ಜ್ಞಾನೋಕ್ತಿಗಳು 30
1 ೧ ದೈವೋಕ್ತಿ. ಯಾಕೆ ಎಂಬುವವನ ಮಗನಾದ ಆಗೂರನ ಮಾತುಗಳು. ಇವನು ಇಥಿಯೇಲನಿಗೆ, ಇಥಿಯೇಲನಿಗೂ ಉಕ್ಕಾಲನಿಗೂ ಹೀಗೆ ಹೇಳಿದನು.
Woorden van Agoer, den zoon van Jake, uit Massa De mens spreekt: Ik heb mij afgemat, o God; Ik heb mij afgemat, o God; ik ben op!
Ik ben de domste van alle mensen, Ik bezit geen mensenverstand;
Maar God heeft mij wijsheid geleerd Nu bezit ik kennis van den Heilige!
4 ೪ ಆಕಾಶಕ್ಕೆ ಏರಿ ಇಳಿದಿರುವವನಾರು? ಮುಷ್ಠಿಯಲ್ಲಿ ಗಾಳಿಯನ್ನು ಕೂಡಿಸಿರುವವರು ಯಾರು? ತನ್ನ ಬಟ್ಟೆಯಲ್ಲಿ ನೀರನ್ನು ಮೂಟೆಕಟ್ಟಿರುವವರು ಯಾರು? ಭೂಮಿಯ ಎಲ್ಲೆಗಳನ್ನೆಲ್ಲಾ ಸ್ಥಾಪಿಸಿರುವವರು ಯಾರು? ಅವನ ಹೆಸರೇನು? ಅವನ ಮಗನ ಹೆಸರೇನು? ನೀನೇ ಬಲ್ಲವನು.
Wie steeg ten hemel op, en daalde weer neer; Wie ving de wind in zijn holle hand; Wie bond het water in zijn mantel; Wie stelde de grenzen der aarde vast? Hoe is zijn naam, hoe de naam van zijn zoon? Zeg het mij, wanneer ge het weet.
Elk woord van God is vertrouwd; Hij is een schild, voor wie op Hem bouwen.
Voeg aan zijn woorden niets toe, Anders berispt Hij u, en blijkt ge een leugenaar.
7 ೭ ನಿನ್ನಿಂದ ಎರಡು ವರಗಳನ್ನು ಬೇಡಿಕೊಂಡಿದ್ದೇನೆ, ಅನುಗ್ರಹಿಸದಿರಬೇಡ, ನಾನು ಸಾಯುವುದರೊಳಗಾಗಿ ಅವುಗಳನ್ನು ಕೈಗೂಡಿಸು.
Twee dingen wil ik van U vragen, Weiger mij die niet, eer ik sterf:
8 ೮ ನನ್ನಿಂದ ಕಪಟವನ್ನೂ, ಸುಳ್ಳುಮಾತನ್ನೂ ತೊಲಗಿಸು, ಬಡತನವನ್ನಾಗಲಿ, ಐಶ್ವರ್ಯವನ್ನಾಗಲಿ ಕೊಡದೆ ನನಗೆ ತಕ್ಕಷ್ಟು ಆಹಾರವನ್ನು ಭೋಜನಮಾಡಿಸು.
Onwaarheid en leugentaal, Houd ze verre van mij! Geef mij armoede noch rijkdom, Maar schenk mij het voedsel, dat ik nodig heb,
9 ೯ ಹಾಗಾಗದೆ ಹೊಟ್ಟೆತುಂಬಿದವನಾದರೆ, “ಯೆಹೋವನು ಯಾರೋ?” ಎಂದು ನಿನ್ನನ್ನು ತಿರಸ್ಕರಿಸೇನು, ಬಡವನಾದರೆ ಕಳ್ಳತನಮಾಡಿ ನನ್ನ ದೇವರಾದ ನಿನ್ನ ಹೆಸರನ್ನು ಅಯೋಗ್ಯವಾಗಿ ಎತ್ತೆನು.
Opdat ik U in mijn overvloed niet verloochene En zeggen durf: "Wie is Jahweh!" Of in mijn armoede niet tot stelen kom, En mij vergrijp aan de Naam van mijn God.
Belaster een knecht niet bij zijn meester; Anders vloekt hij u, en boet gij ervoor.
