अनुवाद 2
1 १ मोशे आणखीन पुढे म्हणाला; “परमेश्वराने मला सांगितल्याप्रमाणे आपण मागे फिरुन तांबड्या समुद्राच्या वाटेने रानात निघालो बरेच दिवस सेईर डोंगराभोवती फिरत राहिलो.
Daarna keerden wij ons, en reisden naar de woestijn, den weg van de Schelfzee, gelijk de HEERE tot mij gesproken had, en wij togen om het gebergte Seir, vele dagen.
Toen sprak de HEERE tot mij, zeggende:
Gijlieden hebt dit gebergte genoeg omgetogen; keert u naar het noorden;
4 ४ आणि लोकांस आणखी एक सांग, तुम्हास वाटेत सेईर लागेल. ती भूमी एसावाच्या वंशाजांची, तुमच्या भाऊबंदांची आहे त्यांना तुमची भीती वाटेल तेव्हा सांभाळा.
En gebied het volk, zeggende: Gij zult doortrekken aan de landpale uwer broederen, de kinderen van Ezau, die in Seir wonen; zij zullen wel voor u vrezen; maar gij zult u zeer wachten.
5 ५ त्यांच्याशी भांडू नका. त्यांच्यातली तसूभरही जमीन मी तुम्हास देणार नाही. कारण सेईर डोंगर मी एसावाला वतन म्हणून दिला आहे.
Mengt u niet met hen; want Ik zal u van hun land niet geven, ook niet tot de betreding van een voetzool; want Ik heb Ezau het gebergte Seir ter erfenis gegeven.
Spijze zult gij voor geld van hen kopen, dat gij etet; en ook zult gij water voor geld van hen kopen, dat gij drinket.
7 ७ तुमच्या हातच्या सर्व कार्यात तुमचा देव परमेश्वर याने तुम्हास आशीर्वादीत केले आहे. तुमच्या या रानातील वाटचालीकडे त्याचे लक्ष आहे. गेली चाळीस वर्षे तुमचा देव परमेश्वर तुमच्या सोबत राहीला आहे. तुम्हास कशाचीही वाण पडली नाही.’
Want de HEERE, uw God, heeft u gezegend in al het werk uwer hand; Hij kent uw wandelen door deze zo grote woestijn; deze veertig jaren is de HEERE, uw God, met u geweest; geen ding heeft u ontbroken.
8 ८ तेव्हा एसावचे वंशज राहत असलेल्या सेईर वरुन आपण गेलो. एलाथ आणि एसयोन-गेबेर वरून येणारा अराबाचा मार्ग आपण सोडला आणि मवाबाच्या रानातल्या रस्त्याला आपण वळालो.
Als wij nu doorgetrokken waren van onze broederen, de kinderen van Ezau, die in Seir woonden, van den weg des vlakken velds, van Elath, en van Ezeon-Geber, zo keerden wij ons, en doortogen den weg der woestijn van Moab.
9 ९ परमेश्वर मला म्हणाला, ‘मवाबाला उपद्रव करू नका. त्यांच्याशी युद्धाचा प्रंसग आणू नका. त्यांच्यातली जमीन मी तुम्हास देणार नाही. कारण आर नगर मी लोटच्या वंशजांना इनाम दिले आहे.’”
Toen sprak de HEERE tot mij: Beangstig Moab niet, en meng u niet met hen in den strijd; want Ik zal u geen erfenis van hun land geven, dewijl Ik aan Lots kinderen Ar ter erfenis gegeven heb.
De Emieten woonden te voren daarin, een groot, en menigvuldig, en lang volk, gelijk de Enakieten.
Dezen werden ook voor reuzen gehouden, als de Enakieten; en de Moabieten noemden hen Emieten.
12 १२ पूर्वी सेईरात होरी लोकही राहत असत. पण एसावाच्या वंशजांनी त्यांची जमीन बळकावली, होरींचा संहार केला व तेथे स्वत: वस्ती केली. परमेश्वराने त्यांना दिलेल्या देशाचे इस्राएलींनी जसे केले तसेच त्यांनी इथे केले.
Ook woonden de Horieten te voren in Seir; maar de kinderen van Ezau verdreven hen uit de bezitting en verdelgden hen van hun aangezicht, en hebben in hunlieder plaats gewoond; gelijk als Israel gedaan heeft aan het land zijner erfenis, hetwelk de HEERE hun gegeven heeft.
13 १३ “मग परमेश्वराने मला जेरेद ओढ्यापलीकडे जायला सांगितले.” त्याप्रमाणे आपण जेरेद ओढ्यापलीकडे गेलो.
Nu, maakt u op, en trekt over de beek Zered. Alzo trokken wij over de beek Zered.
