Третья книга Царств 8

1 И собра царь Соломон вся старейшины Израилевы, вся начала колен, старейшины отечеств сынов Израилевых к себе во Сион, еже пренести кивот завета Господня от града Давидова: той есть Сион.

Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en al de hoofden der stammen, de oversten der vaderen, onder de kinderen Israels, tot den koning Salomo te Jeruzalem, om de ark des verbonds des HEEREN op te brengen uit de stad Davids, dewelke is Sion.

2 И собрашася ко царю Соломону вси людие Израилевы в месяц Афаним в праздник: сей есть месяц седмый.

En alle mannen van Israel verzamelden zich tot den koning Salomo, in de maand Ethanim op het feest; die is de zevende maand.

3 И приидоша вси старейшины Израилевы, и взяша иерее кивот,

En al de oudsten van Israel kwamen; en de priesters namen de ark op.

4 и вознесоша кивот Господень, и скинию свидения, и вся сосуды святыя яже во скинии свидения: и вознесоша я иерее и левити.

En zij brachten de ark des HEEREN en de tent der samenkomst opwaarts mitsgaders al de heilige vaten, die in de tent waren; en de priesters en de Levieten brachten dezelve opwaarts.

5 Царь же Соломон и весь собор Израилский, собравшеся к нему, с ним пред кивотом жряху волы и овцы несочтенны, безчисленны от множества.

De koning Salomo nu en de ganse vergadering van Israel, die bij hem vergaderd waren, waren met hem voor de ark, offerende schapen en runderen, die vanwege de menigte niet konden geteld, noch gerekend worden.

6 И внесоша иерее кивот завета Господня на место его во давир храма, во Святая Святых, под крила херувимов.

Alzo brachten de priesteren de ark des verbonds des HEEREN tot haar plaats, tot de aanspraakplaats van het huis, tot het heilige der heiligen, tot onder de vleugelen der cherubim.

7 Херувими бо беша распростерше криле над местом кивота: и окрываху херувими над кивотом и над святыми его сверху.

Want de cherubim spreidden beide vleugelen over de plaats der ark; en de cherubim overdekten de ark en haar handbomen van boven.

8 И обдержаста освященая: и зряхуся главы освященных от святых к лицу давира, и не являхуся вне.

Daarna schoven zij de handbomen verder uit, dat de hoofden der handbomen gezien werden uit het heiligdom voor aan de aanspraakplaats, maar buiten niet gezien werden; en zij zijn aldaar tot op dezen dag.

9 Не бе в кивоте токмо две скрижали каменны, скрижали завета, ихже положи Моисей в Хориве, яже завеща Господь со сынами Израилевыми, внегда исходити им от земли Египетския.

Er was niets in de ark, dan alleen de twee stenen tafelen, die Mozes bij Horeb daarin gelegd had, als de HEERE een verbond maakte met de kinderen Israels, toen zij uit Egypteland uitgetogen waren.

10 И бысть егда изыдоша иерее из святилища, и облак исполни храм Господень,

En het geschiedde, als de priesters uit het heilige uitgingen, dat een wolk het huis des HEEREN vervulde.

11 и не можаху иерее стати служити от лица облака, яко исполни слава Господня храм.

En de priesters konden niet staan om te dienen, vanwege de wolk; want de heerlijkheid des HEEREN had het huis des HEEREN vervuld.

12 Тогда рече Соломон: Господь рече еже обитати во мгле,

Toen zeide Salomo: De HEERE heeft gezegd, dat Hij in donkerheid zou wonen.

13 аз же создах дом имени Твоему свят Тебе и готов, и престолу твоему, еже обитати Тебе в нем во веки.

Ik heb immers een huis gebouwd, U ter woonstede, een vaste plaats tot Uw eeuwige woning.

14 И обрати царь лице свое и благослови царь всего Израиля: весь же собор Израилев стояше.

Daarna wendde de koning zijn aangezicht om, en zegende de ganse gemeente van Israel; en de ganse gemeente van Israel stond.

