< 歴代誌Ⅰ 1 >
5 ヤベテの子等はゴメル、マゴグ、マデア、ヤワン、トバル、メセク、テラス
De zonen van Jáfet waren: Gómer, Magog, Madai, Jawan, Toebal, Mésjek en Tiras.
De zonen van Gómer: Asjkenaz, Rifat en Togarma.
7 ヤワンの子等はエリシヤ、タルシシ、キツテム、ドダニム
De zonen van Jawan: Elisja, Tarsjisj, de Kittiërs en de Dodanieten.
De zonen van Cham waren: Koesj, Egypte, Poet en Kanaän.
9 クシの子等はセバ、ハビラ、サブタ、ラアマ、サブテカ、ラアマの子等はセバとデダン
De zonen van Koesj waren: Seba, Chawila, Sabta, Rama en Sabteka. De zonen van Rama: Sjeba en Dedan.
10 クシ、ニムロデを生り彼はじめて世の權力ある者となれり
Koesj verwekte ook Nimrod. Deze begon machtig te worden op aarde.
Egypte bracht de Loedieten voort, de Anamieten, de Lehabieten, de Naftoechieten,
12 パテロス族カスル族カフトリ族を生りカスル族よりペリシテ族出たり
de Patroesieten en de Kasloechieten, waar de Filistijnen en de Kaftorieten uit voortgekomen zijn.
Kanaän verwekte Sidon, zijn eerstgeborene, en Chet;
verder de Jeboesieten, Amorieten en de Girgasjieten,
de Chiwwieten, Arkieten en Sinieten,
de Arwadieten, Semarieten en Chamatieten.
17 セムの子等はエラム、アシユル、アルバクサデ、ルデ、アラム、ウズ、ホル、ゲテル、メセク
De zonen van Sem waren: Elam, Assjoer, Arpaksad, de Lydiërs, Aram, Oes, Choel, Géter en Mésjek.
Arpaksad verwekte Sála, en Sála weer Éber.
19 エベルに二人の子生れたりその一人の名をベレグ(分)と曰ふ其は彼の代に地の人散り分れたればなりその弟の名をヨクタンと曰ふ
Éber had twee zonen: de eerste heette Páleg, omdat in zijn tijd de wereld verdeeld werd; zijn broer heette Joktan.
20 ヨクタンはアルモダデ、シヤレフ、ハザルマウテ、ヱラ
Joktan verwekte Almodad en Sjélef, Chasarmáwet en Jérach,
23 オフル、ハビラおよびヨハブを生り是等はみなヨクタンの子なり
Ofir, Chawila en Jobab: allen zonen van Joktan.
en Abram; dat is dezelfde als Abraham.
De zonen van Abraham waren Isaäk en Jisjmaël.
29 彼らの子孫は左のごとしイシマエルの冢子はネバヨテ次はケダル、アデビエル、ミブサム
Hier volgt de lijst van hun afstammelingen. De eerstgeborene van Jisjmaël was Nebajot; verder Kedar, Adbeël en Mibsam,
Misjma, Doema en Massa, Chadad, Tema,
31 ヱトル、ネフシ、ケデマ、イシマエルの子孫は是の如し
Jetoer, Nafisj en Kédma. Dit zijn de zonen van Jisjmaël.
32 アブラハムの妾ケトラの生る子は左のごとし彼ジムラン、ヨクシヤン、メダン、ミデアン、イシバク、シユワを生りヨクシヤンの子等はシバおよびデダン
Ketoera, de bijvrouw van Abraham, kreeg de volgende kinderen: Zimran, Joksjan, Medan, Midjan, Jisjbak en Sjóeach. Joksjan verwekte Sjeba en Dedan.
33 ミデアンの子等はエバ、エペル、ヘノク、アビダ、エルダア是等はみなケトラの生る子なり
De zonen van Midjan waren: Efa, Éfer, Chanok, Abida en Eldaä. Dat waren allen nakomelingen van Ketoera.
34 アブラハム、イサクを生りイザクの子等はヱサウとイスラエル
Abraham was de vader van Isaäk. De zonen van Isaäk waren Esau en Israël.
