< תהילים 14 >
למנצח לדוד אמר נבל בלבו אין אלהים השחיתו התעיבו עלילה אין עשה טוב׃ | 1 |
Voor muziekbegeleiding. Van David. De dwaas zegt bij zichzelf: "Er is geen God!" Slecht en schandelijk is zijn gedrag; Er is niemand, die het goede behartigt.
יהוה משמים השקיף על בני אדם לראות היש משכיל דרש את אלהים׃ | 2 |
Jahweh blikt uit de hemelen neer Op de kinderen der mensen: Om te zien, of er niet één verstandige is, Niet één, die God zoekt.
הכל סר יחדו נאלחו אין עשה טוב אין גם אחד׃ | 3 |
Maar àllen zijn ze afgedwaald, Allen even bedorven; Er is niemand, die het goede behartigt, Geen enkele zelfs!
הלא ידעו כל פעלי און אכלי עמי אכלו לחם יהוה לא קראו׃ | 4 |
Worden al die zondaars dan nimmer verstandig: Ze blijven mijn volk maar verslinden, En het brood van Jahweh wel eten, Maar ze vereren Hem niet.
שם פחדו פחד כי אלהים בדור צדיק׃ | 5 |
Maar, dan zullen ze beven van angst, Als Jahweh het opneemt voor het vrome geslacht;
עצת עני תבישו כי יהוה מחסהו׃ | 6 |
De wijsheid van den eenvoudige zal hem beschamen, Omdat deze op Jahweh zijn hoop heeft gesteld.
מי יתן מציון ישועת ישראל בשוב יהוה שבות עמו יגל יעקב ישמח ישראל׃ | 7 |
Ach, dat uit Sion Israëls redding mocht dagen, Als Jahweh het lot van zijn volk ten beste keert: Dan zal Jakob jubelen, En Israël juichen!