Книга пророка Исаии 30
1 Горе чада отступившая, сия глаголет и Господь: сотвористе совет не Мною и заветы не духом Моим, приложити грехи ко грехом:
Wee den kinderen, die afvallen, spreekt de HEERE, om een raadslag te maken, maar niet uit Mij, en om zich met een bedekking te bedekken, maar niet uit Mijn Geest, om zonde tot zonde te doen;
2 идущии снити во Египет, Мене же не вопросиша, еже помощь имети от фараона и заступление от Египтян.
Die gaan, om af te trekken in Egypte, en vragen Mijn mond niet; om zich te sterken met de macht van Farao, en om hun toevlucht te nemen onder de schaduw van Egypte.
3 Будет бо вам покров фараонов в постыдение и уповающым на Египет укоризна:
Want de sterkte van Farao zal ulieden tot schaamte zijn, en die toevlucht onder de schaduw van Egypte tot schande.
4 яко суть в Тане старейшины его, и вестницы его зли.
Wanneer zijn vorsten zullen geweest zijn tot Zoan, en zijn gezanten zullen gekomen zijn tot nabij Chanes;
5 Вотще потрудятся людий ради, иже не упользуют их, ниже на помощь, ниже на пользу, но на студ и на укоризну.
Hij zal hen allen beschaamd maken door een volk, dat hun geen nut kan doen, noch tot hulp, noch tot voordeel, maar tot schande en ook tot smaadheid zijn zal.
6 В печали и в тесноте лев и львичищь: оттуду аспиды и племя аспидов парящих, иже везяху на ослех и на велблюдех богатство свое ко языку, иже не поможет им в помощь, но на студ и укоризну.
De last der beesten, van het zuiden, naar het land des angstes, en der benauwdheid, van waar de sterke leeuw en de oude leeuw is, de basilisk en de vurige vliegende draak; hun goederen zullen zij voeren op den rug der veulens, en hun schatten op de bulten der kemelen, tot het volk, dat hun geen nut zal doen.
7 Египтяне вотще и всуе успеют вам: возвести им, яко тщетно утешение ваше сие.
Want Egypte zal ijdellijk en te vergeefs helpen; daarom heb Ik hierover geroepen; Stilzitten zal hun sterkte zijn.
8 Ныне убо сед напиши сия на дске и в книгу: яко будут сия во дни времен и даже до века.
Nu dan, ga henen, schrijf voor hen op een tafel, en teken het in een boek, opdat het blijve tot den laatsten dag, voor altoos, tot in eeuwigheid.
9 Яко людие непокориви суть, сынове лживии, иже не похотеша слышати закона Божия,
Want het is een wederspannig volk; het zijn leugenachtige kinderen; kinderen, die des HEEREN wet niet horen willen.
10 глаголюще пророком: не поведайте нам: и видения видящым: не глаголите нам, но нам глаголите и возвещайте нам иное прельщение
Die daar zeggen tot de zieners: Ziet niet; en tot de schouwers: Schouwt ons niet, wat recht is; spreekt tot ons zachte dingen, schouwt ons bedriegerijen.
11 и совратите нас с пути сего: отимите от нас путь сей и отимите от нас суд Израилев.
Wijkt af van den weg, maakt u van de baan; laat den Heilige Israels van ons ophouden!
12 Того ради сице глаголет Господь Святый Израилев: понеже не покористеся словесем сим и надеястеся на лжу, и яко пороптасте и уповающе бысте на слово сие,
Daarom, zo zegt de Heilige Israels: Omdat gijlieden dit woord verwerpt, en vertrouwt op onderdrukking en verkeerdheid, en steunt daarop:
13 сего ради будет вам грех сей, аки стена падающая внезапу града тверда пленена, егоже абие настоит падение:
Daarom zal ulieden deze misdaad zijn gelijk een vallende scheur, uitwaarts gebogen in een hogen muur, welks breuk haastelijk in een ogenblik komen zal.
14 и падение его будет яко сокрушение сосуда глиняна, от глины дробны, яко не можно обрести в них чрепа, имже огнь возмеши и в оньже влиеши воды мало.
Ja, Hij zal ze verbreken, gelijk een pottenbakkerskruik verbroken wordt; in het brijzelen zal Hij niet verschonen; alzo dat van haar verbrijzeling niet een scherf zal gevonden worden, om vuur uit den haard te nemen, of om water te scheppen uit een gracht.
15 Тако глаголет Господь, Господь Святый Израилев: егда возвратився воздохнеши, тогда спасешися и уразумееши, где еси был: егда уповал еси на суетная, тщетна крепость ваша бысть, и не хотесте послушати,
Want alzo zegt de Heere HEERE, de Heilige Israels: Door wederkering en rust zoudt gijlieden behouden worden, in stilheid en in vertrouwen zou uw sterkte zijn; doch gij hebt niet gewild.
16 но рекосте: на конех побегнем. Того ради побегнете. И рекосте: на легких всадницы будем. Того ради легцы будут гонящии вас.
En gij zegt: Neen, maar op paarden zullen wij vlieden; daarom zult gij vlieden! En: Op snelle paarden zullen wij rijden; daarom zullen uw vervolgers ook snel zijn!
17 От гласа единаго побегнут тысяща, и от гласа пяти побегнут мнози, дондеже оставлени будете аки щогла на горе и яко знамя носяй на холме.
Een duizend van het schelden van enige, van het schelden van vijf zult gij allen vlieden; totdat gij overgelaten wordt, gelijk een mast op den top van een berg, en als een banier op een heuvel.
18 И паки пождет Бог, еже ущедрити вас, и сего ради вознесется еже помиловати вас: зане судия Господь Бог ваш есть, и где оставите славу вашу? Блажени вси пребывающии в Нем.
