مزامیر 1

۱ 1 خوشابحال کسی‌که به مشورت شریران نرود و به راه گناهکاران نایستد، و درمجلس استهزاکنندگان ننشیند؛

Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters;

۲ 2 بلکه رغبت اودر شریعت خداوند است و روز و شب درشریعت او تفکر می‌کند.

Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.

۳ 3 پس مثل درختی نشانده نزد نهرهای آب خواهد بود، که میوه خودرا در موسمش می‌دهد، و برگش پژمرده نمی گردد و هر‌آنچه می‌کند نیک انجام خواهدبود.

Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.

۴ 4 شریران چنین نیستند، بلکه مثل کاهند که بادآن را پراکنده می‌کند.

Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf, dat de wind henendrijft.

۵ 5 لهذا شریران در داوری نخواهند ایستاد و نه گناهکاران در جماعت عادلان.

Daarom zullen de goddelozen niet bestaan in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen.

۶ 6 زیرا خداوند طریق عادلان را می‌داند، ولی طریق گناهکاران هلاک خواهد شد.

Want de HEERE kent den weg der rechtvaardigen; maar de weg der goddelozen zal vergaan.