15 И рече (царь): благословен Господь Бог Израилев днесь, Иже глагола усты Своими о Давиде отце моем и рукама Своима исполни, глаголя:

En hij zeide: Geloofd zij de HEERE, de God Israels, Die met Zijn mond tot mijn vader David gesproken heeft, en heeft het met Zijn hand vervuld, zeggende:

16 от дне в оньже изведох люди Моя Израиля из Египта, не избрах града от всех племен Израилевых на создание храму, еже быти имени Моему тамо: но избрах во Иерусалиме быти имени Моему тамо: и избрах Давида быти ему властелину над людьми Моими Израилем:

Van dien dag af, dat Ik Mijn volk Israel uit Egypteland uitgevoerd heb, heb Ik geen stad verkoren uit alle stammen van Israel, om een huis te bouwen, dat Mijn Naam daar zou wezen; maar Ik heb David verkoren, dat hij over Mijn volk Israel wezen zou.

17 и бысть на сердцы отцу моему Давиду, еже создати храм имени Господа Бога Израилева,

Het was ook in het hart van mijn vader David, een huis den Naam van den HEERE, den God Israels, te bouwen.

18 и рече Господь к Давиду отцу моему: понеже взыде на сердце твое еже создати храм имени Моему, добре сотворил еси, яко бысть на сердцы твоем:

Maar de HEERE zeide tot David, mijn vader: Dewijl dat in uw hart geweest is Mijn Naam een huis te bouwen, gij hebt welgedaan, dat het in uw hart geweest is.

19 обаче ты не созиждеши храма, но разве сын твой, иже изыде из чресл твоих, той созиждет храм имени Моему:

Evenwel gij zult dat huis niet bouwen; maar uw zoon, die uit uw lendenen voortkomen zal, die zal Mijn Naam dat huis bouwen.

20 и возстави Господь глаголгол Свой егоже глагола: и востах вместо Давида отца моего, и седох на престоле Израилеве, якоже глагола Господь, и создах храм имени Господа Бога Израилева,

Ze heeft de HEERE bevestigd Zijn woord, dat Hij gesproken had; want ik ben opgestaan in de plaats van mijn vader David, en ik zit op den troon van Israel, gelijk als de HEERE gesproken heeft; en ik heb een huis gebouwd den Naam des HEEREN, des Gods van Israel.

21 и поставих тамо место кивоту, в немже есть тамо завет Господень, егоже завеща Господь со отцы нашими во извождении их из земли Египетския.

En ik heb daar een plaats beschikt voor de ark, waarin het verbond des HEEREN is, hetwelk Hij met onze vaderen maakte, als Hij hen uit Egypteland uitvoerde.

22 И ста Соломон пред лицем олтаря Господня пред всем собором Израилевым и воздвиже руце свои на небо,

En Salomo stond voor het altaar des HEEREN, tegenover de ganse gemeente van Israel, en breidde zijn handen uit naar den hemel;

23 и рече: Господи Боже Израилев, несть якоже Ты Бог на небеси горе и на земли низу, храняй завет и милость рабу Твоему ходящему пред Тобою всем сердцем своим,

En hij zeide: HEERE, God van Israel, er is geen God, gelijk Gij, boven in den hemel, noch beneden op de aarde, houdende het verbond en de weldadigheid aan Uw knechten, die voor Uw aangezicht met hun ganse hart wandelen;

24 яже сохранил еси рабу Твоему Давиду отцу моему: ибо глаголал еси усты Твоими и рукама Твоима совершил еси, якоже день сей:

Die Uw knecht, mijn vader David, gehouden hebt, wat Gij tot hem gesproken hadt; want met Uw mond hebt Gij gesproken, en met Uw hand vervuld, gelijk het te dezen dage is.

25 и ныне, Господи Боже Израилев, сохрани рабу Твоему Давиду отцу моему, яже рекл еси ему, глаголя: не оскудеет муж от лица Моего седяй на престоле Израилеве, токмо аще сохранят чада твоя пути своя, еже ходити предо Мною, якоже ходил еси предо Мною:

En nu HEERE, God van Israel, houd Uw knecht, mijn vader David, wat Gij tot hem gesproken hebt, zeggende: Geen man zal u van voor Mijn aangezicht afgesneden worden, die op den troon van Israel zitte; alleenlijk zo uw zonen hun weg bewaren, om te wandelen voor Mijn aangezicht, gelijk als gij gewandeld hebt voor Mijn aangezicht.

