< Matendu 5 >
1 Nambu mundu mmonga liina laki Anania na mdala waki Safila vagulisi mewa chipandi cha mgunda wavi.
Toch was er ook een zeker man, Ananias genaamd, die in overleg met Safira, zijn vrouw, een landgoed verkocht,
2 Na mdala waki amanyili hotohoto kuvya mgwana waki afiyili mashonga gangi geapewili, na zingi zila azigotwili kwa vamitumi.
maar die met medeweten van zijn vrouw iets van de opbrengst achterhield, er enkel een gedeelte van meebracht, en het voor de voeten der apostelen legde.
3 Petili akamkota, “Anania ndava kyani Setani auyingili mtima waku na kumkonga Mpungu Msopi ujifiyili mashonga gangi geupewili mumgunda wula?
Toen sprak Petrus: Ananias, waarom heeft satan beslag gelegd op heel uw hart, dat ge den Heiligen Geest bedriegt en van de opbrengst van het landgoed iets achterhoudt?
4 Kwakona kugulisa mgunda wenuwo wavi waku, na pawaligulisi mashonga gala gavi gaku, uhengela chewigana. Ndava kyani, wahamwili mumtima waku kuhenga lijambu lenili? Umkongili lepi mundu, nambu umkongili Chapanga!”
Was het niet uw eigendom, vóór het verkocht werd; en bleef ook de verkoopprijs niet te uwer beschikking? Hoe komt het, dat ge deze daad in uw hart hebt beraamd? Ge hebt geen mensen belogen, maar God.
5 Anania peagayuwini malovi ago, akagwa pahi akafwa na vandu voha vevagayuwini mambu ago vakayogopa neju.
Toen Ananias deze woorden vernam, zakte hij ineen, en gaf de geest. Grote vrees beving allen, die het vernamen.
6 Vasongolo vakabwela, vakamugubika higa yaki kwa nyula ya msopi, vakamuwusa kuvala vakamuzika.
En de jongsten kwamen hem afleggen, droegen hem weg, en begroeven hem.
7 Pagamaliki masaa ngati gadatu, mdala waki changali kumanya mambu gegahumalili, akayingila mugati mula.
Drie uur later ongeveer kwam ook zijn vrouw binnen, die van het gebeurde niets wist.
8 Petili akamkota, “Unijovela! Wu mashonga gemwapewili kwa kugulisa mgunda ndi gagaga?” Ndi mwene akamyangula, “Ena, ndi genaga.”
Petrus zeide tot haar: Zeg mij; hebt gij voor zo en zoveel het landgoed verkocht? Ze zei: Ja, voor zóveel.
9 Hinu, Petili akamjovela mdala yula, “Wuli muyidakilini kumlinga Mpungu wa Bambu? Yuwanila! Vandu vala vevahambili kumzika mgwana waku, hinu vavi pamlyangu ndi yati vakukutola mewa na veve.”
Toen sprak Petrus tot haar: Wat; hebt gij dan samengespannen, den Geest des Heren te tarten Zie, de voeten van hen, die uw man hebben begraven, staan aan de deur, om ook u uit te dragen.
10 Bahapo safila akagwa palongolo ya magendelu ga Petili, akafwa. Vasongolo vala pavayingili vamkolili amali kufwa, ndi vakamuwusa kuvala, vakamuzika papipi na mngwana waki.
Onmiddellijk zakte ze voor zijn voeten ineen, en gaf de geest. De jonge mannen vonden haar dood bij hun terugkomst; ze droegen haar weg en begroeven haar bij haar man.
11 Wogohi uvaha ukavayingila msambi wa vandu vevakumsadika Kilisitu voha na vandu voha, vevayuwini malovi ga lijambu lenilo.
En grote vrees beving heel de gemeente en allen, die het vernamen.
12 Chapanga ahengili kwa njila ya vanalihengu gachinamtiti na makangaso gamahele pagati ya vandu. Na vamsadika vakonganikayi pamonga mulibanji la Solomoni.
Intussen geschiedden er door de handen der apostelen veel tekenen en wonderen onder het volk. Allen bleven eendrachtig samenkomen in de zuilengang van Sálomon
13 Mundu yungi yoyoha angalikuvya msadika, valingili lepi kuwungana nawu. Nambu vandu vangi vangasadika vavalumbalili.
en niemand van de anderen durfde hen lastig vallen; integendeel, het volk sprak slechts met lof over hen.
14 Nambu vandu vamahele vevamsadiki Bambu, vagosi na vadala vakayonjokeseka neju.
Steeds meer sloten er zich bij hen aan, die in den Heer geloofden; hele groepen van mannen en vrouwen.
15 Hati vandu vavagegili vatamu vavi munjila na kuvagonesa mu lusongwani na mumipasa, muni Petili akapitayi, mbanga chimuwili chaki chivahikila vangi pagati yavi.
