उपदेशक 1
De woorden van den prediker, den zoon van David, den koning te Jeruzalem.
2 २ शिक्षक हे म्हणतो, धुक्याच्या वाफेसारखी, वाऱ्यातील झुळूकेसारखी प्रत्येक गोष्ट नाहीशी होईल, पुष्कळ प्रश्न मागे ठेवून जातील.
Ijdelheid der ijdelheden, zegt de prediker; ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid.
Wat voordeel heeft de mens van al zijn arbeid, dien hij arbeidt onder de zon?
Het ene geslacht gaat, en het andere geslacht komt; maar de aarde staat in der eeuwigheid.
Ook rijst de zon op, en de zon gaat onder, en zij hijgt naar haar plaats, waar zij oprees.
6 ६ वारा दक्षिणेकडे वाहतो आणि उत्तरेकडे वळतो, नेहमी त्याच्यामार्गाने सभोवती जाऊन फिरून आणि पुन्हा माघारी येतो.
Zij gaat naar het zuiden, en zij gaat om naar het noorden; de wind gaat steeds omgaande, en de wind keert weder tot zijn omgangen.
7 ७ सर्व नद्या सागरात जाऊन मिळतात पण सागर कधीही भरून जात नाही. ज्या स्थानाकडून नद्या वाहत येतात, तेथेच त्या पुन्हा जातात.
Al de beken gaan in de zee, nochtans wordt de zee niet vol; naar de plaats, waar de beken heengaan, derwaarts gaande keren zij weder.
8 ८ सर्व गोष्टी कष्टमय आहेत. आणि कोणीही त्याचे स्पष्टीकरण करू शकत नाही. डोळे जे काय पाहतात त्याने त्यांचे समाधान होत नाही, किंवा जे काय कानाने ऐकतो त्यानेही त्यांची पूर्तता होत नाही.
Al deze dingen worden zo moede, dat het niemand zou kunnen uitspreken; het oog wordt niet verzadigd met zien; en het oor wordt niet vervuld van horen.
Hetgeen er geweest is, hetzelve zal er zijn, en hetgeen er gedaan is, hetzelve zal er gedaan worden; zodat er niets nieuws is onder de zon.
10 १० कोणतीही अशी गोष्ट आहे का ज्याविषयी असे म्हणता येईल, पाहा, हे नवीन आहे? जे काही अस्तित्वात आहे ते फार काळापूर्वी अस्तित्वात होते, आम्हांपूर्वीच्या युगामध्ये आधीच ते आले आहे.
Is er enig ding, waarvan men zou kunnen zeggen: Ziet dat, het is nieuw? Het is alreeds geweest in de eeuwen, die voor ons geweest zijn.
11 ११ प्राचीन काळी घडलेल्या गोष्टी कोणाच्या लक्षात राहत नाहीत. आणि त्यानंतर ज्या गोष्टी घडणार आणि भविष्यात ज्या गोष्टी घडतील त्यादेखील आठवणीत राहणार नाही.
Er is geen gedachtenis van de voorgaande dingen; en van de navolgende dingen, die zijn zullen, van dezelve zal ook geen gedachtenis zijn bij degenen, die namaals wezen zullen.
Ik, prediker, was koning over Israel te Jeruzalem.
13 १३ आकाशाखाली जे सर्वकाही करतात त्याचा मी ज्ञानाने अभ्यास केला आणि त्यांचा शोध घेण्याकडे मी आपले चित्त लावले. देवाने मनुष्यांच्या पुत्रामागे त्याचा शोध घेण्याचे बिकट कष्ट लावून दिले आहेत.
En ik begaf mijn hart om met wijsheid te onderzoeken, en na te speuren al wat er geschiedt onder den hemel. Deze moeilijke bezigheid heeft God den kinderen der mensen gegeven, om zich daarin te bekommeren.
14 १४ भूतलावर जी काही कामे चालतात ती मी पाहिली आणि पाहा, ते सर्व वायफळ आहेत आणि वाऱ्याचा पाठलाग करण्यासारखे ते आहे.
Ik zag al de werken aan, die onder de zon geschieden; en ziet, het was al ijdelheid en kwelling des geestes.
Het kromme kan niet recht gemaakt worden; en hetgeen ontbreekt, kan niet geteld worden.
16 १६ मी आपल्या मनाशीच बोलून म्हणालो, “पाहा, माझ्या आधी ज्या राजांनी यरूशलेमेवर राज्य केले त्या सर्वांपेक्षा मी अधिक ज्ञान प्राप्त करून घेतले आहे. माझ्या मनाने महान ज्ञान व विद्या यांचा अनुभव घेतला आहे.”
Ik sprak met mijn hart, zeggende: Zie, ik heb wijsheid vergroot en vermeerderd, boven allen, die voor mij te Jeruzalem geweest zijn; en mijn hart heeft veel wijsheid en wetenschap gezien.
17 १७ याकरिता ज्ञान समजायला आणि वेडेपण व मूर्खपण जाणायला मी आपले मन लावले, मग हेही वाऱ्याचा पाठलाग करण्यासारखे आहे असे मी समजलो.
En ik begaf mijn hart om wijsheid en wetenschap te weten, onzinnigheden en dwaasheid; ik ben gewaar geworden, dat ook dit een kwelling des geestes is.
Want in veel wijsheid is veel verdriet; en die wetenschap vermeerdert, vermeerdert smart.