Wee het geslacht, dat zijn vader vloekt, En zijn moeder niet eert;
Het geslacht, dat zich onschuldig waant, Maar niet eens is schoongewassen van zijn vuil;
Het geslacht dat uit de hoogte neerziet, En de wenkbrauwen optrekt;
14 ೧೪ ಖಡ್ಗದಂತಿರುವ ಹಲ್ಲುಗಳೂ ಕತ್ತಿಯಂತಿರುವ ಕೋರೆಗಳೂ ಉಳ್ಳವರಾಗಿ ಭೂಮಿಯೊಳಗಿಂದ ಬಡವರನ್ನೂ, ಮನುಷ್ಯರ ಮಧ್ಯದೊಳಗಿಂದ ದಿಕ್ಕಿಲ್ಲದವರನ್ನೂ, ಅಗೆದು ನುಂಗಿಬಿಡುವ ಮತ್ತೊಂದು ತರದವರು ಉಂಟು.
Het geslacht, met tanden als zwaarden En kiezen als messen, Om den arme van de aarde weg te vreten, En den behoeftige weg van zijn grond.
15 ೧೫ ಕೊಡು, ಕೊಡು ಅನ್ನುವ ಎರಡು ಹೆಣ್ಣು ಮಕ್ಕಳು ಜಿಗಣೆಗೆ ಉಂಟು. ತೃಪ್ತಿಪಡದವುಗಳು ಮೂರು ಉಂಟು, ಹೌದು, ಸಾಕೆನ್ನದವುಗಳು ನಾಲ್ಕು ಉಂಟು.
De bloedzuiger heeft twee dochters, Ze heten: Hap, hap! Drie dingen zijn niet te verzadigen; Vier dingen zeggen nimmer: genoeg!
16 ೧೬ ಯಾವುವೆಂದರೆ, ಪಾತಾಳ, ಹೆರದ ಗರ್ಭ, ನೀರಿನಿಂದ ತೃಪ್ತಿಪಡದ ಭೂಮಿ, ಸಾಕಾಯಿತೆಂದು ಹೇಳದ ಬೆಂಕಿ, ಇವೇ. (Sheol h7585)
De onderwereld, De onvruchtbare moederschoot, Het land, dat water te kort komt, Het vuur, dat nooit "genoeg" zegt. (Sheol h7585)
17 ೧೭ ತಂದೆಯನ್ನು ಹಾಸ್ಯಮಾಡಿ ತಾಯಿಯ ಅಪ್ಪಣೆಯನ್ನು, ಧಿಕ್ಕರಿಸುವವನ ಕಣ್ಣನ್ನು, ಹಳ್ಳಕೊಳ್ಳದ ಕಾಗೆಗಳು ಕುಕ್ಕುವವು, ರಣಹದ್ದುಗಳು ತಿಂದುಬಿಡುವವು.
Een oog, dat met vader spot, En met de gehoorzaamheid aan moeder lacht: De raven van het dal zullen het uitpikken, De jonge arenden het opvreten.
Drie dingen zijn mij te wonderlijk, Vier dingen begrijp ik niet:
19 ೧೯ ಯಾವುವೆಂದರೆ, ಆಕಾಶದಲ್ಲಿ ಹದ್ದಿನ ಹಾದಿ, ಬಂಡೆಯ ಮೇಲೆ ಸರ್ಪದ ಸರಣಿ, ಸಾಗರದ ನಡುವೆ ಹಡಗಿನ ಮಾರ್ಗ, ಸ್ತ್ರೀಯಲ್ಲಿ ಪುರುಷನ ಪದ್ಧತಿ, ಇವೇ.
De weg van een arend door de lucht, De weg van een slang over de rots, De weg van een schip midden door zee, En de weg van een man naar een meisje.
Maar dit is de weg van een overspelige vrouw: Ze eet, veegt zich de mond af, En zegt: Ik heb geen kwaad gedaan.
Onder drie dingen beeft de aarde, Onder vier dingen houdt ze het niet uit:
Onder een slaaf, wanneer hij koning wordt; Onder een dwaas, als hij genoeg te eten heeft;
Onder een oude vrijster, die nog een man vindt; En onder een slavin, die haar meesteres verdringt
Vier dingen zijn de kleinste op aarde; Toch zijn ze wijzen te slim af!
De mieren: het is een volk zonder kracht, Maar ‘s zomers vergaart het zijn voedsel;
De klipdassen: het zijn zwakke dieren, Maar ze hebben hun hol in de rots;
De sprinkhanen: ze hebben geen koning, Maar hun zwerm trekt ordelijk uit;
Een hagedis: ze laat zich met de handen vatten, Maar ze woont in de paleizen des konings.
Drie dingen hebben een statige tred; Vier dingen hebben een statige gang:
Een leeuw, de held onder de dieren, Voor niets schrikt hij terug;
Een haan, die trots voor de kippen uitloopt; Een bok, die de geiten voorafgaat; Een koning aan het hoofd van zijn troepen.
Moogt ge dwaas zijn of verstandig: Als ge u verheffen wilt, hand op de mond!
Want een druk op melk geeft boter, Een druk op de neus geeft bloed, Een druk op de gramschap geeft twist!
