< Третья книга Царств 1 >
1 И царь Давид бысть стар прешед дни, и одеваху его ризами (многими), и не согревашеся.
Toen koning David heel oud geworden was, kon hij maar niet warm worden, hoe men hem ook met dekens toedekte.
2 И реша отроцы его ему: да поищут господину нашему царю девицы юныя, и предстоит цареви, и будет греющи его, и да лежит с ним, и согреется господин наш царь.
Daarom zeiden zijn hovelingen tot hem: Laat men voor mijn heer en koning een jonge maagd zoeken, die hem voortdurend ten dienste staat, hem verzorgt en bij hem slaapt; dan zal mijn heer en koning wel warm worden.
3 И искаша отроковицы добрыя от всего предела Израилева, и обретоша Ависагу Сумантяныню, и приведоша ю ко царю.
In het hele gebied van Israël zocht men nu naar een mooi meisje, en vond Abisjag van Sjoenem, die men bij den koning bracht.
4 И бе отроковица добра видением зело: и бысть греющи царя и служаше ему: царь же не позна ея.
Het was een bijzonder mooi meisje; ze verzorgde den koning en diende hem, maar de koning hield geen gemeenschap met haar.
5 И Адониа сын Аггифин вознесеся, глаголя: аз имам царствовати. И сотвори себе колесницы и конники, и пятьдесят мужей еже ходити пред ним.
Intussen dacht Adoni-ja, de zoon van Chaggit, in zijn overmoed: Ik zal koning worden. Daarom schafte hij zich een wagen en ruiters aan, en vijftig man, die voor hem uitliepen;
6 И не возбрани ему отец его никогда, глаголя: почто сие ты сотворил еси? И бе той красен зраком зело, и того роди по Авессаломе.
ondanks dit alles viel zijn vader hem nooit lastig met de vraag: Waarom doet ge dat? Bovendien was Adoni-ja zeer knap van uiterlijk, en volgde in leeftijd op Absalom.
7 И беша совети его со Иоавом сыном Саруиным и со Авиафаром иереом, и помогаху вслед Адонии.
Hij onderhandelde dus met Joab, den zoon van Seroeja, en den priester Ebjatar, en dezen kozen de partij van Adoni-ja.
8 Садок же иерей и Ванеа сын Иодаев, и Нафан пророк и Семей, и Рисий и сынове сильнии Давидовы не быша по Адонии.
Maar de priester Sadok, Benajáhoe, de zoon van Jehojada, de profeet Natan en Sjimi met zijn krijgsmakkers, Davids helden, hielden het niet met Adoni-ja.
9 И пожре Адониа овцы и телцы и агнцы при камени Зоелефе, иже бе близ источника Рогиля: и призва всю братию свою, сыны царевы, и вся мужы Иудовы, отроки царевы:
Toen Adoni-ja dan ook schapen runderen en mestvee bij de Slangensteen naast de bron Rogel offerde, en daarbij al zijn broers en al de koninklijke beambten uit de stam van Juda uitnodigde,
10 Нафана же пророка и Ванеа и сильных и Соломона брата своего не зва.
vroeg hij den profeet Natan, Benajáhoe, de helden en zijn broer Salomon niet.
11 И рече Нафан ко Вирсавии матери Соломони, глаголя: не слышала ли еси, яко воцарися Адониа сын Аггифин, господин же наш Давид не весть:
Toen sprak Natan tot Bat-Sjéba, de moeder van Salomon: Hebt ge niet gehoord, dat Adoni-ja, de zoon van Chaggit, buiten medeweten van onzen heer David koning is geworden?
12 ныне убо совещаю ти совет, и избавиши душу свою и душу сына твоего Соломона:
Laat mij u nu een raad geven, hoe gij uw eigen leven en dat van uw zoon Salomon kunt redden.
13 гряди, вниди к царю Давиду и речеши к нему, глаголющи: не ты ли, господи мой царю, клялся еси рабе твоей, глаголя: яко Соломон сын твой имать царствовати по мне, и той сядет на престоле моем? И что яко воцарися Адониа?
Ga binnen bij koning David en zeg hem: Hebt gij, mijn heer en koning, uw dienstmaagd niet onder ede beloofd "Uw zoon Salomon zal na mij koning worden en op mijn troon zitten?" Waarom is Adoni-ja dan koning geworden?
