यशया 26
1 १ त्या दिवशी यहूदा प्रदेशात हे गीत गातील, आम्हास बळकट शहर आहे, देवाने त्याच्या भींतींना व तटबंदीना तारण असे केले आहे.
Te dien dage zal dit lied gezongen worden in het land van Juda; Wij hebben een sterke stad, God stelt heil tot muren en voorschansen.
Doet de poorten open, dat het rechtvaardige volk daarin ga, hetwelk de getrouwigheden bewaart.
Het is een bevestigd voornemen, Gij zult allerlei vrede bewaren, want men heeft op U vertrouwd.
Vertrouwt op den HEERE tot in der eeuwigheid; want in den Heere HEERE is een eeuwige rotssteen.
5 ५ कारण जे अभिमानाने राहतात त्यांना तो खाली आणील, तो उंच गढांना, खाली आणणार, तो तिला भूमीपर्यंत खाली नीच करणार, तो तिला धुळीस मिळवणार.
Want Hij buigt de hooggezetenen neder, de verheven stad; Hij vernedert ze, Hij vernedert ze tot de aarde toe, Hij doet ze tot aan het stof reiken.
De voet zal ze vertreden, de voeten des ellendigen, de treden der armen.
Het pad des rechtvaardigen is geheel effen, den gang des rechtvaardigen weegt Gij recht.
8 ८ होय, परमेश्वरा, तुझ्या न्यायाच्या मार्गात आम्ही तुझी वाट पाहिली आहे, आमच्या जीवाची इच्छा तुझ्या नावाकडे, तुझ्या स्मरणाकडेच आहे.
Wij hebben ook in den weg Uwer gerichten, U, o HEERE! verwacht; tot Uw Naam en tot Uw gedachtenis is de begeerte onzer ziel.
9 ९ प्रत्येक रात्रीबरोबर तुझ्याशी एकरूप होण्याची आमची इच्छा आहे, माझा आत्मा माझ्यामध्ये आतुरतेने तुला शोधीन, कारण जेव्हा तुझा न्याय या पृथ्वीवर येतो, तेव्हा या जगातील राहणारे न्यायीपण शिकतात.
Met mijn ziel heb ik U begeerd in den nacht, ook zal ik met mijn geest, die in het binnenste van mij is, U vroeg zoeken; want wanneer Uw gerichten op de aarde zijn, zo leren de inwoners der wereld gerechtigheid.
10 १० पापी मनुष्यावर तू फक्त दयाच करीत राहिलास तर तो कधीच न्यायीपण शिकणार नाही. सरळपणाच्या भूमीत तो दुष्टतेनेच वागणार, आणि परमेश्वराचा महिमा पाहणार नाही.
Wordt den goddeloze genade bewezen, hij leert evenwel geen gerechtigheid, hij drijft onrecht in een gans richtig land, en hij ziet de hoogheid des HEEREN niet aan.
11 ११ परमेश्वरा, तुझा हात उंचावलेला आहे, पण त्यांनी त्याकडे लक्ष दिले नाही. तुझ्या लोकांबद्दल असलेला तुझा आवेश ते पाहतील आणि फजित होतील. तुझे शत्रू नक्कीच त्यांच्याच आगीत भस्मसात होतील.
HEERE! is Uw hand verhoogd, zij zien het niet; maar zij zullen het zien, en beschaamd worden, vanwege den ijver over Uw volk, ook zal het vuur Uw wederpartijders verteren.
HEERE! Gij zult ons vrede bestellen, want Gij hebt ons ook al onze zaken uitgericht.
13 १३ परमेश्वर आमचा देव, तुला सोडून इतर देवतांनी आम्हावर राज्य केले. पण आम्ही फक्त तुझीच स्तुती करतो.
HEERE, onze God! andere heren, behalve Gij, hebben over ons geheerst; doch door U alleen gedenken wij Uws Naams.