26 и ныне, Господи Боже Израилев, да уверится глаголгол Твой, егоже рекл еси Давиду отцу моему:

Nu dan, o God van Israel, laat toch Uw woord waar worden, hetwelk Gij gesproken hebt tot Uw knecht, mijn vader David.

27 яко аще истинно вселится Бог с человеки на земли? Аще небо и небо небесе не довлеют Ти, кольми паче храм сей, егоже создах имени Твоему?

Maar waarlijk, zou God op de aarde wonen? Zie, de hemelen, ja, de hemel der hemelen zouden U niet begrijpen, hoeveel te min dit huis, dat ik gebouwd heb!

28 И да призриши на молитву мою, Господи Боже Израилев, послушати молитвы, еюже молится раб Твой пред тобою к Тебе днесь,

Wend U dan nog tot het gebed van Uw knecht, en tot zijn smeking, o HEERE, mijn God, om te horen naar het geroep en naar het gebed, dat Uw knecht heden voor Uw aangezicht bidt.

29 да будут очи Твои отверсты на храм сей день и нощь, на место о немже рекл еси: будет имя Мое тамо на услышание молитвы, еюже молится раб Твой на месте сем день и нощь:

Dat Uw ogen open zijn, nacht en dag, over dit huis, over deze plaats, van dewelke Gij gezegd hebt: Mijn Naam zal daar zijn; om te horen naar het gebed, hetwelk Uw knecht bidden zal in deze plaats.

30 и услышиши молитву раба Твоего и людий Твоих Израиля, о нихже помолятся на месте сем: и ты услышиши на месте обиталища Твоего на небеси, и сотвориши и помилуеши:

Hoor dan naar de smeking van Uw knecht, en van Uw volk Israel, die in deze plaats zullen bidden; en Gij, hoor in de plaats Uwer woning, in den hemel, ja, hoor, en vergeef.

31 елика аще согрешит кийждо ко искреннему своему, и аще приимет на него клятву еже кляти его, и приидет, и исповесть пред лицем олтаря Твоего в храме сем:

Wanneer iemand tegen zijn naaste zal gezondigd hebben, en hij hem een eed des vloeks opgelegd zal hebben, om zichzelven te vervloeken; en de eed des vloeks voor Uw altaar in dit huis komen zal;

32 и Ты услышиши от небесе, и сотвориши суд людем Твоим Израилю: осудити беззаконнаго, дати путь его на главу его, и оправдити праведнаго, дати ему по правде его:

Hoor Gij dan in den hemel, en doe, en richt Uw knechten, veroordelende den ongerechtige, gevende zijn weg op zijn hoofd, en rechtvaardigende den gerechtige, gevende hem naar zijn gerechtigheid.

33 егда падут людие Твои Израиль пред враги, яко согрешат Ти, и обратятся к Тебе, и исповедятся имени Твоему, и помолятся и возглаголют молитву к Тебе в храме сем:

Wanneer Uw volk Israel zal geslagen worden voor het aangezicht des vijands, omdat zij tegen U gezondigd zullen hebben, en zich tot U bekeren, en Uw Naam belijden, en tot U in dit huis bidden en smeken zullen;

34 и Ты услышиши с небесе, и милостив будеши о согрешениих людий Своих Израиля, и возвратиши я в землю, юже дал еси отцем их:

Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw volk Israel, en breng hen weder in het land, dat Gij hun vaderen gegeven hebt.

35 внегда заключитися небеси и не быти дождю, яко согрешат Ти, и помолятся на месте сем, и исповедятся имени Твоему, и от грех своих обратятся, егда смириши их:

Als de hemel zal gesloten zijn, dat er geen regen is, omdat zij tegen U gezondigd zullen hebben; en zij in deze plaats bidden, en Uw Naam belijden, en van hun zonden zich bekeren zullen, als Gij hen geplaagd zult hebben;

36 и услышиши с небесе, и милостив будеши о гресех раба Твоего и людий Твоих Израиля: яко явиши им путь благий ходити по нему, и даси дождь на землю, юже дал еси людем Твоим в достояние:

Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.

