< Brojevi 29 >
1 A sedmoga mjeseca prvi dan da imate sveti sabor; posla ropskoga nijednoga ne radite; to da vam je trubni dan.
Desgelijks in de zevende maand, op den eersten der maand, zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen; het zal u een dag des geklanks zijn.
2 I prinesite žrtvu paljenicu za miris ugodni Gospodu, jedno tele, jednoga ovna, sedam jaganjaca od godine zdravijeh;
Dan zult gij een brandoffer, ten liefelijken reuk, den HEERE bereiden: een jongen var, een ram, zeven volkomen eenjarige lammeren;
3 A dar uz njih bijeloga brašna smiješana s uljem tri desetine uz tele i dvije desetine uz ovna,
En hun spijsoffer van meelbloem, met olie gemengd; drie tienden tot den var, twee tienden tot den ram.
4 I po jednu desetinu uza svako jagnje od sedam jaganjaca;
En een tiende tot een lam, tot die zeven lammeren toe;
5 I jednoga jarca za grijeh, radi oèišæenja vašega;
En een geitenbok ten zondoffer, om over ulieden verzoening te doen;
6 Osim žrtve paljenice u poèetku mjeseca i dara njezina, i osim svagdašnje žrtve paljenice i dara njezina i naljeva njihovijeh po uredbi njihovoj, za miris ugodni, za žrtvu ognjenu Gospodu.
Behalve het brandoffer der maand, en zijn spijsoffer, en het gedurig brandoffer, en zijn spijsoffer, met hun drankofferen, naar hun wijze, ten liefelijken reuk, ten vuuroffer den HEERE.
7 I deseti dan toga mjeseca sedmoga da imate sveti sabor; i muèite duše svoje; ne radite nikakoga posla;
En op den tienden dezer zevende maand zult gij een heilige samenroeping hebben, en gij zult uw zielen verootmoedigen; geen werk zult gij doen;
8 Nego prinesite Gospodu za miris ugodni žrtvu paljenicu, jedno tele, jednoga ovna, sedam jaganjaca od godine, a neka vam je zdravo;
Maar gij zult brandoffer, ten liefelijken reuk, den HEERE offeren: een jongen var, een ram, zeven eenjarige lammeren; volkomen zullen zij u zijn;
9 I dar uz njih bijeloga brašna pomiješana s uljem tri desetine uz tele, dvije desetine uz ovna,
En hun spijsoffer van meelbloem, met olie gemengd: drie tienden tot den var, twee tienden tot den enen ram;
10 Po jednu desetinu uza svako jagnje od onijeh sedam jaganjaca;
Tot elk een tiende tot een lam, tot die zeven lammeren toe;
11 Jarca jednoga za grijeh, osim žrtve za grijeh radi oèišæenja, i osim svagdašnje žrtve paljenice i dara njezina i naljeva njihovijeh.
Een geitenbok ten zondoffer, behalve het zondoffer der verzoeningen, en het gedurig brandoffer; en zijn spijsoffer, met hun drankofferen.
12 I petnaesti dan toga mjeseca sedmoga da imate sveti sabor; nijednoga posla ropskoga ne radite; nego praznujte praznik Gospodu sedam dana.
Insgelijks op den vijftienden dag dezer zevende maand, zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen; maar zeven dagen zult gij den HEERE een feest vieren.
13 I prinesite žrtvu paljenicu, ognjenu žrtvu za ugodni miris Gospodu, trinaest telaca, dva ovna, èetrnaest jaganjaca od godine, a neka su zdravi;
En gij zult een brandoffer ten vuuroffer offeren, ten liefelijken reuk den HEERE: dertien jonge varren, twee rammen, veertien eenjarige lammeren; zij zullen volkomen zijn;
14 I dar uz njih brašna bijeloga smiješana s uljem po tri desetine uza svako tele od trinaest telaca, po dvije desetine uza svakoga ovna od ona dva ovna,
En hun spijsoffer van meelbloem, met olie gemengd: drie tienden tot een var, tot die dertien varren toe; twee tienden tot een ram, onder die twee rammen;
15 I po jednu desetinu uza svako jagnje od onijeh èetrnaest jaganjaca;
En tot elke een tiende tot een lam, tot die veertien lammeren toe;
16 I jednoga jarca za grijeh, osim svagdašnje žrtve paljenice i dara njezina i naljeva njezina.
En een geitenbok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, zijn spijsoffer, en zijn drankoffer.
17 A drugi dan dvanaest telaca, dva ovna, èetrnaest jaganjaca od godine zdravijeh,
Daarna op den tweeden dag: twaalf jonge varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren;
18 I dar njihov i naljev njihov, uz teoce, uz ovnove i uz jaganjce, po broju njihovu, kako je ureðeno;
En hun spijsoffer, en hun drankofferen tot de varren, tot de rammen, en tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze;
19 I jarca jednoga za grijeh, osim svagdašnje žrtve paljenice i dara njezina i naljeva njezina.
En een geitenbok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, en zijn spijsoffer, met hun drankofferen.