14 १४ ते मृत आहेत, ते जिवंत नाहीत; ते प्रेते आहेत, ते उठणार नाहीत. खरोखर, तू त्यांना दंड देऊन त्यांचा नाश केला आहेस आणि त्यांची आठवण तू नष्ट केली आहेस.
Dood zijnde zullen zij niet weder leven, overleden zijnde zullen zij niet opstaan; daarom hebt Gij hen bezocht, en hebt hen verdelgd, en Gij hebt al hun gedachtenis doen vergaan.
15 १५ हे परमेश्वरा, तू राष्ट्र वाढवले आहेस, तू राष्ट्र वाढवले आहे, तू सन्मानीत आहेस, तू भूमीच्या सर्व सीमा विस्तारित केल्या आहेत.
Gij, o HEERE! hadt dit volk vermeerderd, Gij hadt dit volk vermeerderd; Gij waart verheerlijkt geworden; maar Gij hebt hen in al de einden des aardrijks verre weggedaan.
16 १६ परमेश्वरा, संकटात असताना ते तुझे स्मरण करतात. तुझी शिक्षा त्यांच्यावर असता त्यांनी तुझ्यापुढे प्रार्थना केली.
HEERE! in benauwdheid hebben zij U bezocht; zij hebben hun stil gebed uitgestort, als Uw tuchtiging over hen was.
17 १७ जेव्हा एखादी स्त्री प्रसूतीची वेळ जवळ आली म्हणजे ती वेदनेने विव्हळते आणि आपल्या वेदनांमध्ये ओरडते, प्रभू, तसे आम्ही तुझ्यापुढे आहोत.
Gelijk een bevruchte vrouw, als zij nadert tot het baren, smarten heeft, en schreeuwt in haar weeen, alzo zijn wij geweest, o HEERE! vanwege Uw aangezicht.
18 १८ त्याचप्रमाणे आम्ही गरोदर होतो, आम्ही प्रसूतीवेदनेमध्ये होतो, पण आम्ही फक्त वाऱ्याला जन्म दिला. पृथ्वीत आम्ही काही तारण केले नाही, आणि जगातील राहणारे पडले नाहीत.
Wij waren bevrucht, wij hadden de smarten, maar wij hebben niet dan wind gebaard; wij deden het land geen behoudenis aan, en de inwoners der wereld vielen niet neder.
19 १९ तुझे मरण पावलेले जिवंत होतील, आमचे मृत शरीरे उठतील. जे धुळीत स्थायिक झाले ते तुम्ही जागे व्हा आणि आनंदाने गायन करा. कारण तुझ्यावरील दहिवर हे प्रभातीचे जिवनदायी दहिवर आहे, पृथ्वी तिचे भक्ष तिच्यातील मृत बाहेर टाकील.”
Uw doden zullen leven, ook mijn dood lichaam, zij zullen opstaan; waakt op en juicht, gij, die in het stof woont! want uw dauw zal zijn als een dauw der moeskruiden, en het land zal de overledenen uitwerpen.
20 २० माझ्या लोकांनो, आपापल्या खोल्यांत जा आणि दारे लावून घ्या. क्रोध टळून जाईपर्यंत थोडा वेळासाठी लपा.
Ga henen, mijn volk! ga in uw binnenste kamers, en sluit uw deuren na u toe; verberg u als een klein ogenblik, totdat de gramschap overga.
21 २१ कारण पाहा, परमेश्वर पृथ्वीतल्या राहणाऱ्यांच्या अन्यायाबद्दल शिक्षा करण्यास आपले स्थान सोडून येत आहे. मारल्या गेलेल्यांचे रक्त पृथ्वी प्रगट करेल, आणि आपल्या वधलेल्यांना यापुढे झाकून ठेवणार नाही.
Want ziet, de HEERE zal uit Zijn plaats uitgaan, om de ongerechtigheid van de inwoners der aarde over hen te bezoeken; en de aarde zal haar bloed ontdekken, en zal haar doodgeslagenen niet langer bedekt houden.
