< תהילים 59 >
למנצח אל תשחת לדוד מכתם בשלח שאול וישמרו את הבית להמיתו הצילני מאיבי אלהי ממתקוממי תשגבני׃ | 1 |
Voor muziekbegeleiding; "Verderf niet." Een puntdicht van David, toen Saül het huis liet bewaken, om hem te doden. Red mij van mijn vijanden, o mijn God, Bescherm mij tegen mijn verdrukkers;
הצילני מפעלי און ומאנשי דמים הושיעני׃ | 2 |
Bevrijd mij van de woestelingen, Verlos mij van de bloeddorstigen.
כי הנה ארבו לנפשי יגורו עלי עזים לא פשעי ולא חטאתי יהוה׃ | 3 |
Want zie, ze belagen mijn leven, En geweldenaars grijpen mij aan;
בלי עון ירוצון ויכוננו עורה לקראתי וראה׃ | 4 |
O Jahweh, ofschoon ik niets kwaads of verkeerds heb gedaan, En geen schuld er aan heb, lopen zij uit en wachten mij op. Sta op! Snel mij te hulp en zie toe,
ואתה יהוה אלהים צבאות אלהי ישראל הקיצה לפקד כל הגוים אל תחן כל בגדי און סלה׃ | 5 |
Jahweh der heirscharen, Israëls God! Ontwaak, om al die trotsaards te straffen, Spaar geen van die valse verraders!
ישובו לערב יהמו ככלב ויסובבו עיר׃ | 6 |
Iedere avond komen ze terug. En lopen de stad rond, jankend als honden.
הנה יביעון בפיהם חרבות בשפתותיהם כי מי שמע׃ | 7 |
Zie, ze kwijlen smaad uit hun mond, En het ligt op hun lippen: "Wie wil er wat horen!"
ואתה יהוה תשחק למו תלעג לכל גוים׃ | 8 |
Maar Jahweh, Gij lacht ze uit, En drijft met al die trotsaards de spot!
עזו אליך אשמרה כי אלהים משגבי׃ | 9 |
Mijn Sterkte, aan U klamp ik mij vast, Want Gij zijt mijn toevlucht, o God!
אלהי חסדו יקדמני אלהים יראני בשררי׃ | 10 |
Mijn God, uw goedheid trede mij tegen, En doe mij op mijn vijanden neerzien, o God.
אל תהרגם פן ישכחו עמי הניעמו בחילך והורידמו מגננו אדני׃ | 11 |
Neen, spaar ze niet, opdat ze mijn volk niet verleiden; Maar doe ze vallen, en stort ze neer door uw kracht.
חטאת פימו דבר שפתימו וילכדו בגאונם ומאלה ומכחש יספרו׃ | 12 |
Vergeld hun, o Heer, het kwaad van hun mond En het woord hunner lippen; Laat ze in hun eigen trots zich verstrikken, Om de vloeken en leugens, die ze hebben gesproken.
כלה בחמה כלה ואינמו וידעו כי אלהים משל ביעקב לאפסי הארץ סלה׃ | 13 |
Maak een eind aan hun woede, Maak een eind aan hun trots, Opdat ze erkennen, dat God heerst in Jakob Tot aan de grenzen der aarde.
וישובו לערב יהמו ככלב ויסובבו עיר׃ | 14 |
Laat ze terugkomen, iedere avond opnieuw, En door de stad lopen, jankend als honden,
המה ינועון לאכל אם לא ישבעו וילינו׃ | 15 |
Rondzwervend, om vreten te zoeken, En blaffen, wanneer ze niet vol zijn.
ואני אשיר עזך וארנן לבקר חסדך כי היית משגב לי ומנוס ביום צר לי׃ | 16 |
Maar ìk zal uw almacht bezingen, Elke morgen uw goedertierenheid prijzen; Want Gij zijt mijn schuts, Mijn toevlucht in tijden van nood.
עזי אליך אזמרה כי אלהים משגבי אלהי חסדי׃ | 17 |
Mijn Sterkte, U wil ik loven; Want Gij zijt mijn toevlucht, o God, mijn genadige God!