பிரசங்கி 7
Beter is een goede naam, dan goede olie, en de dag des doods, dan de dag, dat iemand geboren wordt.
2 ௨ விருந்து வீட்டிற்குப் போவதைவிட துக்கவீட்டிற்குப் போவது நலம்; இதிலே எல்லா மனிதர்களின் முடிவும் காணப்படும்; உயிரோடு இருக்கிறவன் இதைத் தன்னுடைய மனதிலே சிந்திப்பான்.
Het is beter te gaan in het klaaghuis, dan te gaan in het huis des maaltijds; want in hetzelve is het einde aller mensen, en de levende legt het in zijn hart.
Het treuren is beter dan het lachen; want door de droefheid des aangezichts wordt het hart gebeterd.
Het hart der wijzen is in het klaaghuis; maar het hart der zotten in het huis der vreugde.
Het is beter te horen het bestraffen des wijzen, dan dat iemand hore het gezang der dwazen.
Want gelijk het geluid der doornen onder een pot is, alzo is het lachen eens zots. Dit is ook ijdelheid.
Voorwaar, de onderdrukking zou wel een wijze dol maken; en het geschenk verderft het hart.
Het einde van een ding is beter dan zijn begin; de lankmoedige is beter dan de hoogmoedige.
Zijt niet haastig in uw geest om te toornen; want de toorn rust in den boezem der dwazen.
10 ௧0 இந்த நாட்களைவிட முன்னான நாட்கள் நலமாக இருந்தது என்று சொல்லாதே; நீ இதைக்குறித்துக் கேட்பது ஞானமல்ல.
Zeg niet: Wat is er, dat de vorige dagen beter geweest zijn, dan deze? Want gij zoudt naar zulks niet uit wijsheid vragen.
De wijsheid is goed met een erfdeel; en degenen, die de zon aanschouwen, hebben voordeel daarvan.
12 ௧௨ ஞானம் கேடகம், செல்வமும் கேடகம்; ஞானம் தன்னை உடையவர்களுக்கு வாழ்வு தரும்; இதுவே அறிவின் மேன்மை.
Want de wijsheid is tot een schaduw, en het geld is tot een schaduw; maar de uitnemendheid der wetenschap is, dat de wijsheid haar bezitters het leven geeft.
Aanmerk het werk Gods; want wie kan recht maken, dat Hij krom gemaakt heeft?
14 ௧௪ வாழ்வுகாலத்தில் நன்மையை அனுபவித்திரு, தாழ்ந்து இருக்கும் காலத்தில் சிந்தனைசெய்; மனிதன் தனக்குப்பின்பு வருவது ஒன்றையும் கண்டுபிடிக்கமுடியாதபடி தேவன் இந்த இரண்டையும் ஒன்றுக்கொன்று எதிராக வைத்திருக்கிறார்.
Geniet het goede ten dage des voorspoeds, maar ten dage des tegenspoeds, zie toe; want God maakt ook den een tegenover den ander, ter oorzake dat de mens niet zou vinden iets, dat na hem zal zijn.
15 ௧௫ இவை எல்லாவற்றையும் என்னுடைய மாயையின் நாட்களில் கண்டேன்; தன்னுடைய நீதியிலே கெட்டுப்போகிற நீதிமானும் உண்டு, தன்னுடைய பாவத்திலே நீடித்திருக்கிற பாவியும் உண்டு.
Dit alles heb ik gezien in de dagen mijner ijdelheid; er is een rechtvaardige, die in zijn gerechtigheid omkomt; daarentegen is er een goddeloze, die in zijn boosheid zijn dagen verlengt.
16 ௧௬ மிஞ்சின நீதிமானாக இருக்காதே, உன்னை அதிக ஞானியுமாகவும் ஆக்காதே; உன்னை நீ ஏன் கெடுத்துக்கொள்ளவேண்டும்?
Wees niet al te rechtvaardig, noch houd uzelven al te wijs; waarom zoudt gij verwoesting over u brengen?
17 ௧௭ மிஞ்சின துன்மார்க்கனாக இருக்காதே, அதிக பேதையுமாக இருக்காதே; உன்னுடைய காலத்திற்கு முன்பே நீ ஏன் சாகவேண்டும்?