14 १४ कादेश बर्ण्या सोडून जेरेद ओढ्यापलीकडे पोहोचेपर्यंत अडतीस वर्षे उलटली होती. तोपर्यंत आपल्या पिढीतील सर्व लढवय्ये मरण पावले होते. परमेश्वराने शपथ वाहिल्या प्रमाणे हे झाले.
De dagen nu, die wij gewandeld hebben van Kades-Barnea, totdat wij over de beek Zered getogen zijn, waren acht en dertig jaren; totdat het ganse geslacht der krijgslieden uit het midden der heirlegers verteerd was, gelijk de HEERE hun gezworen had.
15 १५ त्यांचा समूळ नाश होईपर्यंत छावणीतून त्यांचा संहार करावा म्हणून परमेश्वराचा त्यांच्यावर हात उगारलेला होता
Zo was ook de hand des HEEREN tegen hen, om hen uit het midden des heirlegers te verslaan, totdat zij verteerd waren.
En het geschiedde, als al de krijgslieden verteerd waren, uit het midden des heirlegers wegstervende,
Dat de HEERE tot mij sprak, zeggende:
Gij zult heden doortrekken aan Ar, de landpale van Moab;
19 १९ तेथे अम्मोनी लोक भेटतील. त्यांना उपद्रव देऊ नको. त्यांच्याशी युध्द करू नको. त्यांच्या जमिनीतील वाटा मी तुला देणार नाही. कारण ते लोटाचे वंशज असून त्यांना मी ती वतन दिली आहे.”
En gij zult naderen tegenover de kinderen Ammons; beangstig die niet, en meng u met hen niet; want Ik zal u van het land der kinderen Ammons geen erfenis geven, dewijl Ik het aan Lots kinderen ter erfenis gegeven heb.
20 २० त्या भागाला “रेफाई देश” असेही म्हणतात. पूर्वी तेथे रेफाई लोकांची वस्ती होती. अम्मोनी त्यांना “जमजुम्मी” म्हणत.
Dit werd ook voor een land der reuzen gehouden; de reuzen woonden te voren daarin, en de Ammonieten noemden hen Zamzummieten;
21 २१ जमजुम्मी संख्येने पुष्कळ व सशक्त होते. अनाकी लोकांप्रमाणे ते धिप्पाड होते. पण त्यांचा संहार करायला अम्मोनी लोकांस परमेश्वराचे साहाय्य होते. आता त्या जमिनीचा ताबा घेऊन अम्मोनी तेथे राहतात.
Een groot, en menigvuldig, en lang volk, als de Enakieten; en de HEERE verdelgde hen voor hun aangezicht, zodat zij hen uit de bezitting verdreven, en aan hunlieder plaats woonden;
22 २२ एसावाच्या वंशजांनाही देवाचे असेच पाठबळ होते. पूर्वी सेईर येथे होरी लोक राहत असत. त्यांनी त्यांना हुसकावून लावले. पण एसावाच्या वंशजांनी होरींचा संहार केला व आजपर्यंत ते तेथे राहतात.
Gelijk als Hij aan de kinderen van Ezau, die in Seir wonen, gedaan heeft, voor welker aangezicht Hij de Horieten verdelgde; en zij verdreven hen uit de bezitting, en hebben aan hun plaats gewoond tot op dezen dag.
23 २३ त्याचप्रमाणे अव्वी लोक गज्जापर्यंतच्या खेड्यात वस्ती करून होते, त्यांचा कफतोराहून आलेल्या कफतोरी लोकांनी उच्छेद करून त्यांची भूमी बळकावली आणि आता ते तेथे राहत आहेत.
Ook hebben de Kafthorieten, die uit Kafthor uittogen, de Avieten, die in Hazerim tot Gaza toe woonden, verdelgd, en aan hun plaats gewoond.
24 २४ पुढे परमेश्वर मला म्हणाला, “आता उठा व आर्णोनाचे खोरे ओलांडून जा. हेशबोनाचा अमोरी राजा सीहोन व त्याचा देश मी तुझ्या हाती दिला आहे, तो देश आपल्या ताब्यात घे आणि त्यास लढाईला प्रवृत्त कर.
Maakt u op, reist heen, en gaat over de beek Arnon; ziet, Ik heb Sihon, den koning van Hesbon, den Amoriet, en zijn land, in uw hand gegeven; begint te erven, en mengt u met hen in den strijd.
25 २५ तुमच्याविषयी या सर्व आकाशाखालच्या लोकांच्या मनात आज अशी भीती व दहशत निर्माण करीन की, तुमचे वर्तमान ऐकताच ते थरथर कापतील व भयभीत होतील.”
