttrokken;
88 ௮௮ உமது கிருபையின்படியே என்னை உயிர்ப்பியும்; அப்பொழுது நான் உம்முடைய வாக்குத்தத்தத்தின் சாட்சியைக் காத்து நடப்பேன்.
Behoud mij in het leven naar uw genade, En de vermaningen van uw mond volg ik op!
Uw woord blijft eeuwig, o Jahweh, Het staat vast als de hemel;
90 ௯0 உம்முடைய உண்மை தலைமுறை தலைமுறையாக இருக்கும்; பூமியை உறுதிப்படுத்தினீர், அது நிலைத்திருக்கிறது.
Uw bestel houdt stand van geslacht tot geslacht, Staat vast als de aarde, die Gij hebt gegrond;
91 ௯௧ உம்முடைய பிரமாணங்களை நிறைவேற்றும்படி அவைகள் இந்த நாள்வரைக்கும் நிற்கிறது; அனைத்தும் உம்மைச் சேவிக்கும்.
En naar uw voorschriften blijven ze ook nu nog bestaan, Want het heelal is uw dienstknecht!
92 ௯௨ உமது வேதம் என்னுடைய மனமகிழ்ச்சியாக இல்லாமலிருந்தால், என்னுடைய துக்கத்திலே அழிந்துபோயிருப்பேன்.
Wanneer uw wet mij niet had verkwikt, Dan was ik in mijn ellende te gronde gegaan;
Nimmer zal ik dan uw bevelen vergeten, Want juist daardoor doet Gij mij leven.
Ik ben de uwe: Ach, kom mij te hulp, Want ijverig spoor ik uw voorschriften na;
95 ௯௫ துன்மார்க்கர்கள் என்னை அழிக்கக் காத்திருக்கிறார்கள்; நான் உமது சாட்சிகளைச் சிந்தித்துக்கொண்டிருக்கிறேன்.
De bozen loeren, om mij te verdelgen, Maar ik blijf uw vermaningen achten.
Aan alles zie ik een eind, al is het nog zo volmaakt, Maar uw gebod is onbegrensd!
Hoe lief toch heb ik uw wet, Ik overweeg ze de hele dag door!
98 ௯௮ நீர் உம்முடைய கற்பனைகளைக் கொண்டு என்னை என்னுடைய எதிரிகளிலும் அதிக ஞானமுள்ளவனாக்குகிறீர்; அவைகள் என்றைக்கும் என்னுடனே இருக்கிறது.
Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden zijn, Want het vergezelt mij voor eeuwig;
99 ௯௯ உம்முடைய சாட்சிகள் என்னுடைய தியானமாக இருக்கிறபடியால், எனக்குப் போதித்தவர்கள் எல்லோரிலும் அறிவுள்ளவனாக இருக்கிறேன்.
Ik heb meer verstand dan al mijn meesters, Want ik denk over uw vermaningen na;
En ik heb helderder inzicht dan de oudsten, Want ik neem uw bevelen in acht.
101 ௧0௧ உம்முடைய வசனத்தை நான் காத்து நடக்கும்படிக்கு, எல்லா பொல்லாத வழிகளுக்கும் என்னுடைய கால்களை விலக்குகிறேன்.
Van alle slechte paden houd ik mijn voeten, Om uw woord te volbrengen;
En van uw voorschriften wijk ik niet af, Want Gij hebt ze mij zelf onderwezen.
103 ௧0௩ உம்முடைய வார்த்தைகள் என்னுடைய நாவுக்கு எவ்வளவு இனிமையானவைகள்; என்னுடைய வாய்க்கு அவைகள் தேனிலும் இனிமையானதாக இருக்கும்.
Hoe zoet voor mijn gehemelte is uw bestel, Meer dan honing voor mijn mond;
Door uw inzettingen ben ik verstandig geworden, En haat dus ieder leugenpad.
105 ௧0௫ நூன். உம்முடைய வசனம் என்னுடைய கால்களுக்குத் தீபமும், என்னுடைய பாதைக்கு வெளிச்சமுமாக இருக்கிறது.