14 И се, еще глаголющей тебе тамо со царем, и аз вниду вслед тебе и дополню словеса твоя.
Terwijl gij dan nog met den koning spreekt, zal ik na u binnenkomen en uw woorden kracht bijzetten.
15 И вниде Вирсавиа ко царю в ложницу. И царь стар зело, и Ависаг Сумантяныня бяше служащи царю.
Bat-Sjéba ging dus het vertrek van den koning binnen; de koning was zeer oud en Abisjag van Sjoenem diende hem.
16 И приклонися Вирсавиа и поклонися цареви. И рече царь: что ти есть?
Bat-Sjéba boog voor den koning, en wierp zich voor hem neer. Hij zeide tot haar: Wat verlangt ge?
17 Она же рече: господи мой царю, ты клялся еси пред Господем Богом твоим рабе твоей, глаголя: яко сын твой Соломон имать царствовати по мне, и той сядет на престоле моем:
Zij antwoordde: Mijn heer, gij hebt uw dienares bij Jahweh, uw God, gezworen: "Uw zoon Salomon zal na mij koning worden en op mijn troon zitten".
18 и се, ныне Адониа царствует, ты же, господи мой царю, не веси:
En zie, nu is Adoni-ja koning geworden, zonder dat gij, mijn heer en koning, het weet.
19 и пожре телцы и агнцы и овцы во множестве, и созва вся сыны царевы, и Авиафара жерца и Иоава князя силы, Соломона же раба твоего не призва:
Hij heeft een grote menigte runderen, mestvee en schapen geofferd, en al de zonen des konings genodigd, met den priester Eb-jatar en den legeroverste Joab, maar uw dienaar Salomon niet.
20 ты же, господи мой царю, очи всего Израиля к тебе: да возвестиши им, кто сядет на престоле господина моего царя по нем:
Thans zijn de ogen van heel Israël op u gericht, mijn heer en koning, opdat gij het te kennen geeft, wie na u op de troon van mijn heer en koning moet zitten.
21 и будет егда уснет господин мой царь со отцы своими, и буду аз и сын мой Соломон грешни.
Anders zullen ik en mijn zoon Salomon als misdadigers behandeld worden, wanneer mijn heer en koning bij zijn vaderen zal te ruste gaan.
22 И се, еще ей глаголющей с царем, и Нафан пророк прииде.
Terwijl zij nog met den koning sprak, kwam de profeet Natan;
23 И возвестиша царю, глаголюще се, Нафан пророк. И вниде пред лице царево, и поклонися царю пред лицем его до земли,
en men meldde den koning: Daar is de profeet Natan. Deze kwam bij den koning binnen, wierp zich voor hem op zijn aangezicht ter aarde,
24 и рече Нафан: господи мой царю, ты ли рекл еси: Адониа да царствует по мне, и той да сядет на престоле моем?
en sprak: Mijn heer en koning, gij hebt dus gezegd, dat Adoni-ja na u koning zal worden en op uw troon zal zitten?
25 Яко сниде днесь и закла телцы и агнцы и овцы во множестве, и созва вся сыны царевы и князи сильных, и Авиафара иереа: и се, суть ядуще и пиюще пред ним, и реша: да живет царь Адониа:
Want hij is vandaag een grote menigte runderen, mestvee en schapen gaan offeren, en heeft daarbij al de zonen des konings met de legeroversten en den priester Ebjatar uitgenodigd; nu eten en drinken ze bij hem en roepen: Leve koning Adoni-ja!
26 и мене самаго раба твоего, и Садока иереа, и Ванеа сына Иодаева, и Соломона раба твоего не зва:
Maar mij, uw dienaar, en den priester Sadok, heeft hij niet uitgenodigd; evenmin Benajáhoe, den zoon van Jehojada, en uw dienaar Salomon.
27 от господина ли царя моего бысть глагол сей? И не сказал еси рабу твоему, кто сядет на престоле господина моего царя по нем?
Is dit alles werkelijk op last van mijn heer en koning gebeurd, zonder dat gij uw dienaar hebt laten weten, wie na u op de troon van mijn heer en koning zal zitten?
