اشعیا 33

1 وای بر شما ای آشوری‌ها که همه را غارت می‌کنید و پیمانهایی را که با قومهای دیگر بسته‌اید زیر پا می‌گذارید. به‌زودی این غارت و خیانت شما پایان خواهد یافت و آنگاه خود شما مورد غارت و خیانت واقع خواهید شد.

Wee u, gij verwoester, die niet verwoest zijt, en gij, die trouwelooslijk handelt, waar men niet trouwelooslijk tegen u gehandeld heeft! Als gij het verwoesten zult volbracht hebben, zult gij verwoest worden; als gij het trouweloos handelen zult voleind hebben, zal men trouwelooslijk tegen u handelen.

2 ای خداوند، بر ما رحم کن، زیرا چشم امید ما به توست. هر بامداد به ما قدرت عطا کن و ما را از سختی نجات ده.

HEERE, wees ons genadig, wij hebben op U gewacht; wees hun arm allen morgen, daartoe onze behoudenis ten tijde der benauwdheid.

3 دشمن وقتی صدایت را بشنود خواهد گریخت؛ زمانی که تو برخیزی قومها پراکنده خواهند شد.

Van het geluid des rumoers zullen de volken wegvlieden; van Uw verhoging zullen de heidenen verstrooid worden.

4 اموال دشمنان ما، مانند مزرعه‌ای که مورد هجوم ملخ واقع شده باشد، غارت خواهد گردید.

Dan zal ulieder buit verzameld worden, gelijk de kevers verzameld worden; men zal daarin ginds en weder huppelen, gelijk de sprinkhanen ginds en weder huppelen.

5 خداوند بزرگ و والاست و بر همه چیز تسلط دارد. او اورشلیم را از عدل و انصاف پر خواهد ساخت

De HEERE is verheven, want Hij woont in de hoogte; Hij heeft Sion vervuld met gericht en gerechtigheid.

6 و به قوم یهودا استحکام خواهد بخشید. او همیشه از قوم خود حمایت می‌کند و به ایشان حکمت و بصیرت می‌بخشد. خداترسی گنج بزرگ ایشان است!

En het zal geschieden, dat de vastigheid uwer tijden, de sterkte van uw behoudenissen zal zijn wijsheid en kennis; de vreze des HEEREN zal zijn schat zijn.

7 اما در حال حاضر فرستادگان قوم یهودا از شدت ناامیدی گریانند، زیرا آشور تقاضای ایشان را برای صلح نپذیرفته است.

Ziet, hun allersterksten roepen daar buiten; de boden des vredes wenen bitterlijk.

8 شاهراههای یهودا خراب شده و دیگر اثری از مسافران نیست. آشوری‌ها پیمان صلح را زیر پا نهاده‌اند و به وعده‌هایی که در حضور گواهان داده‌اند توجهی ندارند؛ آنها به هیچ‌کس اعتنا نمی‌کنند.

De gebaande wegen zijn verwoest, die door de paden gaat, houdt op; hij vernietigt het verbond, hij veracht de steden, hij acht geen mens.

9 سرزمین اسرائیل از بین رفته، لبنان نابود شده، شارون به بیابان تبدیل گشته و برگهای درختان باشان و کرمل ریخته است.

Het land treurt, het kweelt; de Libanon schaamt zich, hij verwelkt; Saron is geworden als een woestijn; zo Basan als Karmel zijn geschud.

10 اما خداوند می‌فرماید: «برمی‌خیزم و قدرت و توانایی خود را نشان می‌دهم!

Nu zal Ik opstaan, zegt de HEERE, nu zal Ik verhoogd worden, nu zal Ik verheven worden.

11 ای آشوری‌ها، هر چه تلاش کنید سودی نخواهد داشت. نفس خودتان به آتش تبدیل شده، شما را خواهد کشت.

Gijlieden gaat met stro zwanger, gij zult stoppelen baren; uw geest zal u als vuur verslinden.

12 سپاهیان شما مثل خارهایی که در آتش انداخته می‌شوند، سوخته و خاکستر خواهند شد.

En de volken zullen zijn als de verbrandingen des kalks; als afgehouwen doornen zullen zij met het vuur verbrand worden.

13 ای قومهایی که دور هستید، به آنچه کرده‌ام توجه کنید؛ و ای قومهایی که نزدیک هستید، به قدرت من پی ببرید.»

Hoort gijlieden, die verre zijt, wat Ik gedaan heb; en gijlieden, die nabij zijt, bekent Mijn macht!