37 глад аще будет, смерть аще будет, егда будет возжжение, гусеницы, ржа аще будет, и аще оскорбят я врази их в единем от градов их: все противное, всяка болезнь,

Als er honger in het land wezen zal, als er pest wezen zal, als er brandkoren, honigdauw, sprinkhanen, kevers wezen zullen, als zijn vijand in het land zijner poorten hem belegeren zal, of enige plage, of enige krankheid wezen zal;

38 всяка молитва, всяко моление аще будет всякому человеку от людий Израилевых, егда познает кийждо болезнь сердца своего, и воздвигнет руце свои в храме сем:

Alle gebed, alle smeking, die van enig mens, van al Uw volk Israel, geschieden zal; als zij erkennen, een ieder de plage zijns harten, en een ieder zijn handen in dit huis uitbreiden zal;

39 и Ты услышиши от небесе, от готоваго жилища Твоего, и милостив будеши, и сотвориши, и даси коемуждо по путем его, якоже увеси сердце его, яко Ты един токмо веси всех сердца сынов человеческих:

Hoor Gij dan in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, en vergeef, en doe, en geef een iegelijk naar al zijn wegen, gelijk Gij zijn hart kent; want Gij alleen kent het hart van alle kinderen der mensen;

40 да боятся Тебе вся дни, в няже поживут на земли, юже дал еси отцем нашым:

Opdat zij U vrezen al de dagen, die zij leven zullen in het land, dat Gij onzen vaderen gegeven hebt.

41 и чуждему, иже несть от людий Твоих Израиля, той аще приидет от земли издалеча ради имене Твоего, зане услышат имя Твое велико, и руку Твою крепкую, и мышцу Твою высокую,

Zelfs ook aangaande den vreemde, die van Uw volk Israel niet zal zijn, maar uit verren lande om Uws Naams wil komen zal;

42 и приидет, и помолится на месте сем:

(Want zij zullen horen van Uw groten Naam, en van Uw sterke hand, en van Uw uitgestrekten arm) als hij komen en bidden zal in dit huis;

43 и ты услышиши с небесе от готоваго жилища Твоего, и сотвориши по всем, в еликих аще призовет Тя чуждий, яко да уразумеют вси людие земнии имя Твое и убоятся Тебе, якоже людие Твои Израиль, и разумеют, яко имя Твое наречеся на храме сем, егоже создах:

Hoor Gij in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, en doe naar alles, waarom die vreemde tot U roepen zal; opdat alle volken der aarde Uw Naam kennen, om U te vrezen, gelijk Uw volk Israel, en om te weten, dat Uw Naam genoemd wordt over dit huis, hetwelk ik gebouwd heb.

44 егда изыдут людие Твои на брань на враги своя, путем имже возвратиши я, и помолятся именем Господним путем града, егоже избрал еси Себе, и ко храму, егоже аз создах имени Твоему:

Wanneer Uw volk in den krijg tegen zijn vijand uittrekken zal door den weg, dien Gij hen henen zenden zult, en zullen tot den HEERE bidden naar den weg dezer stad, die Gij verkoren hebt, en naar dit huis, hetwelk ik Uw Naam gebouwd heb;

45 и ты услышиши с небесе молитву их и моления их, и сотвориши оправдание им:

Hoor dan in den hemel hun gebed en hun smeking, en voer hun recht uit.

46 яко согрешат Ти, яко несть человек, иже не согрешит, и разгневаешися на ня, и предаси я пред враги, и попленят их пленящии в землю далече, или близ,

Wanneer zij gezondigd zullen hebben tegen U (want geen mens is er, die niet zondigt), en Gij tegen hen vertoornd zult zijn, en hen leveren zult voor het aangezicht des vijands, dat degenen, die hen gevangen hebben, hen gevankelijk wegvoeren in des vijands land, dat verre of nabij is.

