यहेज्केल 22
Verder geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
2 २ मग हे मानवाच्या मुला, तू न्याय करशील का? शहराच्या रक्ताचा न्याय तू करतो काय? त्याच्या सर्व घृणास्पद कामाची माहिती तुला आहे.
Gij nu, mensenkind, zoudt gij der bloedstad recht geven? Zoudt gij ze recht geven? Ja, maak haar bekend al haar gruwelen.
3 ३ मग तू म्हणावे परमेश्वर देव असे म्हणत आहे, असे दिवस येत आहेत की, या शहराच्या मध्य भागात रक्तपात करण्यात आला आहे. शहराने स्वतःला मूर्तीने अपवित्र केले आहे.
En zeg: Alzo zegt de Heere HEERE: O stad, die in haar midden bloed vergiet, opdat haar tijd kome, en drekgoden tegen zichzelve maakt, om zich te verontreinigen!
4 ४ तू सांडलेल्या रक्त्तासाठी तू दोषी आहेस आणि तू अपवित्र मूर्ती तयार केल्या आहेस, तू आपला काळ जवळ आणला आहेस. यास्तव मी तुझी खरड पट्टी राष्ट्रात काढेल व भूमीवर तुझा उपहास प्रत्येक डोळ्या समोर करेन.
Door uw bloed, dat gij vergoten hebt, zijt ge schuldig geworden, en met uw drekgoden, die gij gemaakt hebt, hebt gij u verontreinigd, en hebt uw dagen doen naderen, en zijt tot uw jaren gekomen; daarom heb Ik u den heidenen overgegeven tot een smaad, en allen landen tot een spot.
5 ५ जे जवळ आहे व दूर आहे त्या दोघांचाही उपहास केला जाईल. तू शहराला अपवित्र केले आहेस, पूर्णपणे गोंधळलेले असे तुला नावलौकीक प्राप्त झाले आहे.
Die nabij en verre van u zijn, zullen u bespotten, gij onreine van naam en vol van onrust!
Ziet, de vorsten Israels zijn in u geweest, een ieder naar zijn kracht, om bloed te vergieten.
7 ७ त्यांनी आपल्या आईबापांचा अनादर केला आहे. व त्यांनी तुमच्यामध्ये विदेशांच्या कारवाया केल्या आहे. तुमच्यातील विधवा आणि अनाथांना त्यांनी तुमच्या वाईट वागणुक दिली आहे.
Vader en moeder hebben zij in u licht geacht; met den vreemdeling hebben zij in het midden van u door verdrukking gehandeld; zij hebben in u den wees en de weduwe verdrukt.
Mijn heilige dingen hebt gij veracht, en Mijn sabbatten hebt gij ontheiligd.
9 ९ बदनामी कारक पुरुषांनी क्रमाने येऊन रक्त ओतले व उंच स्थानी जाऊन भोजन केले, व त्यांनी माझ्या पुढे दुष्टपणा केला आहे.
Achterklappers zijn in u geweest om bloed te vergieten, en in u hebben zij op de bergen gegeten, zij hebben schandelijkheid in het midden van u gedaan.
10 १० तुझ्याकडे तुझ्या बापाची नग्नता उघड झाली आहे त्यांनी ऋतूमती अशुद्धतेत स्त्रिला भ्रष्ट केले आहे.
Men heeft de schaamte des vaders in u ontdekt; die onrein was door afzondering, hebben zij in u verkracht.
11 ११ ज्या पुरुषांनी आपल्या शेजाऱ्याच्या पत्नीशी घृणास्पद वर्तन केले आहे. ज्या पुरुषाने आपल्या सुनेला लज्जास्पद अशुद्ध केले; असा पुरुष ज्याने आपल्या वडिलाच्या मुलीला बहिणीला भ्रष्ट केले ते सर्व कृत्ये तुझ्यामध्ये झालेले आहे.
Daartoe heeft de een gruwel gedaan met zijns naasten huisvrouw, en een ander heeft zijns zoons vrouw met schandelijkheid verontreinigd; nog een ander heeft in u zijn zuster, zijns vaders dochter; verkracht.