Uw woord is een lamp voor mijn voeten, En een licht op mijn pad;
Ik heb gezworen, en zal het gestand doen, Uw rechtvaardige voorschriften te onderhouden.
Ach, Jahweh, ik ga zo diep gebukt, Wek mij ten leven naar uw bestel;
108 ௧0௮ யெகோவாவே, என்னுடைய வாயின் உற்சாகபலிகளை நீர் ஏற்றுக்கொண்டு, உமது நியாயங்களை எனக்குப் போதித்தருளும்.
Wil de offeranden van mijn mond aanvaarden, o Jahweh, En onderricht mij in uw geboden.
109 ௧0௯ என்னுடைய உயிர் எப்பொழுதும் என்னுடைய கையில் இருக்கிறது; ஆனாலும் உம்முடைய வேதத்தை மறக்கமாட்டேன்.
Al zweeft mijn leven in voortdurend gevaar, Toch vergeet ik nimmer uw wet;
110 ௧௧0 துன்மார்க்கர்கள் எனக்குக் கண்ணிவைக்கிறார்கள்; ஆனாலும் நான் உம்முடைய கட்டளைகளை விட்டு வழிதவறிப் போகமாட்டேன்.
En al leggen de bozen mij strikken, Van al uw bevelen wijk ik niet af.
111 ௧௧௧ உம்முடைய சாட்சிகளை நிரந்தர சுதந்தரமாக்கிக்கொண்டிருக்கிறேன், அவைகளே என்னுடைய இருதயத்தின் மகிழ்ச்சி.
Uw vermaningen blijven mijn erfdeel voor eeuwig, Want ze zijn de vreugd van mijn hart;
En ik heb er mijn hart op gezet, Naar uw inzettingen te leven voor eeuwig en immer!
Ik haat halfslachtige wezens, Maar uw wet heb ik lief;
Gij zijt mijn schuts en mijn schild, Ik vertrouw op uw woord;
Weg van mij, zondaars, Laat mij de geboden van mijn God onderhouden!
116 ௧௧௬ நான் பிழைத்திருப்பதற்கு உமது வார்த்தையின்படி என்னை ஆதரித்தருளும்; என்னுடைய நம்பிக்கை வீணாகிப்போக என்னை வெட்கத்திற்கு உட்படுத்தாமல் இரும்.
Sterk mij naar uw bestel, opdat ik blijf leven, En laat mijn hoop niet worden beschaamd;
117 ௧௧௭ என்னை ஆதரித்தருளும்; அப்பொழுது நான் இரட்சிக்கப்பட்டு, எந்தநாளும் உம்முடைய பிரமாணங்களில் தியானமாக இருப்பேன்.
Stut mij, opdat ik worde gered, En mij altijd aan uw bevelen verkwikke.
118 ௧௧௮ உமது பிரமாணங்களைவிட்டு வழிவிலகுகிற அனைவரையும் மிதித்துப் போடுகிறீர்; அவர்களுடைய சிந்தனை வஞ்சனையானது.
Wie uw inzettingen verlaten, zijn U een gruwel, Want ze bedenken enkel leugens;
119 ௧௧௯ பூமியிலுள்ள துன்மார்க்கர்கள் அனைவரையும் துருவைப்போல அகற்றிவிடுகிறீர்; ஆகையால் உமது சாட்சிகளில் பிரியப்படுகிறேன்.
En als afval veracht Gij alle bozen op aarde, Daarom heb ik uw vermaningen lief.
120 ௧௨0 உமக்குப் பயப்படும் பயத்தால் என்னுடைய உடல் சிலிர்க்கிறது; உமது நியாயத்தீர்ப்புகளுக்குப் பயப்படுகிறேன்.
Mijn lichaam beeft voor U van schrik, En ik ben bevreesd voor uw oordeel!
121 ௧௨௧ ஆயின். நியாயமும் நீதியும் செய்கிறேன்; என்னை ஒடுக்குகிறவர்களுக்கு என்னை ஒப்புக்கொடாமல் இரும்.