47 и обратят сердца своя в земли, аможе преселишася, и обратятся, и помолятся Тебе в земли преселения своего, глаголюще: согрешихом, беззаконновахом, неправдовахом:

En zij in het land, waar zij gevankelijk weggevoerd zijn, weder aan hun hart brengen zullen, dat zij zich bekeren, en tot U smeken in het land dergenen, die ze gevankelijk weggevoerd hebben, zeggende: Wij hebben gezondigd, en verkeerdelijk gedaan, wij hebben goddelooslijk gehandeld;

48 и обратятся ко Тебе всем сердцем своим и всею душею своею в земли враг своих, аможе превел еси их, и помолятся к Тебе по пути земли своея, юже дал еси отцем их, и ко граду, егоже избрал еси, и ко храму, егоже создах имени Твоему:

En zij zich tot U bekeren, met hun ganse hart, en met hun ganse ziel, in het land hunner vijanden, die hen gevankelijk weggevoerd zullen hebben; en tot U bidden zullen naar den weg van hun land (hetwelk Gij hun vaderen gegeven hebt), naar deze stad, die Gij verkoren hebt, en naar dit huis, dat ik Uw Naam gebouwd heb;

49 и услышиши от небесе, от готоваго жилища Твоего молитву их и моление их, и сотвориши оправдание им,

Hoor dan in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, hun gebed en hun smeking en voer hun recht uit;

50 и милостив будеши неправдам их, имиже согрешиша Ти, и по всем отметанием их, имиже отвергошася Тебе, да даси их в щедроты пред пленившими их, и ущедрят я:

En vergeef aan Uw volk, dat zij tegen U gezondigd zullen hebben, en al hun overtredingen, waarmede zij tegen U zullen overtreden hebben; en geef hun barmhartigheid voor het aangezicht dergenen, die ze gevangen houden, opdat zij zich hunner ontfermen;

51 яко людие Твои и наследие Твое суть, ихже извел еси из земли Египетския от среды пещи железныя:

Want zij zijn Uw volk en Uw erfdeel, die Gij uitgevoerd hebt uit Egypteland, uit het midden des ijzeren ovens;

52 и да будут уши Твои и очи Твои отверсты на молитву раба Твоего и к молению людий Твоих Израиля, послушати их о всех, о нихже призовут Тя,

Opdat Uw ogen open zijn tot de smeking van Uw knecht en tot de smeking van Uw volk Israel, om naar hen te horen, in al hun roepen tot U.

53 яко Ты избрал еси я Себе в наследие от всех людий земли, якоже глаголал еси рукою раба Твоего Моисеа, внегда извести Тебе отцы нашя из земли Египетския, Господи Господи. Тогда глагола Соломон о храме, егда соверши созидати его: солнце познано сотвори на небеси: Господь рече пребывати во мгле: созижди храм Мой, храм благолепный себе, еже пребывати в новости: не сие ли писано в книгах песни?

Want Gij hebt hen U tot een erfdeel afgezonderd, uit alle volken der aarde; gelijk als Gij gesproken hebt door den dienst van Mozes, Uw knecht, als Gij onze vaderen uit Egypte uitvoerdet, Heere HEERE!

54 И бысть егда сконча Соломон моляся ко Господу всею молитвою и молением сим, и воста от лица олтаря Господня припад на колена своя, и руце свои возде на небо,

Het geschiedde nu, als Salomo voleind had dit ganse gebed, en deze smeking tot den HEERE te bidden, dat hij van voor het altaar des HEEREN opstond, van het knielen op zijn knieen, met zijn handen uitgebreid naar den hemel;

55 и ста, и благослови весь собор Израилев, гласом велиим глаголя:

Zo stond hij, en zegende de ganse gemeente van Israel, zeggende met luider stem:

56 благословен Господь (Бог) днесь, Иже даде покой людем Своим Израилю, по всем елика глагола: не пременися слово ни едино во всех словесех Его благих, имиже глагола рукою Моисеа раба Своего:

Geloofd zij de HEERE, Die aan Zijn volk Israel rust gegeven heeft, naar alles, wat Hij gesproken heeft! Niet een enig woord is er gevallen van al Zijn goede woorden, die Hij gesproken heeft door den dienst van Mozes, Zijn knecht.