12 १२ असा पुरुष रक्तपात करण्यासाठी लाच घेतो, तू अति प्रमाणात व्याज घेतो, तू तुझ्या कामाने शेजाऱ्याचे नुकसान केले आहेस, आणि तू मला विसरला आहेस. असे परमेश्वर देव जाहीर करतो.
Zij hebben geschenken in u genomen, om bloed te vergieten; woeker en overwinst hebt gij genomen, en gij hebt gierigheid gepleegd aan uw naaste door verdrukking; maar gij hebt Mijner vergeten, spreekt de Heere HEERE.
Ziet dan, Ik heb Mijn hand geslagen, om uw gierigheid, die gij bedreven hebt, en om uw bloed, die in het midden van u geweest zijn.
14 १४ जेव्हा मी तुझ्याशी करार केला आहे तेव्हा तुझे मन आणि तुझा हात बळकट कर असे परमेश्वर देव जाहीर करतो व ते मी करेनच.
Zal uw hart bestaan? zullen uw handen sterk zijn, in de dagen, als Ik met u handelen zal? Ik, de HEERE, heb het gesproken, en zal het doen.
15 १५ मी तुमची देशातून दाणादाण करेल व भूमीतून नाहीसे करेन, मी तुम्हास तुमच्या अशुद्धतेतून शुध्द करेन.
En Ik zal u verstrooien onder de heidenen, en u verspreiden in de landen, en uw ontreinigheid uit u verteren.
Zo zult gij in u ontheiligd zijn voor de ogen der heidenen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben.
Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
18 १८ मानवाच्या मुला, इस्राएलाचे घराणे मला धातुच्या गाळाप्रमाणे झाले आहे. त्यामध्ये उरलेले पितळ, कथील, आणि लोखंड, शिसे आहे, ते भट्टीतल्या चांदीचा गाळ आहे.
Mensenkind, die van het huis Israels zijn Mij tot schuim geworden; zij zijn allen koper, of tin, of ijzer, of lood, in het midden des ovens; zilverschuim zijn zij geworden.
19 १९ यास्तव परमेश्वर देव हे म्हणतो, कारण तुम्ही उरलेला गाळ झाला आहात. यास्तव पाहा! मी तुम्हास यरूशलेमेत एकत्र करीन.
Daarom, alzo zegt de Heere HEERE: Omdat gijlieden allen tot schuim geworden zijt, daarom ziet, Ik zal u in het midden van Jeruzalem vergaderen.
20 २० चांदी, पितळ, लोखंड, कथील, शिसे गोळा करून जसे तुम्हा मध्ये त्यांच्यात भट्टीत टाकले जाते तसे मी तुम्हास वितळवीन. यासाठी मी तुला माझ्या क्रोधाच्या अग्नीने एकत्र करीन, मी त्यांना भट्टीत वितळून टाकीन, तुम्हास त्यामध्ये ओतणी करेन.
Gelijk zilver, of koper, of ijzer, of lood, of tin in het midden eens ovens vergaderd wordt, om het vuur daarover op te blazen, opdat men het smelte; alzo zal Ik ulieden vergaderen in Mijn toorn, en in Mijn grimmigheid daar laten, en smelten.
Ja, Ik zal u bijeenbrengen, en zal op u blazen in het vuur Mijner verbolgenheid, dat gij in het midden van haar zult gesmolten worden.
22 २२ जसे चांदीला भट्टीत अग्नीने वितळवले जाते, तसा तू त्यांच्यात वितळविला जाशील मग तुला कळेल मी परमेश्वर देवाने तुझ्या विरुध्द त्वेषाची ओतणी केली आहे.
Gelijk het zilver in het midden des ovens gesmolten wordt, alzo zult gijlieden in het midden van haar gesmolten worden; en gij zult weten, dat Ik, de HEERE, Mijn grimmigheid over u uitgegoten heb.