En daarom zal de HEERE wachten, opdat Hij u genadig zij, en daarom zal Hij verhoogd worden, opdat Hij Zich over ulieden ontferme, want de HEERE is een God des gerichts; welgelukzalig zijn die allen, die Hem verwachten.
19 Зане людие святии в Сионе вселятся, Иерусалим же плачем восплакася: помилуй мя. Помилует тя, егда узре глас вопля твоего, послуша тебе.
Want het volk zal in Sion wonen, te Jeruzalem; gij zult ganselijk niet wenen; gewisselijk zal Hij u genadig zijn op de stem uws geroeps; zo haast Hij die horen zal, zal Hij u antwoorden.
20 И даст Господь вам хлеб печали и воду тесную, и ктому не приближатся к тебе льстящии тя: яко очи твои узрят прельщающих тя,
De Heere zal ulieden wel brood der benauwdheid, en wateren der verdrukking geven; maar uw leraars zullen niet meer als met vleugelen wegvliegen, maar uw ogen zullen uw leraars zien;
21 и ушеса твоя услышат словеса созади тебе прельщающих, иже глаголют: сей путь, поидим по нему или на десно, или на лево.
En uw oren zullen horen het woord desgenen, die achter u is, zeggende: Dit is de weg, wandelt in denzelven; als gij zoudt afwijken ter rechter- of ter linkerhand.
22 И отвержеши кумиры посребренныя, и позлащенныя раздробиши, и развееши яко воду жены месячныя, и аки мотыла отвержеши я.
En gijlieden zult voor onrein houden het deksel uwer zilveren gesneden beelden, en het overtreksel uwer gouden gegoten beelden; gij zult ze wegwerpen gelijk een maanstondig kleed, en tot elk van die zeggen: Henen uit!
23 Тогда будет дождь семени земли твоея, и хлеб жита земли твоея будет изюбилен и тучен, и напасутся скоти твои в той день на месте тучне и пространне.
Dan zal Hij uw zaad, waarmede gij het land bezaaid hebt, regen geven, en brood van des lands inkomen, en hetzelve zal vet en smoutig zijn; uw vee zal te dien dage in een wijde landouwe weiden.
24 Юнцы ваши и волове делающии землю наядятся плев смешенных со ячменем извеяным.
En de ossen, en ezelveulens, die het land bouwen, zullen zuiver voeder eten, hetwelk verschud is met de werpschoffel en met de wan.
25 И будет на всяцей горе высоце и на всяцем холме вознесенне вода текущая в день оный, егда погибнут мнози, и егда падутся столпи:
En er zullen op allen hogen berg, en op allen verhevenen heuvel beekjes en watervlieten zijn, in den dag der grote slachting, wanneer de torens vallen zullen.
26 и будет свет луны аки свет солнца, и свет солнечный будет седмерицею в той день, егда изцелит Господь сокрушение людий Своих и болезнь язвы твоея изцелит.
En het licht der maan zal zijn als het licht der zon, en het licht der zon zal zevenvoudig zijn als het licht van zeven dagen; ten dage als de HEERE de breuk Zijns volks zal verbinden, en de wonde, waarmede het geslagen is, genezen.
27 Се, имя Господне идет временем многим, горящая ярость Его: со славою слово устен Его, слово гнева полно, и гнев ярости яко огнь пояст:
Ziet, de Naam des HEEREN komt van verre, Zijn toorn brandt, en de last is zwaar; Zijn lippen zijn vol gramschap, en Zijn tong, als een verterend vuur;
28 и дух Его аки вода в дебри влекущи приидет даже до выи и разделится, еже смутити языки о прельщении суетнем, и поженет я прелесть тща, и возмет я пред лицем их.
En Zijn adem is als een overlopende beek, die tot aan den hals toe raakt; om de heidenen te schudden met een schudding der ijdelheid, en als een misleidende toom in de kinnebakkens der volken.
29 Еда присно подобает вам радоватися и входити во святая Моя всегда, аки празднующым и яко веселящымся внити со сопелию в гору Господню к Богу Израилеву?
Er zal een lofzang bij ulieden zijn, gelijk in den nacht, wanneer het feest geheiligd wordt; en blijdschap des harten, gelijk van een, die met pijpen wandelt, om te komen tot den berg des HEEREN, tot den Rotssteen van Israel.
30 И слышану сотворит Господь славу гласа Своего, и ярость мышцы Своея показати, с яростию и гневом, и со пламенем поядающим возгремит зелно, и яко вода и град низходящь нуждею.
En de HEERE zal Zijn heerlijke stem doen horen, en de nederlating Zijns arms doen zien, met grimmigheid van toorn, en een vlam van verterend vuur, stralen, en een vloed, en hagelstenen.
31 Гласом бо Господним побеждени будут Ассириане язвою, еюже аще поразит я.
Want door de stem des HEEREN zal Assur te morzel geslagen worden, die met de roede sloeg.
32 И будет ему окрест, отюнудуже бе их надежда помощи, на нюже той уповаше: тии со тимпаны и гусльми ратовати будут нань от пременения.
En alwaar die gegrondveste staf doorgegaan zal zijn (op welken de HEERE dien zal hebben doen rusten), daar zal men met trommelen en harpen zijn; want met bewegende bestrijdingen zal Hij tegen hen strijden.
33 Ты бо прежде дний истязан будеши: еда и тебе уготовася царствовати? Дебрь глубокую, древеса лежаща, огнь и древа многа, ярость Господня аки дебрь жупелом горящая.
Want Tofeth is van gisteren bereid; ja, hij is ook voor den koning bereid; Hij heeft hem diep en wijd gemaakt, het vuur en hout van zijn brandstapel is veel; de adem des HEEREN zal hem aansteken als een zwavelstroom.