28 И отвеща царь Давид и рече: призовите ми Вирсавию. И вниде (Вирсавиа) пред царя и ста пред лицем его.
Nu sprak koning David: Roept Bat-Sjéba hier. Toen zij binnen gekomen was en voor den koning stond,
29 И клятся царь и рече: жив Господь, иже избави душу мою от всея печали:
zwoer hij: Zo waar Jahweh leeft, die mij uit alle nood heeft gered;
30 якоже бо кляхтися пред Господем Богом Израилевым, глаголя: яко Соломон сын твой воцарится по мне, и той сядет на престоле моем вместо мене, яко тако сотворю ему в днешний день.
wat ik u bij Jahweh, Israëls God, gezworen heb, dat uw zoon Salomon na mij koning zal worden en in mijn plaats op mijn troon zal zitten, dat breng ik vandaag nog ten uitvoer.
31 И преклонися Вирсавиа лицем на землю, и поклонися царю и рече: да живет господин мой царь Давид во веки.
Toen boog Bat-Sjéba het aangezicht ter aarde, wierp zich voor den koning neer en zeide: Leve mijn heer, koning David. in eeuwigheid!
32 И рече царь Давид: призовите мне Садока жерца и Нафана пророка, и Ванеа сына Иодаева. И внидоша пред царя.
Nu sprak koning David: Roept den priester Sadok, den profeet Natan en Benajáhoe, den zoon van Jehojada. Toen dezen voor den koning waren verschenen,
33 И рече им царь: поимите с собою рабы господина вашего, и всадите сына моего Соломона на мска моего, и ведите его к Гиону,
zeide hij hun: Neemt de dienaren van uw heer mee, zet mijn zoon Salomon op mijn eigen muildier, en leidt hem naar de Gichon
34 и да помажет его тамо Садок иерей и Нафан пророк в царя над Израилем, и вострубите трубою рожаною и речете: да живет царь Соломон:
Daar moeten de priester Sadok en de profeet Natan hem tot koning over Israël zalven. Steekt dan de bazuin en roept: Leve koning Salomon!
35 и изыдите вслед его, и внидет, и сядет на престоле моем, и той воцарится вместо мене: и аз заповедах, да будет властелин над Израилем и Иудою.
Trekt daarop in zijn gevolg de stad binnen, en laat hem dan op mijn troon gaan zitten. Zo zal hij koning zijn in mijn plaats; want hem stel ik aan tot vorst over Israël en Juda.
36 И отвеща Ванеа сын Иодаев царю и рече: буди тако: да утвердит Господь Бог глагол сей господина моего царя:
Toen sprak Benajáhoe, de zoon van Jehojada, tot den koning: Zo zij het! Moge Jahweh de woorden van mijn heer en koning bekrachtigen.
37 якоже бе Господь со господином моим царем, тако да будет и с Соломоном, и да возвеличит престол его паче престола господина моего царя Давида.
Zoals Jahweh met mijn heer en koning geweest is, zo moge Hij ook met Salomon zijn, en zijn troon nog verhevener maken dan die van mijn heer en koning David.
38 И сниде Садок иерей и Нафан пророк, и Ванеа сын Иодаев, и Хереффи и Фелеффи, и всадиша Соломона на мска царя Давида, и возведоша его к Гиону:
Toen gingen de priester Sadok, de profeet Natan en Benajáhoe, de zoon van Jehojada, met de Kretenzen en de Peletiërs heen, zetten Salomon op het muildier van koning David, en leidden hem naar de Gichon.
39 и взя Садок иерей рог с елеем от скинии, и помаза Соломона, и воструби трубою рожаною, и реша вси людие: да живет царь Соломон.
Daar nam de priester Sadok de hoorn met olie, die hij uit de verbondstent had meegenomen, en zalfde Salomon. Nu stak men de bazuin, en heel het volk riep: Leve koning Salomon!
40 И взыдоша вси людие вслед его и ликоваша в лицех, и веселяхуся веселием великим, и разседеся земля от гласа их.
Daarop trok al het volk achter hem aan de stad in, en men speelde op de fluit en jubelde van vreugde, zodat de grond er van dreunde.