35 エサウの子等はエリバズ、リウエル、ヱウシ、ヤラム、コラ
De zonen van Esau waren: Elifáz, Reoeël, Jeoesj, Jalam en Kórach.
36 エリバズの子等はテマン、オマル、ゼビ、ガタム、ケナズ、テムナ、アマレク
De zonen van Elifaz waren: Teman, Omar, Sefi, Gatam, Kenaz, Timna en Amalek.
37 リウエルの子等はナハテ、ゼラ、シヤンマ、ミツザ
De zonen van Reoeël waren: Náchat en Zérach, Sjamma en Mizza.
38 セイの子等はロタン、シヨバル、ヂベオン、アナ、デシヨン、エゼル、デシヤン
De zonen van Seïr waren: Lotan. Sjobal, Sibon en Ana; verder Disjon, Éser en Disjan.
39 ロタンの子等はホリとホマム、ロタンの妹はテムナ
De zonen van Lotan waren Chori en Homam; de zuster van Lotan was Timna.
40 シヨバルの子等はアルヤン、マナハテ、エバル、シピ、オナム、ヂベオンの子等はアヤとアナ
De zonen van Sjobal waren: Aljan, Manáchat, Ebal, Sjefi en Onam. De zonen van Sibon waren Ajja en Ana.
41 アナの子等はデシヨン、デシヨンの子等はハムラム、エシバン、イテラン、ケラン、
De zoon van Ana was Disjon. De zonen van Disjon waren: Chamran, Esjban, Jitran en Keran.
42 エゼルの子等はビルハン、ザワン、ヤカン、デシヤンの子等はウズおよびアラン
De zonen van Éser waren: Bilhan, Zaäwan en Akan. De zonen van Disjan waren Oes en Aran.
43 イスラエルの子孫を治むる王いまだ有ざる前にエドムの地を治めたる王等は左のごとしベオルの子ベラその都城の名はデナバといふ
En dit zijn de koningen, die over het land Edom regeerden, eer er een koning heerste over de zonen Israëls. Béla, de zoon van Beor; zijn hofstad heette Dinhaba.
44 ベラ薨てボズラのゼラの子ヨバブこれに代りて王となり
Na de dood van Béla regeerde Jobab, de zoon van Zérach uit Bosra in zijn plaats.
45 ヨバブ薨てテマン人の地のホシヤムこれにかはりて王となり
Na de dood van Jobab regeerde Choesjam uit het land der Temanieten in zijn plaats.
46 ホシヤム薨てベダデの子ハダデこれにかはりて王となれり彼モアブの野にてミデアン人を撃りその都城の名はアビテといふ
Na de dood van Choesjam regeerde Hadad, de zoon van Bedad, in zijn plaats. Hij was het, die Midjan in de vlakten van Moab versloeg; zijn stad heette Awit.
47 ハダデ薨てマスレカのサムラこれに代りて王となり
Na de dood van Hadad regeerde Samla uit Masreka in zijn plaats.
48 サムラ薨て河の旁なるレホボテのサウルこれに代りて王となり
Na de dood van Samla regeerde Sjaoel uit Rechobot aan de rivier in zijn plaats.
49 サウル薨てアクボルの子バアルハナンこれに代りて王となり
Na de dood van Sjaoel regeerde Báal-Chanan, de zoon van Akbor, in zijn plaats.
50 バアルハナン薨てハダデこれにかはりて王となれりその都城の名はパイといふその妻はマテレデの女子にして名をメヘタベルといへりマテレデはメザハブの女なり
Na de dood van Báal-Chanan regeerde Hadad in zijn plaats; zijn hofstad heette Paï; zijn vrouw heette Mehetabel, en was de dochter van Matred en kleindochter van Me-Zahab.
51 ハダデも薨たり/エドムの諸侯は左のごとし、テムナ侯アルヤ侯ヱテテ侯
Na de dood van Hadad waren er de volgende stamhoofden in Edom: die van Timna, Alja en Jetet,
54 マグデエル侯イラム侯エドムの諸侯は是のごとし
Magdiël en Iram. Dit waren dus de stamhoofden van Edom.