நீதிமொழிகள் 19
Beter een arme, die onberispelijk wandelt, Dan een rijke, die verkeerde wegen gaat.
Zonder verstand deugt zelfs de ijver niet; Wie te haastig loopt, doet een misstap.
3 ௩ மனிதனுடைய மதியீனம் அவனுடைய வழியைத் தாறுமாறாக்கும்; என்றாலும் அவனுடைய மனம் யெகோவாவுக்கு விரோதமாக எரிச்சலடையும்.
Door zijn dwaasheid komt de mens op het verkeerde pad, Maar hij zelf wijt het aan Jahweh!
Rijkdom maakt vele vrienden, Een arme raakt zijn vrienden kwijt.
Een onbetrouwbaar getuige blijft niet ongestraft; Wie leugens verspreidt, zal niet ontkomen.
Velen dingen naar de gunst van een voorname; Wie geschenken geeft, heeft allen tot vriend.
7 ௭ தரித்திரனை அவனுடைய சகோதரர்கள் எல்லோரும் பகைக்கிறார்களே, எத்தனை அதிகமாக அவனுடைய நண்பர்கள் அவனுக்குத் தூரமாவார்கள்; அவர்களுடைய வார்த்தைகளை அவன் நாடுகிறான், அவைகளோ வெறும் வார்த்தைகளே.
Als een arme al door zijn broers wordt gehaat, Hoever zullen zijn vrienden zich dan van hem terugtrekken! Wie te veel spreekt, wordt een meester in de boosheid; Wie woorden najaagt, ontkomt niet.
8 ௮ ஞானத்தைப் பெற்றுக்கொள்ளுகிறவன் தன்னுடைய ஆத்துமாவை நேசிக்கிறான்; புத்தியைக் காக்கிறவன் நன்மையடைவான்.
Wie verstand verwerft, heeft zichzelven lief; Wie inzicht bewaart, zal het goede ondervinden.
Een onbetrouwbaar getuige blijft niet ongestraft; Wie leugens verspreidt, zal omkomen.
Weelde staat een dwaas evenmin, Als een knecht het heersen over vorsten.
Wijsheid maakt den mens lankmoedig; Hij gaat er groot op, een misstap te vergeven.
12 ௧௨ ராஜாவின் கோபம் சிங்கத்தின் கெர்ச்சிப்புக்குச் சமானம்; அவனுடைய தயவு புல்லின்மேல் பெய்யும் பனிபோல இருக்கும்.
Een toornig koning brult als een leeuw, Maar als dauw op het groen is zijn gunst.
Een dwaas kind is een ramp voor zijn vader, Het getwist van een vrouw een gestadig druppelend lek.
Huis en have worden van vader geërfd, Maar een verstandige vrouw komt van Jahweh.
Luiheid verwekt een diepe slaap, Een trage geest moet honger lijden.
16 ௧௬ கட்டளையைக் காத்துக்கொள்ளுகிறவன் தன்னுடைய ஆத்துமாவைக் காக்கிறான்; தன்னுடைய வழிகளை அவமதிக்கிறவன் சாவான்.
Wie de geboden in acht neemt, behoedt zichzelf; Wie niet past op zijn wandel, zal sterven.
17 ௧௭ ஏழைக்கு இரங்குகிறவன் யெகோவாவுக்குக் கடன்கொடுக்கிறான்; அவன் கொடுத்ததை அவர் திரும்பக் கொடுப்பார்.
Wie goed is voor een arme, leent aan Jahweh; Hij zal hem zijn weldaad vergelden.
18 ௧௮ நம்பிக்கையிருக்கும்வரை உன்னுடைய மகனைத் தண்டி; ஆனாலும் அவனைக் கொல்ல உன்னுடைய ஆத்துமாவில் தீர்மானிக்காதே.
Tuchtig uw kind, zo lang er nog hoop is; Maar laat u niet vervoeren tot toorn.
Een driftig mens zal moeten boeten; Wilt ge hem helpen, ge maakt het nog erger.
20 ௨0 உன்னுடைய முடிவுகாலத்தில் நீ ஞானமுள்ளவனாக இருக்கும்படி, ஆலோசனையைக்கேட்டு, புத்திமதியை ஏற்றுக்கொள்.
Luister naar raad, en neem vermaning aan, Opdat ge tenslotte wijs moogt zijn.
Vele plannen gaan er om in den mens, Maar het besluit van Jahweh, dàt komt tot stand.
Goedheid strekt den mens tot gewin, Beter arm te zijn dan wreed
23 ௨௩ யெகோவாவுக்குப் பயப்படுதல் வாழ்க்கைக்கு ஏதுவானது; அதை அடைந்தவன் திருப்தியடைந்து நிலைத்திருப்பான்; தீமை அவனை அணுகாது.
Het ontzag voor Jahweh leidt ten leven; Men rust dan tevreden, niet door rampen bezocht.
24 ௨௪ சோம்பேறி தன்னுடைய கையை பாத்திரத்திலே வைத்து, அதைத் திரும்பத் தன்னுடைய வாய்க்குகூட கொண்டுபோகாமல் இருக்கிறான்.
Als een luiaard zijn hand in de schotel heeft gestoken, Brengt hij haar nog niet eens naar de mond.
25 ௨௫ பரியாசக்காரனை அடி, அப்பொழுது பேதை எச்சரிக்கப்படுவான்; புத்திமானைக் கடிந்துகொள், அவன் அறிவுள்ளவனாவான்.
Slaat ge een spotter, dan wordt de onervarene wijs; Vermaant ge een verstandig mens, hij leert er nog uit.
26 ௨௬ தன்னுடைய தகப்பனைக் கொள்ளையடித்து, தன்னுடைய தாயைத் துரத்திவிடுகிறவன், வெட்கத்தையும், அவமானத்தையும் உண்டாக்குகிற மகன்.
Wie zijn vader mishandelt, zijn moeder verjaagt, Is een kind, dat beschaamt en te schande maakt.
Mijn zoon, houdt ge op, naar vermaning te luisteren, Dan dwaalt ge af van verstandige taal.
Een kwaadwillige getuige spot met het recht, De mond der bozen stort onrecht uit.
Voor de spotters liggen roeden gereed, En slagen voor de rug van de dwazen.