41 И слыша Адониа и вси званнии его, и тии скончаша уже ядуще. И слыша Иоав глас трубы рожаны и рече: кий глас есть града шумяща?
Adoni-ja en al de gasten, die bij hem waren, hoorden dit, juist toen de maaltijd ten einde was. Ook Joab hoorde de klank der bazuinen en vroeg: Vanwaar dat luid gejoel in de stad?
42 И еще Ему глаголющу, и се, Ионафан сын Авиафара иереа прииде. И рече Адониа: вниди, яко муж силы ты еси, и благая возвести.
Terwijl hij nog sprak, kwam Jonatan, de zoon van den priester Ebjatar aangelopen, en Adoni-ja riep: Kom hier; ge zijt een flink man, en zult wel een goede tijding brengen.
43 И отвеща Ионафан и рече: известно, господин наш царь Давид постави Соломона царем:
Maar Jonatan antwoordde: Integendeel; onze heer, koning David, heeft Salomon koning gemaakt.
44 и посла с ним царь Садока иереа и Нафана пророка, и Ванеа сына Иодаева, и Хереффи и Фелеффи, и всадиша его на мска царева:
Hij heeft hem den priester Sadok, den profeet Natan, en Benajáhoe, den zoon van Jehojada met de Kretenzen en de Peletiërs meegegeven. Dezen hebben hem op het muildier van den koning gezet,
45 и помазаша его Садок иерей и Нафан пророк на царство в Гионе, и взыдоша оттуду веселящеся, и возшуме град: сей глас, егоже слышасте:
en de priester Sadok en de profeet Natan hebben hem bij de Gichon tot koning gezalfd. Vandaar zijn ze jubelend de stad ingegaan, die in rep en roer geraakte. Dit is het rumoer, dat ge gehoord hebt.
46 и седе Соломон на престоле царстем:
Salomon heeft zich op de koninklijke troon neergezet,
47 и внидоша раби царевы благословити господина нашего царя Давида, глаголюще: да ублажит Бог имя Соломона сына твоего паче имене твоего, и да возвеличит престол его паче престола твоего: и поклонися царь на одре своем,
en de dienaren van den koning zijn binnengekomen, om onzen heer, koning David, geluk te wensen. Ze zeiden: Moge uw God de naam van Salomon nog roemrijker maken dan de uwe, en zijn troon nog verhevener dan uw troon. En de koning boog zich op zijn rustbed neer
48 и сице рече царь: благословен Господь Бог Израилев, Иже даде днесь от семене моего седяща на престоле моем, и очи мои видят.
en sprak: Gezegend zij Jahweh, Israëls God, die heden een van mijn zonen op mijn troon heeft geplaatst, en het mij met eigen ogen heeft laten zien.
49 И ужасошася ужасом, и восташа вси званнии Адониевы, и отиде кийждо путем своим.
Toen stonden de gasten van Adoni-ja ontsteld op, en zochten allen een goed heenkomen.
50 И Адониа убояся от лица Соломоня, и воста и отиде, и ятся за рог олтаря.
Ook Adoni-ja liep uit vrees voor Salomon weg, en greep de hoornen van het altaar
51 И возвестиша Соломону, глаголюще: се, Адониа убояся царя Соломона, и держится за рог олтаря, глаголя: да кленетмися днесь царь Соломон, яко не убиет раба своего оружием.
En men berichtte aan Salomon, dat Adoni-ja uit vrees voor koning Salomon de hoornen van het altaar had vastgegrepen en gezegd: Eerst moet koning Salomon mij zweren, dat hij zijn dienaar niet met het zwaard zal doden.
52 И рече Соломон: аще будет сын силы, ни влас главы его упадет на землю: аще же злоба обрящется в нем, умрет.
Maar Salomon zei: Wanneer het blijkt, dat hij een eerlijk man is, zal geen haar van hem ter aarde vallen; maar wordt hij op iets slechts betrapt, dan zal hij sterven.
53 И посла царь Соломон, и сведоша его со олтаря. И вниде, и поклонися царю Соломону. И рече ему Соломон: иди в дом свой.
Daarop liet koning Salomon hem van het altaar halen; hij kwam en wierp zich voor koning Salomon neer. En Salomon sprak tot hem: Ga naar huis.