20 A treæi dan jedanaest telaca, dva ovna i èetrnaest jaganjaca od godine zdravijeh;
En op den derden dag: elf varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren;
21 I darove njihove i naljeve njihove, uz teoce, uz ovnove i uz jaganjce, po broju njihovu, kako je ureðeno;
En hun spijsofferen, en hun drankofferen tot de varren, tot de rammen, en tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze;
22 I jednoga jarca za grijeh, osim svagdašnje žrtve paljenice i dara njezina i naljeva njezina.
En een bok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, en zijn spijsoffer, en zijn drankoffer.
23 A èetvrti dan deset telaca, dva ovna, èetrnaest jaganjaca od godine zdravijeh;
Verder op den vierden dag: tien varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren;
24 I dar njihov i naljeve njihove, uz teoce, uz ovnove i uz jaganjce, po broju njihovu, kako je ureðeno;
Hun spijsoffer, en hun drankofferen tot de varren, tot de rammen, en tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze;
25 I jednoga jarca za grijeh, osim svagdašnje žrtve paljenice i dara njezina i naljeva njezina.
En een geitenbok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, zijn spijsoffer, en zijn drankoffer.
26 A peti dan devet telaca, dva ovna, èetrnaest jaganjaca od godine zdravijeh;
En op den vijfden dag: negen varren, twee rammen, en veertien volkomen eenjarige lammeren;
27 I dar njihov i naljeve njihove, uz teoce, uz ovnove i uz jaganjce, po broju njihovu, kako je ureðeno;
En hun spijsoffer, en hun drankofferen tot de varren, tot de rammen, en tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze;
28 I jednoga jarca za grijeh, osim svagdašnje žrtve paljenice i dara njezina i naljeva njezina.
En een bok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, en zijn spijsoffer, en zijn drankoffer.
29 A šesti dan osam telaca, dva ovna, èetrnaest jaganjaca od godine zdravijeh,
Daarna op den zesden dag: acht varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren;
30 I dar njihov i naljeve njihove, uz teoce, uz ovnove i uz jaganjce, po broju njihovu, kako je ureðeno;
En hun spijsoffer, en hun drankofferen tot de varren, tot de rammen, en tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze;
31 I jednoga jarca za grijeh, osim svagdašnje žrtve paljenice i dara njezina i naljeva njezina.
En een bok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, zijn spijsoffer, en zijn drankofferen.
32 A sedmi dan sedam telaca, dva ovna, èetrnaest jaganjaca od godine zdravijeh,
En op den zevenden dag: zeven varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren;
33 I dar njihov i naljeve njihove, uz teoce, uz ovnove i uz jaganjce, po broju njihovu, kako je ureðeno;
En hun spijsoffer, en hun drankofferen tot de varren, tot de rammen, en tot de lammeren, in hun getal, naar hun wijze;
34 I jarca za grijeh, osim svagdašnje žrtve paljenice i dara njezina i naljeva njezina.
En een bok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, zijn spijsoffer, en zijn drankoffer.
35 A osmi dan da vam je praznik; nijednoga posla ropskoga ne radite.
Op den achtsten dag zult gij een verbodsdag hebben; geen dienstwerk zult gij doen.
36 Nego prinesite žrtvu paljenicu, žrtvu ognjenu za ugodni miris Gospodu, jedno tele, jednoga ovna, sedam jaganjaca od godine zdravijeh,
En gij zult een brandoffer ten vuuroffer offeren, ten liefelijken reuk den HEERE; een var, een ram, zeven volkomen eenjarige lammeren;
37 I dar njihov i naljeve njihove, uz tele, uz ovna i uz jaganjce, po broju njihovu, kako je ureðeno;
Hun spijsoffer, en hun drankofferen tot den var, tot den ram, en tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze;
38 I jednoga jarca za grijeh, osim svagdašnje žrtve paljenice i dara njezina i naljeva njezina.
En een bok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, en zijn spijsoffer, en zijn drankoffer.
39 To prinosite Gospodu na praznike svoje, osim onoga što biste po zavjetu ili od svoje volje prinijeli za žrtve paljenice ili darove ili naljeve ili žrtve zahvalne.
Deze dingen zult gij den HEERE doen op uw gezette hoogtijden; behalve uw geloften, en uw vrijwillige offeren, met uw brandofferen, en met uw spijsofferen en met uw drankofferen, en met uw dankofferen.
40 I kaza Mojsije sinovima Izrailjevijem sve što zapovjedi Gospod.
En Mozes sprak tot de kinderen Israels naar al wat de HEERE Mozes geboden had.