< ヨハネの福音書 1 >
1 はじめに言葉があり,言葉は神と共にあり,言葉は神であった。
In het begin was het Woord; En het Woord was bij God, En het Woord was God;
Het was bij God in het begin.
3 すべての物は彼を通して造られた。造られた物で,彼によらずに造られた物はなかった。
Alles is door Hem ontstaan; En zonder Hem is niets ontstaan.
In wat bestond, was Hij het leven, En het Leven was het licht der mensen;
5 光は闇の中で輝くが,闇はそれに打ち勝たなかった。
Het Licht schijnt in de duisternis, Maar de duisternis nam het niet aan.
6 神から遣わされた一人の人が現われた。その名はヨハネであった。
Er kwam een mens, van God gezonden; Johannes was zijn naam.
7 この人は証人として来た。光について証言するためであり,それはすべての人が彼を通して信じるためであった。
Hij kwam tot getuigenis, om van het Licht te getuigen, Opdat allen door hem zouden geloven.
8 彼自身は光ではなく,光について証言するために遣わされた。
Hijzelf was niet het Licht, Maar hij moest getuigen van het Licht.
9 すべての人を啓発する真の光が世に来ようとしていた。
Het waarachtige Licht, Dat alle mensen verlicht, Kwam in de wereld.
10 彼は世におり,世は彼を通して造られたのに,世は彼が分からなかった。
Hij was in de wereld, En ofschoon de wereld door Hem was ontstaan, Erkende de wereld Hem niet.
11 彼は自分の所有物のところに来たのに,彼自身の所有物であった者たちは彼を受け入れなかった。
Hij kwam in zijn eigen bezit; Ook de zijnen ontvingen Hem niet.
12 しかし,彼を受け入れたすべての者たち,その名を信じた者たちに,彼は神の子供となる権利を与えた。
Maar aan allen, die Hem ontvingen, Gaf Hij de macht, Gods kinderen te worden: Aan allen, die in zijn Naam geloven,
13 すなわち,血によらず,肉によらず,人によらず,神によって生まれた人々である。
Die niet uit bloed, Noch uit de wil van vlees of man, Maar die uit God zijn geboren.
14 言葉は肉となってわたしたちの間に住んだ。わたしたちはその栄光を見た。父のひとり子に属する栄光であって,恵みと真理とに満ちていた。
Het Woord is vlees geworden, En heeft onder ons gewoond! En wij hebben zijn glorie aanschouwd: Een glorie als van den Eengeborene uit den Vader, Vol van genade en waarheid.
15 ヨハネは彼について証言し,叫んで言った,「この方は,『わたしの後に来る方はわたしよりまさっている。わたしより先にいたからだ』とわたしが言った方だ」。
Johannes getuigde van Hem en riep uit: Van Hem was het, dat ik sprak: Die na mij komt, is mij voorafgegaan; Want Hij bestond eerder dan ik.
16 わたしたちは皆,彼の充満の中から,恵みの上に恵みを受けた。
Waarachtig, uit zijn volheid ontvingen wij allen De éne genade na de andere;
17 というのは,律法はモーセを通して与えられ,恵みと真理とはイエス・キリストを通して来たからだ。
Zeker, de Wet is door Moses gegeven, Maar de genade en waarheid zijn door Jesus Christus gekomen.
18 いまだ神を見た者はいない。父の懐にいるひとり子こそ,その方を知らせたのである。
Niemand heeft ooit God gezien; God zelf, de eengeboren Zoon, Die in de schoot des Vaders is, Heeft Hem verkondigd.
19 これは,ユダヤ人たちがエルサレムから祭司たちとレビ人たちを遣わして,「あなたはだれか」と尋ねさせた時の,ヨハネの証言である。
En dit is de getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jerusalem priesters en levieten tot hem zonden, om hem te vragen: Wie zijt gij?
20 彼は告白して否まず,「わたしはキリストではない」と告白した。
Hij erkende het openlijk: Niet ik ben de Christus.
21 彼らは彼に尋ねた,「それでは何か。あなたはエリヤか」。 彼は「そうではない」と言った。 「あなたはあの預言者か」。 彼は「違う」と答えた。
Ze vroegen hem: Wat dan? Zijt gij Elias? Hij zeide: Ik ben het niet. Zijt gij de profeet? Hij antwoordde: Neen.