Zo kwam het, dat men zelfs de zieken op straat droeg, en op rustbanken en bedden legde: opdat, als Petrus voorbijging, zijn schaduw tenminste op een van hen zou vallen.
16 Vandu vamahele vabwelili kuhuma mumiji yeyitindila Yelusalemu, vavaletili vatamu wavi na vevavi na mizuka yihakau, ndi voha vakalamiswa.
Zelfs uit de steden rondom Jerusalem stroomde het volk bijeen; ze brachten de zieken mee en hen, die door onreine geesten werden gekweld; en allen werden genezen.
17 Kangi, Mteta Mkulu na vayaki va chikundi cha Vasadukayu ndi vandu vevisadika kuvya vandu nakuhotola kuyuka va pandu penapo, vakayva na wihu kwa vamitumi.
Maar nu greep de hogepriester in met heel zijn aanhang, die de sekte der sadduceën vormde; ze waren jaloers, door en door.
18 Hinu vakavakamula vamitumi na kuvakunga muchifungu chikulu.
Ze sloegen de hand aan de apostelen, en wierpen ze in de openbare gevangenis.
19 Nambu kilu mtumu wa kunani kwa Chapanga, akadindula mlyangu wa muchifungu yikulu, akavahumisa kuvala, akavajovela,
Maar een engel des Heren opende ‘s nachts de deuren der gevangenis, bracht hen naar buiten, en sprak:
20 “Muhambayi mukayima Munyumba ya Chapanga, mkavajovela vandu malovi ga kuuvala wumi wa mupya.”
Gaat heen, treedt op in de tempel, en verkondigt aan het volk al de woorden van deze levensleer.
21 Vamitumi vakayidakila, vakayingila Munyumba ya Chapanga lukela pehe, vakatumbula kuwula. Mteta Mkulu na vayaki pavahikili, vakemili mngonganu wa libanji likulu na vagogo voha va Isilaeli, kangi vavatumili vandu kujela vavaleta vamitumi vala.
Ze gehoorzaamden, en gingen tegen de morgen naar de tempel, en gaven er onderricht. Intussen had de hogepriester met zijn partijgenoten de Hoge Raad bijeen geroepen met heel de senaat der Israëlieten, en liet men ze uit de kerker halen.
22 Nambu valonda va muchifungu pavahikili, vavakolili lepi. Ndi vakawuya na kujova kwa vakulu va libanji,
Maar toen de dienaars daar kwamen, vonden ze hen niet in de kerker; ze keerden dus terug, om verslag uit te brengen,
23 “Tikolili jela yidindanu na valonda vavi mumilyangu kulindalila. Nambu patadindwili milyangu tamkolili lepi mundu yoyoha mugati.”
en zeiden: We vonden de kerker met zorg gesloten, en de wachters voor de deur; maar na opening vonden we niemand daarbinnen.
24 Mkulu wa valonda wa Nyumba ya Chapanga na Vamteta Vakulu pevayuwini genago, vakavya na wogohi, ndava nakuchimanya chechavakolili.
Toen de hoofdman der tempelwacht en de opperpriesters dit hoorden, vroegen ze zich verlegen af, wat dat betekenen moest.
25 Kangi, akabwela mundu mmonga na kuvajovela, “Yuwanila! Vandu vala vemkavakungili muchifungu, hinu vavi Munyumba ya Chapanga vakuvawula vandu.”
Daar kwam iemand hun melden: Zie, de mannen, die gij in de gevangenis hebt geworpen, staan in de tempel, en onderrichten het volk.
26 Bahapo mkulu wa valonda na vahenga lihengu vaki, vakahamba Munyumba ya Chapanga vakavaleta. Nambu nakuvakamula kwa makakala, muni vayogwipi vandu yati vakuvatova na maganga.
Nu ging de hoofdman met de dienaars hen halen, maar zonder geweld te gebruiken; want ze waren bang, dat ze door het volk zouden worden gestenigd.
27 Hinu, vavapeliki vamitumi vala, vakavayimika palongolo ya libanji, ndi Mteta Mkulu akavajovela,
Ze leidden hen weg, en brachten ze voor de Hoge Raad. De hogepriester ondervroeg hen,
28 “Tavabesili hotohoto kuwula paliina la mundu uyu, hinu mugadandisi mawuliwu ginu pa Yelusalemu poha mwigana kutigegesa ngasi ya mundu uyu.”
en sprak: We hebben u ten strengste verboden, in die Naam te onderrichten; en zie, gij hebt heel Jerusalem vervuld met uw leer, en wilt ons het bloed van dien mens ten laste leggen.
29 Petili pamonga na vamitumi vayaki vakayangula, “Yikutigana kumyidakila Chapanga, kuliku mundu.
Maar Petrus en de apostelen gaven ten antwoord: Men moet meer gehoorzaam zijn aan God, dan aan mensen.