Wees niet al te goddeloos, noch wees al te dwaas; waarom zoudt gij sterven buiten uw tijd?
18 ௧௮ நீ இதைப் பற்றிக்கொள்வதும் அதைக் கைவிடாமல் இருப்பதும் நலம்; தேவனுக்குப் பயப்படுகிறவன் இவைகள் எல்லாவற்றிலிருந்தும் காக்கப்படுவான்.
Het is goed, dat gij daaraan vasthoudt, en trek ook uw hand van dit niet af; want die God vreest, dien ontgaat dat al.
De wijsheid versterkt den wijze meer dan tien heerschappers, die in een stad zijn.
Voorwaar, er is geen mens rechtvaardig op aarde, die goed doet, en niet zondigt.
21 ௨௧ சொல்லப்படும் எல்லா வார்த்தைகளையும் கவனிக்காதே; கவனித்தால் உன்னுடைய வேலைக்காரன் உன்னை சபிப்பதைக் கேள்விப்படவேண்டியதாகும்.
Geef ook uw hart niet tot alle woorden, die men spreekt, opdat gij niet hoort, dat uw knecht u vloekt.
Want uw hart heeft ook veelmalen bekend, dat gij ook anderen gevloekt hebt.
23 ௨௩ இவை எல்லாவற்றையும் ஞானத்தினால் சோதித்துப்பார்த்தேன்; நான் ஞானவானாவேன் என்றேன், அது எனக்குத் தூரமானது.
Dit alles heb ik met wijsheid verzocht; ik zeide: Ik zal wijsheid bekomen, maar zij was nog verre van mij.
Hetgeen verre af is, en zeer diep, wie zal dat vinden?
25 ௨௫ ஞானத்தையும், காரணகாரியத்தையும் விசாரித்து ஆராய்ந்து அறியவும், மதிகேட்டின் தீமையையும் புத்திமயக்கத்தின் பைத்தியத்தையும் அறியவும் என்னுடைய மனதைச் செலுத்தினேன்.
Ik keerde mij om, en mijn hart, om te weten, en om na te sporen, en te zoeken wijsheid en een sluitrede; en om te weten de goddeloosheid der zotheid, en de dwaasheid der onzinnigheden.
26 ௨௬ கண்ணிகளும் வலைகளுமாகிய நெஞ்சமும், கயிறுகளுமாகிய கைகளுமுடைய பெண்ணானவள், சாவிலும் அதிக கசப்புள்ளவளென்று கண்டேன்; தேவனுக்கு முன்பாக நீதிமானாக இருக்கிறவன் அவளுக்குத் தப்புவான்; பாவியோ அவளால் பிடிபடுவான்.
En ik vond een bitterder ding, dan de dood: een vrouw, welker hart netten en garen, en haar handen banden zijn; wie goed is voor Gods aangezicht, zal van haar ontkomen; daarentegen de zondaar zal van haar gevangen worden.
27 ௨௭ காரியத்தை அறியும்படி ஒவ்வொன்றாக விசாரணைசெய்து, இதோ, இதைக் கண்டுபிடித்தேன் என்று பிரசங்கி சொல்லுகிறான்:
Ziet, dit heb ik gevonden, zegt de prediker, het ene bij het andere, om de sluitrede te vinden;
28 ௨௮ என்னுடைய மனம் இன்னும் ஒன்றைத் தேடுகிறது, அதை நான் கண்டுபிடிக்கவில்லை; ஆயிரம் பேருக்குள்ளே ஒரு மனிதனைக் கண்டேன்; இவர்கள் எல்லோருக்குள்ளும் ஒரு பெண்ணை நான் காணவில்லை.
Dewelke mijn ziel nog zoekt, maar ik heb haar niet gevonden: een man uit duizend heb ik gevonden; maar een vrouw onder die allen heb ik niet gevonden.
29 ௨௯ இதோ, தேவன் மனிதனை நேர்மை உள்ளவனாக உண்டாக்கினார்; அவர்களோ அநேக காரியங்களைத் தேடிக்கொண்டார்கள்; இதைமட்டும் கண்டேன்.
Alleenlijk ziet, dit heb ik gevonden, dat God den mens recht gemaakt heeft, maar zij hebben veel vonden gezocht.