22 それで彼らは彼に言った,「あなたはだれか。わたしたちを遣わした人たちに答えられるように,わたしたちに答えて欲しい。あなたは自分について何と言うのか」。
Ze zeiden hem dan: Wie zijt ge; opdat we antwoord brengen aan hen, die ons gezonden hebben; wat zegt ge van uzelf?
23 彼は言った,「わたしは,預言者イザヤが言ったように,『主の道をまっすぐにせよ』と荒野で叫ぶ者の声だ」。
Hij sprak: Ik ben de "stem van een roepende in de woestijn: Maakt recht de weg des Heren", zoals de profeet Isaias heeft gezegd.
24 遣わされていた者たちはファリサイ人の出であった。
De afgevaardigden nu behoorden tot de farizeën;
25 彼らは彼に尋ねた,「あなたがキリストでもエリヤでもあの預言者でもないのなら,なぜバプテスマを施すのか」。
ze ondervroegen hem, en zeiden: Waarom doopt ge dan, zo ge de Christus niet zijt, noch Elias, noch de profeet?
26 ヨハネは彼らに答えた,「わたしは水でバプテスマを施すが,あなた方の知らない方が,あなた方の間に立っている。
Johannes gaf hun ten antwoord: Ik doop met water; maar midden onder u staat Hij, dien gij niet kent.
27 わたしの後に来る方で,わたしよりも優れている。わたしはその方のサンダルのひもをほどくにも値しない」。
Hij is het, die na mij komt; ik ben niet waardig, zijn schoenriem los te maken.
28 これらの事は,ヨルダンの向こうのベタニアで起こった。ヨハネはそこでバプテスマを施していたのである。
Dit gebeurde te Betánië, aan de overkant van de Jordaan, waar Johannes toen doopte.
29 次の日,彼はイエスが自分の方へ来るのを見て言った,「見よ,世の罪を取り去る神の子羊だ!
Daags daarna zag hij Jesus tot zich komen; en hij zeide: Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.
30 この方は,『わたしの後に来る方はわたしよりも優れている。わたしより先にいたからだ』とわたしが言った方だ。
Deze is het, van wien ik sprak: Na mij komt een Man, die mij is voorafgegaan; want Hij bestond eerder dan ik.
31 わたしはこの方を知らなかった。だが,この理由でわたしは水でバプテスマを施しに来た。すなわち,この方がイスラエルに示されるためだ」。
Ook ik kende Hem niet; maar juist daarom kwam ik dopen met water, om Hem aan Israël bekend te maken.
32 ヨハネは証言して言った,「わたしは,霊がハトのように天から下って,この方の上にとどまるのを見た。
Nog getuigde Johannes: Ik heb den Geest als een duif uit de hemel zien dalen, en op Hem rusten.
33 わたしはこの方が分からなかった。だが,水でバプテスマを施すためにわたしを遣わされた方が,わたしに言われた,『だれでも霊が下ってその上にとどまるのを見たなら,その者が聖霊でバプテスマを施す者だ』。
Ook ik kende Hem niet; maar Hij die mij zond, om met water te dopen, Hij sprak tot mij: Op wien ge den Geest ziet nederdalen en rusten, Hij is het, die doopt met den Heiligen Geest.
34 わたしは見たので,この方が神の子だということを証言している」。
Ik heb het gezien, en ik heb getuigd: Hij is de Zoon van God.
35 また,次の日,ヨハネは自分の弟子のうちの二人と共に立っていた。
Daags daarna stond Johannes daar weer met twee zijner leerlingen.
36 彼は歩いているイエスを見つめて言った,「見よ,神の子羊だ!」
En met de blik op Jesus, die voorbijging, zeide hij: Zie het Lam Gods.
37 二人の弟子は彼が話すのを聞いて,イエスに従った。
De twee leerlingen hoorden hem dit zeggen, en gingen Jesus achterna.
38 イエスは振り向いて,彼らが付いて来るのを見て,彼らに言った,「あなた方は何を求めているのか」 。 彼らは言った,「ラビ」(訳せば先生ということ),「どこにお泊まりですか」。
Jesus keerde Zich om, zag dat ze Hem volgden, en sprak tot hen: Wat zoekt gij? Ze zeiden Hem: Rabbi (dat betekent: Meester), waar houdt Gij verblijf?
