स्तोत्रसंहिता 50
1 १ आसाफाचे स्तोत्र. थोर परमेश्वर देव, बोलला आहे. आणि पृथ्वीला तिच्या उगवतीपासून मावळतीपर्यंत हाक मारली.
Een psalm van Asaf. De God der goden, Jahweh, spreekt en roept tot de aarde Van de opgang tot de ondergang der zon!
Van Sion, de kroon der schoonheid, straalt God zijn heerlijkheid uit:
3 ३ आमचा देव येईल आणि तो शांत राहणार नाही, त्याच्यासमोर आग नाश करत चालली आहे, आणि त्याच्याभोवती वादळ घोंगावत आहे.
Hij komt, onze God, en zwijgt niet meer! Verterend vuur gaat voor Hem uit, De stormwind woedt om Hem heen!
Hij nodigt de hemelen uit, daarboven, En de aarde, om zijn volk te richten:
5 ५ देव म्हणतो, “माझ्या भक्तांनो माझ्याभोवती गोळा व्हा. ज्यांनी यज्ञाच्या व्दारे माझ्याशी करार केला आहे.”
"Brengt Mij mijn getrouwen bijeen, Die door offers het Verbond met Mij sloten!"
En de hemelen verkondigen zijn gerechtigheid; Want God begint het gericht.
Hoor, mijn volk, en laat Mij spreken; Het u betuigen, Israël: Ik Jahweh, uw God:
Niet om uw offers spreek Ik u vrij, Of om uw brandoffers, Mij zonder ophouden gebracht.
Neen, Ik heb den stier uit uw stallen niet nodig, En geen bokken uit uw kooien.
Want Mij behoren alle dieren in het woud, Het vee en het wild op de bergen;
Ik ken alle vogels in de lucht, Van Mij is wat zich beweegt op het veld.
Had Ik honger, Ik behoefde het ú niet te zeggen, Want Mij behoort de aarde met wat ze bevat.
Of zou Ik soms stierenvlees eten, En bokkenbloed drinken?
Neen, breng als uw offer een loflied aan God, Onderhoud uw geloften, den Allerhoogste gebracht,
En roep Mij aan in tijden van nood: Dan zal Ik u redden, en gij zult Mij eren.
16 १६ देव दुष्ट लोकांस म्हणतो, तुम्ही लोक माझ्या कायद्यांबद्दल बोलण्याचे काय काम आहे? आणि तू माझा करार तुझ्या तोंडाने उच्चरणारा आहेस?
Hoe waagt gij het, over mijn geboden te spreken, En uw mond vol te hebben van mijn Verbond,
Terwijl gij toch de tucht veracht, En mijn woord in de wind slaat?
18 १८ तुम्ही चोराला बघता आणि त्याच्याबरोबर सहमत होता. तुम्ही व्यभिचार करणाऱ्या लोकांबरोबर सहभागी होता.
Ziet gij een dief, gij loopt terstond met hem mee, En met echtbrekers gaat gij vriendschappelijk om.
Uw mond vloeit over van boosheid, En uw tong weeft bedrog;
Gij spreekt schande over uw broeder, En werpt smaad op den zoon van uw moeder.
21 २१ तुम्ही वाईट गोष्टी करता आणि तरीही मी गप्प राहिलो. मी तुझ्यासारखा आहे असे तुला वाटले, परंतू मी तुझा निषेध करणार आणि तुझ्या डोळ्यापुढे ओळीने सर्वकाही मांडणार.
Dit hebt gij gedaan; en omdat Ik bleef zwijgen, Dacht gij nog: Ik ben niet beter dan gij. Daarom waarschuw Ik u, En breng het u onder het oog.
22 २२ तुम्ही लोक देवाला विसरला आहात. मी तुम्हास फाडून टाकण्यापूर्वीच तुम्ही हे सारे लक्षात घ्या जर तसे घडले तर तुम्हास कोणीही वाचवू शकणार नाही.
Godvergetenen, neemt het ter harte; Anders verscheur Ik u, en er is niemand, die u zal redden!
23 २३ जो कोणी उपकारस्तुतीचा यज्ञ अर्पितो, आणि जो कोणी आपला मार्ग सरळ योजितो, त्यास मी देवाचे तारण दाखवेन.
Wie een loflied offert, eert Mij waarachtig, En wie deugdzaam leeft, hem toon Ik Gods heil!