Voorts geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
24 २४ ‘मानवाच्या मूला’ तिला सांग तू अशी भूमी आहेस जी अजून शुध्द झाली नाही, क्रोधाच्या दिवसात पाऊस पडणार नाही.
Mensenkind, zeg tot haar; Gij zijt een land, dat niet gereinigd is, dat zijn plasregen niet heeft gehad ten dage der gramschap.
25 २५ तुझ्यामध्ये असलेल्या संदेष्टयांच्या विरुध्द कारस्थान तुझ्यात आहे, जसा गर्जना करणारा सिंह आपल्या भक्षाला फाडून टाकतो, ते जीवन संपवून टाकतो आणि त्याने तिच्यात अनेकांना विधवा बनवले.
De verbintenis harer profeten is in het midden van haar als een brullende leeuw, die een roof rooft; zij eten de zielen op, den schat en het kostelijke nemen zij weg; haar weduwen vermenigvuldigen zij in het midden van haar.
26 २६ तिचे याजक माझ्या नियमांच्या विरुध्द दंगल माजवतात; ते माझ्या पवित्र वस्तुबद्दल अनादर दाखवतात, ते पवित्र वस्तू आणि अपवित्रतेची तुलना करीत नाही. त्यांनी आपले डोळे माझ्या शब्बाथावरुन बंद केले आहेत. यास्तव त्यांच्यात माझा अनादर झाला आहे.
Haar priesters doen Mijn wet geweld aan, en zij ontheiligen Mijn heilige dingen; tussen het heilige en het onheilige maken zij geen onderscheid, en het verschil tussen het onreine en reine geven zij niet te kennen; daartoe verbergen zij hun ogen van Mijn sabbatten; ja, Ik word in het midden van hen ontheiligd.
27 २७ त्यांच्या राज कुमारी या लांडग्या प्रमाणे बळी घेणारे व रक्तपात करणारे आहेत. आपल्या हिंसाचारासाठी ते जीवाचा घात करतात.
Haar vorsten zijn in het midden van haar als wolven, die een roof roven, om bloed te vergieten, en om zielen te verderven; opdat zij gierigheid zouden plegen.
28 २८ आणि त्यांचे द्रष्टे चुना लावलेल्या भिंतीसारखे आहेत ते खोटा दृष्टांत बघतात आणि खोटा शकुन सांगतात व परमेश्वर बोलला नसताही प्रभू परमेश्वर बोलला असे म्हणतात.
Haar profeten nu pleisteren hen met loze kalk; ziende ijdelheid en hun leugen voorzeggende, zeggende: Alzo zegt de Heere HEERE! en de HEERE heeft niet gesproken.
29 २९ भूमितील लोक पिळवणुकीने दबून गेले आहेत आणि डाका टाकून लुटून टाकतील व ते गरीब, गरजूंना वाईट वागणुक देतात तसेच विदेशांना अन्यायाने दाबून टाकतात.
Het volk des lands pleegt enkel verdrukking, en bedrijft enkel roverij, ook onderdrukken zij den ellendige en nooddruftige, en den vreemdeling verdrukken zij zonder recht.
30 ३० मग मी मानवाचा शोध घेतला जो बुरुज बांधून घेईल आणि जो माझ्या पुढे उभा राहील ती भूमिला भित असेल ज्याचा विध्वंस मी करणार नाही.
Ik zocht nu een man uit hen, die den muur mocht toemuren, en voor Mijn aangezicht in de bresse staan voor het land, opdat Ik het niet mocht verderven; maar Ik vond niemand.
31 ३१ मग मी माझ्या संतापाची ओतणी त्यांच्यावर करीन, मी माझ्या संतापाच्या अग्नीने त्यांना संपवून टाकीन आणि त्यांचा मार्ग त्यांच्या डोळ्यापुढे सिध्द करेन. असे परमेश्वर देव जाहीर करत आहे.
Daarom heb Ik Mijn gramschap over hen uitgegoten; door het vuur Mijner verbolgenheid heb Ik hen verteerd; hun weg heb Ik op hun hoofd gegeven, spreekt de Heere HEERE.