Een rechtvaardig oordeel hebt Gij geveld, Lever mij niet over aan mijn verdrukkers;
Uw woord blijve borg voor uw dienaar, Laat geen onbeschaamde mij kwellen.
123 ௧௨௩ உமது இரட்சிப்புக்கும் உமது நீதியின் வார்த்தைகளுக்கும் காத்திருக்கிறதினால் என்னுடைய கண்கள் பூத்துப்போகிறது.
Mijn ogen smachten naar uw heil, En naar uw rechtvaardig bestel;
Handel met uw dienstknecht naar uw genade, En leer mij uw inzettingen kennen;
Ik ben uw dienstknecht: ach, geef mij verstand, Opdat ik uw vermaningen moge begrijpen.
Het is tijd om te handelen, Jahweh: Men verkracht uw wet;
Daarom heb ik uw geboden lief, Boven goud en edel metaal;
128 ௧௨௮ எல்லாவற்றைப்பற்றியும் நீர் அருளின எல்லாக் கட்டளைகளும் செம்மையென்று எண்ணி, அனைத்து பொய்வழிகளையும் வெறுக்கிறேன்.
Daarom richt ik mij naar al uw bevelen, En haat ik ieder leugenpad.
Uw vermaningen zijn wondervol, Mijn ziel neemt ze daarom in acht;
De openbaring van uw woord straalt licht van zich uit, En geeft wijsheid aan de eenvoudigen;
131 ௧௩௧ உம்முடைய கற்பனைகளை நான் விரும்புகிறபடியால், என்னுடைய வாயை ஆவென்று திறந்து அவைகளுக்கு ஏங்குகிறேன்.
En smachtend open ik mijn mond, Want ik hunker naar uw geboden.
132 ௧௩௨ உம்முடைய பெயரை நேசிக்கிறவர்களுக்கு வழங்கும் நியாயத்தின்படியே என்னை நோக்கிப்பார்த்து, எனக்கு இரங்கும்.
Keer U tot mij, en wees mij genadig, Naar uw beschikking voor hen, die uw Naam beminnen;
133 ௧௩௩ உம்முடைய வார்த்தையிலே என்னுடைய காலடிகளை நிலைப்படுத்தி, ஒரு அநியாயமும் என்னை ஆட்கொள்ளச்செய்யாமல் இரும்.
Richt mijn schreden naar uw bestel, En laat geen onheil mij treffen.
134 ௧௩௪ மனிதர்கள் செய்யும் அநீதிகளுக்கு என்னை விலக்கி விடுவித்தருளும்; அப்பொழுது நான் உம்முடைய கட்டளைகளைக் காத்துக்கொள்ளுவேன்.
Bevrijd mij van de verdrukking der mensen, Opdat ik trouw uw bevelen volbrenge;
Laat uw aangezicht stralen over uw dienstknecht, En leer mij uw inzettingen kennen.
136 ௧௩௬ உம்முடைய வேதத்தை மனிதர்கள் காத்து நடக்காதபடியால், என்னுடைய கண்களிலிருந்து நீர்த்தாரைகள் ஓடுகிறது.
Stromen van tranen ontwellen mijn ogen, Omdat men uw wet niet beleeft.
Rechtvaardig zijt Gij, o Jahweh, En ook uw voorschriften zijn volgens recht;
In gerechtigheid hebt Gij uw vermaningen gegeven, En in volledige trouw.
139 ௧௩௯ என்னுடைய எதிரிகள் உம்முடைய வசனங்களை மறந்தபடியால், என்னுடைய பக்திவைராக்கியம் என்னை அழிக்கிறது.
Ik word door ergernis verteerd, Omdat mijn vijanden uw woord vergeten;
Maar uw bestel is beproefd als in vuur, En uw dienstknecht heeft het lief;
En al ben ik maar klein en gering, Nooit wil ik uw bevelen vergeten.