57 да будет Господь Бог наш с нами, якоже бе со отцы нашими: да не оставит нас, ниже да отвратит нас,

De HEERE, onze God, zij met ons, gelijk als Hij geweest is met onze vaderen; Hij verlate ons niet, en begeve ons niet;

58 преклонити сердца наша к Нему, еже ходити во всех путех Его и хранити вся заповеди Его и повеления Его и оправдания Его, яже заповеда отцем нашым:

Neigende tot Zich ons hart, om in al Zijn wegen te wandelen, en om te houden Zijn geboden, en Zijn inzettingen, en Zijn rechten, dewelke Hij onzen vaderen geboden heeft.

59 и да будут словеса сия, имиже молихся пред Господем Богом нашим днесь, приближающеся Господу Богу нашему день и нощь, еже творити оправдания рабу Твоему и оправдания людем Твоим Израилю во вся дни:

En dat deze mijn woorden, waarmede ik voor den HEERE gesmeekt heb, mogen nabij zijn voor den HEERE, onzen God, dag en nacht; opdat Hij het recht van Zijn knecht uitvoere, en het recht van Zijn volk Israel, elkeen dagelijks op zijn dag.

60 яко да разумеют вси людие земли, яко Господь Бог Той Сам Бог, и несть инаго,

Opdat alle volken der aarde weten, dat de HEERE die God is, niemand meer;

61 и да будут сердца наша совершенна ко Господу Богу нашему преподобно ходити в повелениих Его и хранити заповеди Его, якоже день сей.

En ulieder hart volkomen zij met den HEERE, onzen God, om te wandelen in Zijn inzettingen, en Zijn geboden te houden, gelijk te dezen dage.

62 И царь и вси сынове Израилевы пожроша жертву пред Господем.

En de koning, en gans Israel met hem, offerden slachtofferen voor het aangezicht des HEEREN.

63 И пожре царь Соломон жертвы мирныя, яже пожре Господу, волов двадесять две тысящы и овец сто и двадесять тысящ. И обнови царь храм Господень и вси сынове Израилевы.

En Salomo offerde ten dankoffer, dat hij den HEERE offerde, twee en twintig duizend runderen, en honderd en twintig duizend schapen. Alzo hebben zij het huis des HEEREN ingewijd, de koning en al de kinderen Israels.

64 В той день освяти царь (Соломон) средину двора, яже пред лицем храма Господня: яко сотвори тамо всесожжение и дары, и жертвы и тучная мирных, яко олтарь медяный, иже пред Господем, мал бе, еже не возмощи вместити всесожжения даров и жертвы мирных.

Ten zelfden dage heiligde de koning het middelste des voorhofs, dat voor het huis des HEEREN was, omdat hij aldaar het brandoffer en het spijsoffer bereid had, mitsgaders het vet der dankofferen; want het koperen altaar, dat voor het aangezicht des HEEREN was, was te klein, om de brandofferen, en de spijsofferen, en het vet der dankofferen te vatten.

65 И сотвори Соломон праздник в той день, и весь Израиль с ним, собор велий, от входа Емафа даже до реки Египта, пред Господем Богом нашим, у храма, егоже созда, ядый и пия и веселяся пред Господем Богом нашим седмь дний,

Terzelfder tijd ook hield Salomo het feest, en gans Israel met hem, een grote gemeente, van den ingang af van Hamath tot de rivier van Egypte, voor het aangezicht des HEEREN, onzes Gods, zeven dagen en zeven dagen, zijnde veertien dagen.

66 и во осмый день распусти люди. И благословиша царя, и идоша кийждо в домы своя, радующеся веселым сердцем о благих, яже сотвори Господь Давиду рабу Своему и Израилю людем Своим.

Op den achtsten dag liet hij het volk gaan, en zij zegenden den koning; daarna gingen zij naar hun tenten, blijde en goedsmoeds over al het goede, dat de HEERE aan David, Zijn knecht, en aan Israel, Zijn volk, gedaan had.