< תהילים 73 >
מזמור לאסף אך טוב לישראל אלהים לברי לבב׃ | 1 |
Psalm van Asaf. Waarachtig; God is goed voor den rechtvaardige, Jahweh voor de reinen van hart!
ואני כמעט נטוי רגלי כאין שפכה אשרי׃ | 2 |
Toch waren haast mijn voeten gestruikeld, Mijn schreden bijna uitgegleden!
כי קנאתי בהוללים שלום רשעים אראה׃ | 3 |
Want ik was jaloers op de bozen, Omdat ik de voorspoed der zondaars zag;
כי אין חרצבות למותם ובריא אולם׃ | 4 |
Voor hen toch bestaat er geen lijden, Gezond en vol kracht is hun lijf.
בעמל אנוש אינמו ועם אדם לא ינגעו׃ | 5 |
Ze hebben geen zorgen als andere mensen, Worden niet als anderen geplaagd;
לכן ענקתמו גאוה יעטף שית חמס למו׃ | 6 |
Daarom hangen ze hoogmoed om als een keten, Bedekt hen geweld als een mantel.
יצא מחלב עינמו עברו משכיות לבב׃ | 7 |
De misdaad puilt uit hun vet, Hun hart loopt over van slechte gedachten;
ימיקו וידברו ברע עשק ממרום ידברו׃ | 8 |
Ze honen en lasteren, En dreigen op hoge toon met geweld.
שתו בשמים פיהם ולשונם תהלך בארץ׃ | 9 |
Ze zetten een mond op tegen de hemel, En hun tong gaat zich tegen de aarde te buiten.
לכן ישיב עמו הלם ומי מלא ימצו למו׃ | 10 |
Daarom lopen de dwazen achter hen aan, En slurpen begerig hun woorden op.
ואמרו איכה ידע אל ויש דעה בעליון׃ | 11 |
Ze zeggen: "Hoe zou God er iets van weten, De Allerhoogste er kennis van hebben?"
הנה אלה רשעים ושלוי עולם השגו חיל׃ | 12 |
Zie, zo gaat het de zondaars: Ze zijn altijd gelukkig, en hopen zich rijkdommen op!
אך ריק זכיתי לבבי וארחץ בנקיון כפי׃ | 13 |
Heb ik dan mijn hart vergeefs in reinheid bewaard, En mijn handen in onschuld gewassen:
ואהי נגוע כל היום ותוכחתי לבקרים׃ | 14 |
De ganse dag word ik geplaagd, Iedere morgen opnieuw geslagen!
אם אמרתי אספרה כמו הנה דור בניך בגדתי׃ | 15 |
Dacht ik: Zo wil ik spreken! Dan brak ik de trouw van het geslacht uwer kinderen;
ואחשבה לדעת זאת עמל היא בעיני׃ | 16 |
Maar als ik ging peinzen, om het te vatten, Dan bleef het een raadsel in mijn oog.
עד אבוא אל מקדשי אל אבינה לאחריתם׃ | 17 |
Totdat ik in Gods raadsbesluiten drong, En op hun einde ging letten:
אך בחלקות תשית למו הפלתם למשואות׃ | 18 |
Ja, Gij hebt ze op een glibberige bodem gezet, Ze gestort in hun eigen verderf!
איך היו לשמה כרגע ספו תמו מן בלהות׃ | 19 |
Hoe zijn ze in een oogwenk vernietigd, Verdwenen, in verschrikkelijke rampen vergaan:
כחלום מהקיץ אדני בעיר צלמם תבזה׃ | 20 |
Heer, als een droom, die bij het ontwaken vervliegt, Wiens beeld we bij het opstaan verachten!
כי יתחמץ לבבי וכליותי אשתונן׃ | 21 |
Als dus mijn hart nog verbitterd zou zijn, En mijn nieren bleven geprikkeld,
ואני בער ולא אדע בהמות הייתי עמך׃ | 22 |
Dan was ik een dwaas en een zot, Een stuk vee in uw oog.
ואני תמיד עמך אחזת ביד ימיני׃ | 23 |
Want ik blijf altijd bij U, Gij houdt mij bij de rechterhand;
בעצתך תנחני ואחר כבוד תקחני׃ | 24 |
Gij leidt mij naar uw raadsbesluit, En herstelt mij in ere!
מי לי בשמים ועמך לא חפצתי בארץ׃ | 25 |
Wat heb ik toch in de hemel; Ook op aarde verlang ik niets buiten U!
כלה שארי ולבבי צור לבבי וחלקי אלהים לעולם׃ | 26 |
Al bezwijken mijn vlees en mijn hart, God is voor eeuwig de Rots van mijn hart en mijn erfdeel.
כי הנה רחקיך יאבדו הצמתה כל זונה ממך׃ | 27 |
Maar die U verlaten, gaan zeker te gronde, Gij vernietigt wie van U afvalt;
ואני קרבת אלהים לי טוב שתי באדני יהוה מחסי לספר כל מלאכותיך׃ | 28 |
Doch mij is het goed, in Gods nabijheid te blijven, En mijn vertrouwen te stellen op Jahweh, mijn Heer!