Ongerept blijft uw gerechtigheid voor eeuwig en immer, En waarachtig uw wet;
Al treffen mij nood en ellende, Uw geboden zijn mijn verkwikking.
144 ௧௪௪ உம்முடைய சாட்சிகளின் நீதி என்றைக்கும் நிற்கும்; என்னை உணர்வுள்ளவனாக்கும், அப்பொழுது நான் பிழைத்திருப்பேன்.
Uw inzettingen zijn rechtvaardig voor eeuwig; Onderricht mij er in, opdat ik blijf leven!
145 ௧௪௫ கோப். முழு இருதயத்தோடும் கூப்பிட்டேன், யெகோவாவே, என்னுடைய ஜெபத்தைக் கேளும்; உம்முடைய பிரமாணங்களைக் கைக்கொள்ளுவேன்.
Ik roep met heel mijn hart: Jahweh verhoor mij! Uw inzettingen wil ik trouw onderhouden;
146 ௧௪௬ உம்மை நோக்கிக் கூப்பிட்டேன், என்னைக் காப்பாற்றும்; அப்பொழுது நான் உம்முடைய சாட்சிகளைக் காத்துக்கொள்ளுவேன்.
Ik roep U aan: ach, kom mij te hulp, Om uw vermaningen te beleven.
Ik ben met mijn smeken de dageraad vóór, Want ik smacht naar uw woord;
148 ௧௪௮ உமது வசனத்தைத் தியானிக்கும்படி, குறித்த இரவு நேரங்களுக்கு முன்னே என்னுடைய கண்கள் விழித்துக்கொள்ளும்.
En mijn ogen voorkomen de nachtwake, Om op te zien naar uw bestel.
149 ௧௪௯ உம்முடைய கிருபையின்படி என்னுடைய சத்தத்தைக் கேளும்; யெகோவாவே, உம்முடைய நியாயத்தீர்ப்பின்படி என்னை உயிர்ப்பியும்.
Hoor in uw goedheid mijn smeken, o Jahweh, En wek mij naar uw beschikking ten leven;
150 ௧௫0 தீமையைப் பின்பற்றுகிறவர்கள் நெருங்கி இருக்கிறார்கள்; அவர்கள் உம்முடைய வேதத்திற்குத் தூரமாக இருக்கிறார்கள்.
Mijn listige vervolgers zijn al nabij, Maar ze houden zich ver van uw wet;
Maar Gij ook, Jahweh, zijt nabij, En waarachtig zijn al uw geboden;
152 ௧௫௨ நீர் உம்முடைய சாட்சிகளை என்றென்றைக்கும் நிற்க நிறுவினீர் என்பதை, அவைகளால் நான் நெடுநாளாக அறிந்திருக்கிறேன்.
Van oudsher ken ik uw bevelen, Want Gij hebt ze gegeven voor eeuwig!
Aanschouw mijn ellende, en kom mij te hulp, Want nooit vergeet ik uw wet;
154 ௧௫௪ எனக்காக நீர் வழக்காடி என்னை மீட்டுக்கொள்ளும், உம்முடைய வார்த்தையின்படியே என்னை உயிர்ப்பியும்.
Wees mijn verdediger en mijn beschermer, En doe mij leven naar uw bestel.
155 ௧௫௫ இரட்சிப்பு துன்மார்க்கர்களுக்குத் தூரமாக இருக்கிறது, அவர்கள் உமது பிரமாணங்களைத் தேடமாட்டார்கள்.
Het heil blijft ver van de bozen verwijderd, Want ze zoeken uw inzettingen niet;
156 ௧௫௬ யெகோவாவே, உம்முடைய இரக்கங்கள் பெரியவைகளாக இருக்கிறது; உமது நியாயங்களின்படி என்னை உயிர்ப்பியும்.
Maar uw barmhartigheid, Jahweh, is groot, Wek mij ten leven naar uw woord.