Te dezen dage zal Ik beginnen uw schrik en uw vreze te geven over het aangezicht der volken, onder den gansen hemel; die uw gerucht zullen horen, die zullen sidderen, en bang zijn van uw aangezicht.
Toen zond ik boden uit de woestijn Kedemot tot Sihon, den koning van Hesbon, met woorden van vrede, zeggende:
Laat mij door uw land doortrekken; ik zal alleenlijk langs den weg voorttrekken; ik zal noch ter rechter- noch ter linkerhand uitwijken.
28 २८ तू पैसे घेऊन मला खाण्यासाठी अन्न विकत दे आणि पाणीही पैसे घेऊन विकत प्यायवयास दे, आम्हास फक्त इथून पलीकडे पायी जाऊ दे.
Verkoop mij spijze voor geld, dat ik ete, en geef mij water voor geld, dat ik drinke; alleenlijk laat mij op mijn voeten doortrekken;
29 २९ यार्देनपलीकडे आमचा देव परमेश्वर आम्हास देणार असलेल्या जमिनीपर्यंत आम्हास जायचे आहे. सेईरच्या एसाव लोकांनी आणि आर येथील मवाबी लोकांनी आम्हास जाऊ दिले तसेच तूही कर.”
Gelijk de kinderen van Ezau, die in Seir wonen, en de Moabieten, die in Ar wonen, mij gedaan hebben; totdat ik over de Jordaan kome in het land, dat de HEERE, onze God, ons geven zal.
30 ३० पण हेशबोनचा राजा सीहोन आपल्या देशातून जाऊ देईना. आपण त्यास पराभूत करावे म्हणूनच तुमचा देव परमेश्वर ह्याने त्यास कठोर केले. त्याचे मन कठीण केले. आज तुम्ही पाहातच आहात की तो देश आपल्या हाती आहे.
Maar Sihon, de koning van Hesbon, wilde ons door hetzelve niet laten doortrekken; want de HEERE, uw God, verhardde zijn geest, en verstokte zijn hart, opdat Hij hem in uw hand gave, gelijk het is te dezen dage.
31 ३१ परमेश्वर मला म्हणाला, “सीहोन राजा आणि त्याचा देश हे मी तुमच्या हवाली करत आहे. त्याचा देश तुझे वतन व्हावे म्हणून त्यांचा ताबा घे.”
En de HEERE zeide tot mij: Zie, Ik heb begonnen Sihon en zijn land voor uw aangezicht te geven; begin dan te erven, om zijn land erfelijk te bezitten.
En Sihon toog uit ons tegemoet, hij en al zijn volk, ten strijde, naar Jahaz.
33 ३३ परमेश्वर देवाने त्यास आपल्या ताब्यात दिले म्हणून आम्ही त्याचा, त्याच्या मुलांचा व सर्व लोकांचा पराभव करू शकलो.
En de HEERE, onze God, gaf hem voor ons aangezicht; en wij sloegen hem, en zijn zonen, en al zijn volk.
34 ३४ त्यांच्या सर्व नगरांचा आम्ही ताबा घेतला व पुरुष, स्त्रिया, मुलेबाळे ह्याच्यासह सर्वांचा समूळ नाश केला, कोणालाही जिवंत ठेवले नाही.
En wij namen te dier tijd al zijn steden in, en wij verbanden alle steden, mannen, en vrouwen, en kinderkens; wij lieten niemand overblijven.
Het vee alleen roofden wij voor ons, en den roof der steden, die wij innamen.
36 ३६ आर्णोन खोऱ्याच्या कडेला वसलेले अरोएर नगर, खोऱ्याच्या मध्यावरील एक नगर तसेच आर्णोन खोरे ते गिलादापर्यंत सर्व नगरे, आमचा देव परमेश्वर याने आम्हास दिली. आम्हास दुर्गम असे एकही नगर नव्हते.
Van Aroer af, dat aan den oever der beek Arnon is, en de stad, die aan de beek is, ook tot Gilead toe, was er geen stad, die voor ons te hoog was; de HEERE, onze God, gaf dat alles voor ons aangezicht.
37 ३७ अम्मोन्याचा प्रदेश वगळता फक्त यब्बोक नदीच्या किनाऱ्यावर तसेच डोंगराळ प्रदेशातील नगरांकडे आम्ही गेलो नाही. कारण आमचा देव परमेश्वर याने तेथे जाण्यास बंदी केली होती.
Behalve tot het land van de kinderen Ammons naderdet gij niet, noch tot de ganse streek der beek Jabbok, noch tot de steden van het gebergte, noch tot iets, dat de HEERE, onze God, ons verboden had.