14 گناهکاران و خدانشناسانی که در اورشلیم هستند از ترس می‌لرزند و فریاد برمی‌آورند: «کدام یک از ما می‌تواند از آتش سوزان و دائمی مجازات خدا جان به در برد؟»

De zondaren te Sion zijn verschrikt; beving heeft de huichelaren aangegrepen; zij zeggen: Wie is er onder ons, die bij een verterend vuur wonen kan? Wie is er onder ons, die bij een eeuwigen gloed wonen kan?

15 کسی می‌تواند از این آتش جان به در برد که درستکار باشد و به راستی عمل نماید، به خاطر منافع خود ظلم نکند، رشوه نگیرد، و با کسانی که شرارت و جنایت می‌کنند همدست نشود.

Die in gerechtigheden wandelt, en die billijkheden spreekt; die het gewin der onderdrukkingen verwerpt; die zijn handen uitschudt, dat zij geen geschenken behouden; die zijn oor stopt, dat hij geen bloedschulden hore, en zijn ogen toesluit; dat hij het kwade niet aanzie;

16 چنین اشخاص در امنیت به سر خواهند برد و صخره‌های مستحکم، پناهگاه ایشان خواهند بود.

Die zal in de hoogten wonen, de sterkten der steenrotsen zullen zijn hoog vertrek zijn; zijn brood wordt hem gegeven, zijn wateren zijn gewis.

17 بار دیگر چشمان شما پادشاهتان را در شکوه و زیبایی‌اش خواهند دید و سرزمین وسیعی را که او بر آن سلطنت می‌کند مشاهده خواهند کرد.

Uw ogen zullen den Koning zien in Zijn schoonheid; zij zullen een ver gelegen land zien.

18 در آن زمان به روزهای ترسناکی که در گذشته داشتید فکر خواهید کرد روزهایی که سرداران آشور برجهای شما را می‌شمردند تا ببینند چقدر غنیمت می‌توانند از شما به دست آورند.

Uw hart zal de verschrikking overdenken, zeggende: Waar is de schrijver? Waar is de betaalsheer? Waar is hij, die de torens telt?

19 ولی آن روزها گذشته است و از آن قوم ستمگری که زبانشان را نمی‌فهمیدید دیگر اثری نیست.

Gij zult niet meer dat stuurse volk zien, het volk, dat zo diep van spraak is, dat men het niet horen kan, van belachelijke tong, hetwelk men niet verstaan kan.

20 به اورشلیم، این شهر جشنهای مقدّس نگاه کنید و ببینید چگونه در صلح و امنیت به سر می‌برد! اورشلیم محکم و پا برجا خواهد بود درست مانند خیمه‌ای که میخهایش کنده نمی‌شود و طنابهایش پاره نمی‌گردد.

Schouwt Sion aan, de stad onzer bijeenkomsten; uw ogen zullen Jeruzalem zien, een geruste woonplaats, een tent, die niet ter neder geworpen zal worden, welker pinnen in der eeuwigheid niet zullen uitgetogen worden, en van welker zelen geen verscheurd worden.

21 خداوند پرجلال ما را همچون رودخانه‌ای وسیع محافظت خواهد کرد تا هیچ دشمنی نتواند از آن عبور کرده، به ما یورش برد!

Maar de HEERE zal aldaar bij ons heerlijk zijn, het zal zijn een plaats van rivieren, van wijde stromen; geen roeischuit zal daar doorvaren, en geen treffelijk schip zal daar overvaren.

22 خداوند پادشاه و رهبر ماست؛ او از ما مراقبت خواهد کرد و ما را نجات خواهد داد.

Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning. Hij zal ons behouden.

23 طناب کشتی‌های دشمن سست خواهد شد و پایه‌های دکل را نگه نخواهد داشت و افراد دشمن نخواهند توانست بادبانها را بکشند. ما تمام غنایم دشمن را به چنگ خواهیم آورد؛ حتی لنگان نیز سهمی از این غنایم خواهند برد.

Uw touwen zijn slap geworden, zij zullen hun mastboom niet kunnen recht stijf houden, zij zullen het zeil niet uitspannen; dan zal de roof van een overvloedigen buit uitgedeeld worden, zelfs zullen de lammen den roof roven.

24 هر که در سرزمین ما باشد دیگر نخواهد گفت: «بیمار هستم»؛ و تمام گناهان ساکنان این سرزمین بخشیده خواهد شد.

En geen inwoner zal zeggen: Ik ben ziek, want het volk, dat daarin woont, zal vergeving van ongerechtigheid hebben.