157 ௧௫௭ என்னைத் துன்பப்படுத்துகிறவர்களும் என்னை விரோதிக்கிறவர்களும் அநேகர்; ஆனாலும் உம்முடைய சாட்சிகளை விட்டுவிலகமாட்டேன்.
Al zijn mijn vervolgers en vijanden talrijk, Van uw vermaningen wijk ik niet af;
Het walgt mij, als ik trouwelozen aanschouw, Die uw geboden niet willen volbrengen.
Zie, hoe ik uw bevelen liefheb, o Jahweh, Laat mij dan leven naar uw genade;
Uw woord is een en al waarheid, En eeuwig houden al uw rechtvaardige voorschriften stand.
161 ௧௬௧ ஷீன். அதிகாரிகளும் காரணமில்லாமல் என்னைத் துன்பப்படுத்தினார்கள், ஆனாலும் என்னுடைய இருதயம் உமது வசனத்திற்கே பயப்படுகிறது.
Vorsten vervolgen mij zonder enige grond, Maar mijn hart is enkel beducht voor uw woord.
162 ௧௬௨ மிகுந்த கொள்ளைப்பொருட்களைக் கண்டுபிடிக்கிறவன் மகிழுகிறதுபோல, நான் உமது வார்த்தையின் பெயரில் மகிழுகிறேன்.
Ik verheug mij over uw bestel, Als iemand, die rijke buit heeft gemaakt;
Leugen en haat verfoei ik, Maar uw inzettingen heb ik lief.
Zeven maal daags zing ik uw lof, Om uw rechtvaardige voorschriften;
Die uw wet beminnen, genieten een heerlijke vrede, En struikelen nooit.
Jahweh, ik smacht naar uw heil, En onderhoud uw geboden;
Ik volg uw vermaningen op, En bemin ze van harte;
168 ௧௬௮ உமது கட்டளைகளையும் உமது சாட்சிகளையும் காத்து நடக்கிறேன்; என்னுடைய வழிகளெல்லாம் உமக்கு முன்பாக இருக்கிறது.
Ik volbreng uw bevelen, Ja, heel mijn leven ligt voor U bloot!
169 ௧௬௯ தெள. யெகோவாவே, என்னுடைய கூப்பிடுதல் உமது சந்நிதியில் வருவதாக; உமது வசனத்தின்படியே என்னை உணர்வுள்ளவனாக்கும்.
Jahweh, mijn smeken dringe tot U door, Geef mij inzicht naar uw woord;
Moge mijn gebed voor uw aangezicht komen, Breng mij redding naar uw bestel.
171 ௧௭௧ உம்முடைய பிரமாணங்களை நீர் எனக்குப் போதிக்கும்போது, என்னுடைய உதடுகள் உமது துதியைப் பிரபலப்படுத்தும்.
Dan zal een lofzang mijn lippen ontstromen, Omdat Gij uw inzettingen mij hebt geleerd;
172 ௧௭௨ உமது கற்பனைகளெல்லாம் நீதியுள்ளவைகள்; ஆதலால், என்னுடைய நாவு உம்முடைய வசனத்தை விவரித்துச் சொல்லும்.
En mijn tong zal uw waarachtigheid loven, Want al uw vermaningen zijn gerecht.
Uw hand zij bereid, mij te helpen, Want uw bevelen heb ik verkoren;
Jahweh, ik smacht naar uw heil, En uw wet is mij een verkwikking.
175 ௧௭௫ என்னுடைய ஆத்துமா பிழைத்திருந்து உம்மைத் துதிக்கட்டும்; உமது நியாயத்தீர்ப்புகள் எனக்கு உதவியாக இருக்கட்டும்.
Mijn ziel moge leven, om U te loven, En uw voorschriften mogen mij helpen;
176 ௧௭௬ காணாமற்போன ஆட்டைப்போல வழிதப்பிப்போனேன்; உமது அடியேனைத் தேடும்; உமது கற்பனைகளை நான் மறக்கமாட்டேன்.
Als een verloren schaap dool ik rond: zoek uw dienaar weer op, Want nimmer heb ik uw geboden vergeten!