30 Chapanga wa vagogo vitu amyukisi Yesu mwemwamkomili nyenye na kumvamba pamsalaba.
De God onzer vaderen heeft Jesus opgewekt, dien gij aan het kruis hebt geslagen, en gedood.
31 Mwenuyu ndi yula mwealumbiwi na Chapanga mbaka upandi wa kulyelela, kuvya Chilongosi na Msangula, muni avakita vandu va Isilaeli vamuwuyila Chapanga, muni vapata kulekekesewa kumbudila.
Hem heeft God verheven aan zijn rechterhand als Leidsman en Verlosser, om aan Israël bekering te schenken en vergiffenis van zonden.
32 Tete ndi taliwene lijambu lenilo, na Mpungu Msopi, Chapanga avapelili vala vevakumyidakila mwene.”
En van deze dingen zijn wij de getuigen, maar ook de Heilige Geest, dien God heeft gegeven aan allen, die Hem gehoorzamen.
33 Vajumbi voha va libanji lila pevayuwini genago, vakamema ligoga vakahamula kuvakoma.
Toen ze dit hoorden, werden ze woedend, en wilden hen doden.
34 Nambu mundu mmonga Mfalisayu liina laki Gamalieli, muwula wa malagizu ga Bambu geampeli Musa na mweitopeswa na vandu voha. Akayima mu libanji palongolo ya vandu akalagiza vamitumi vala vawusiwayi kuvala mulukumbi luhupi.
Maar nu stond er in de vergadering een farizeër op, Gamáliël genaamd, een leraar der Wet, die door het hele volk werd vereerd; hij beval, de mannen even naar buiten te brengen.
35 Kangi akavajovela vajumbi va libanji vala, “Vandu va Isilaeli, mjiyangalila kwakona mwangakita, chemwigana kuvakitila vandu ava!
Toen sprak hij tot hen: Mannen van Israël, bedenkt goed, wat gij met deze mensen gaat doen.
36 Magono ga mumbele, ahumalili mundu mmonga liina laki Teudosi, akajijovela kuvya mundu wa kutopela, vandu ngati miya mcheche vakajiwunga nayu. Nambu akomiwi, kangi vamulanda vaki vakapechengana chikundi chaki chafwili.
Enige tijd geleden stond Teudas op, en gaf zich voor heel iets bijzonders uit; en ongeveer vierhonderd mannen sloten zich bij hem aan. Hij werd gedood, en al zijn aanhangers werden verstrooid en verdwenen.
37 Mwanakandahi kavili, lukumbi lwa kuvalangiwa vandu, ahumalili Yuda wa ku Galilaya. Mewawa mwenuyo avakulukisi vandu vakamulanda, nambu mwenuyo mewawa akomiwi vamulanda vaki vakapechengana.
Na hem, in de dagen der volkstelling stond Judas de Galileër op, en sleepte een grote menigte mee; ook hij vond de dood, en al zijn aanhangers werden verstrooid.
38 Hinu nene nikuvajovela ndava ya mhalu uwu, mujiyepa na vandu ava! Mvalekayi vahamba. Ndava muni ngati mpangu wenuwo utumbuliwi na vandu yati wiyaga wene.
En daarom zeg ik u thans: Bemoeit u niet met deze lieden, en laat hen begaan. Want als dit plan of dit werk van mensen stamt, zal het mislukken.
39 Nambu ngati mpangu wenuwu uhumili kwa Chapanga, nakuhotola kuvabesa vandu ava, muni mwavene yati mukujikolela mukumbela Chapanga!” Ndi vakayidakilana na malovi ga Gamalieli.
Maar komt het van God, dan kunt gij het niet tegenhouden, of gij komt in verzet tegen God.
40 Hinu, vakavakemele vamitumi vala, vakahamula vatovewa michapilu na kuvabesa vakotoka kuwula kavili paliina la Yesu, ndi vakavaleka vahamba.
Men stemde hem toe. Ze riepen de apostelen binnen, lieten hen geselen, en verboden hun, in de naam van Jesus te spreken; toen liet men ze gaan.
41 Hinu, vamitumi vakahuma mu libanji kuni vamemi luheku, muni Chapanga avahololili kuvya vene yavaganili kukola soni ndava ya liina la Yesu.
Ze gingen heen uit de Hoge Raad, verheugd, dat ze waardig waren bevonden, versmading te lijden voor de Naam.
42 Kila ligono vayendalili kuwula na kukokosa Munyumba ya Chapanga na munyumba za vandu, Lilovi la Bwina la Yesu Kilisitu.
En ze hielden niet op, iedere dag opnieuw in de tempel en in de huizen te leren, en de blijde boodschap te preken, dat Jesus de Christus is.