39 彼は彼らに言った,「来て,見なさい」 。 彼らは行って,彼がどこに泊まっているかを見た。そして彼らはその日,彼のところに泊まった。それは第十時ごろであった。
Hij zei hun: Komt het zien. Ze kwamen dan zien, waar Hij verblijf hield, en bleven die dag bij Hem. Het was omtrent het tiende uur.
40 ヨハネから聞いて彼に従った二人のうちの一人は,シモン・ペトロの兄弟アンデレであった。
Andreas, de broer van Simon Petrus, was één van de twee, die dit van Johannes hadden gehoord, en Hem waren gevolgd.
41 この人は最初に自分の兄弟シモンを見つけて,「わたしたちはメシアを見つけた!」と言った。(メシアとは,訳せばキリストということ。)
Hij ontmoette zijn broer Simon het eerst, en zeide tot hem: We hebben den Messias (dat betekent: Christus) gevonden.
42 彼はシモンをイエスのもとに連れて行った。イエスは彼に目をとめて言った,「あなたはヨナの子シモンだ。あなたはケファと呼ばれるだろう」 。(ケファとは,訳せばペトロということ。)
En hij leidde hem tot Jesus. Jesus zag hem aan, en sprak: Gij zijt Simon, de zoon van Jona; gij zult Kefas heten (dat betekent: Petrus).
43 次の日,イエスはガリラヤに出かけることに決め,フィリポを見つけた。イエスは彼に言った,「わたしに従いなさい」 。
Daags daarna wilde Hij naar Galilea vertrekken; toen ontmoette Hij Filippus. En Jesus zeide tot hem: Volg Mij.
44 ところでフィリポはベツサイダ,すなわちアンデレやペトロの町の生まれであった。
Filippus was van Betsáida, de stad van Andreas en Petrus.
45 フィリポはナタナエルを見つけて言った,「わたしたちはモーセが律法の中に書き,預言者たちも書いた方を見つけた。すなわちヨセフの子,ナザレのイエスだ」。
Filippus ontmoette Natánaël, en sprak tot hem: Van wien Moses in de Wet en ook de profeten hebben geschreven, dien hebben we gevonden: Jesus, den zoon van Josef, uit Názaret.
46 ナタナエルは彼に言った,「何か良いものがナザレから出ることがあるだろうか」。 フィリポは彼に言った,「来て,見なさい」。
Natánaël zei hem: Kan er iets goeds komen uit Názaret? Filippus zei hem: Kom het zien.
47 イエスはナタナエルが自分の方へ来るのを見て,彼についてこう言った。「見よ,本当のイスラエル人,その内に偽りのない人だ!」
Jesus zag Natánaël naar Zich toe komen, en zeide van hem: Ziedaar een waar Israëliet, in wien geen bedrog is.
48 ナタナエルはイエスに言った,「どうしてわたしを知っておられるのですか」。 イエスは彼に答えた,「フィリポがあなたを呼ぶ前に,あなたがイチジクの木の下にいた時,わたしはあなたを見た」。
Natánaël zeide Hem: Hoe kent Gij mij? Jesus gaf hem ten antwoord: Voordat Filippus u riep, zag Ik u onder de vijgeboom.
49 ナタナエルはイエスに答えた, 「ラビ,あなたは神の子です! あなたはイスラエルの王です!」
Natánaël antwoordde Hem: Rabbi, Gij zijt de Zoon van God; Gij zijt de Koning van Israël.
50 イエスは彼に答えた,「『あなたがイチジクの木の下にいるのを見た』と,わたしが告げたので信じるのか。あなたはこれより大きな事を見るだろう」 。
Jesus antwoordde hem: Gelooft ge, omdat Ik u zeide: Ik zag u onder de vijgeboom? Grotere dingen zult ge zien.
51 彼に言った,「本当にはっきりとあなたに言う。これから先,あなた方は天が開けて,神のみ使いたちが人の子の上に上り下りするのを見るだろう」 。
En Hij sprak tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Gij zult de hemel geopend zien, en de engelen Gods zien opstijgen en nederdalen over den Mensenzoon.