< תהילים 118 >
הודו ליהוה כי טוב כי לעולם חסדו׃ | 1 |
Halleluja! Brengt Jahweh dank, want Hij is goed: Zijn genade duurt eeuwig!
יאמר נא ישראל כי לעולם חסדו׃ | 2 |
Laat Israël herhalen: Zijn genade duurt eeuwig!
יאמרו נא בית אהרן כי לעולם חסדו׃ | 3 |
Laat het huis van Aäron herhalen: Zijn genade duurt eeuwig!
יאמרו נא יראי יהוה כי לעולם חסדו׃ | 4 |
Die Jahweh vrezen, herhalen: Zijn genade duurt eeuwig!
מן המצר קראתי יה ענני במרחב יה׃ | 5 |
In mijn benauwdheid riep ik tot Jahweh; En Jahweh heeft mij verhoord en verkwikt.
יהוה לי לא אירא מה יעשה לי אדם׃ | 6 |
Voor mij neemt Jahweh het op: Niets heb ik te vrezen; Wat zouden de mensen mij doen!
יהוה לי בעזרי ואני אראה בשנאי׃ | 7 |
Voor mij neemt Jahweh het op: Hij komt mij te hulp; Zo zie ik op mijn vijanden neer!
טוב לחסות ביהוה מבטח באדם׃ | 8 |
Beter tot Jahweh te vluchten, dan op mensen te bouwen;
טוב לחסות ביהוה מבטח בנדיבים׃ | 9 |
Beter tot Jahweh te vluchten, dan te bouwen op vorsten!
כל גוים סבבוני בשם יהוה כי אמילם׃ | 10 |
Al houden mij alle volken omsingeld: In de Naam van Jahweh sla ik ze neer!
סבוני גם סבבוני בשם יהוה כי אמילם׃ | 11 |
Al hebben ze mij van alle kanten omringd: In de Naam van Jahweh sla ik ze neer!
סבוני כדבורים דעכו כאש קוצים בשם יהוה כי אמילם׃ | 12 |
Al zwermen ze als wespen om mij heen: In de Naam van Jahweh sla ik ze neer! Al laaien ze op als vuur in de doornen: In de Naam van Jahweh sla ik ze neer!
דחה דחיתני לנפל ויהוה עזרני׃ | 13 |
Ik ben gestompt en geslagen, om te vallen, Maar Jahweh heeft mij gestut;
עזי וזמרת יה ויהי לי לישועה׃ | 14 |
Jahweh is mijn kracht en mijn schuts, Hij heeft mij de zege verleend!
קול רנה וישועה באהלי צדיקים ימין יהוה עשה חיל׃ | 15 |
Een jubel van blijdschap en zege Juicht onder de tenten der vromen: Jahweh’s rechterhand brengt de victorie;
ימין יהוה רוממה ימין יהוה עשה חיל׃ | 16 |
Jahweh’s rechter overwint!
לא אמות כי אחיה ואספר מעשי יה׃ | 17 |
Neen, ik zal niet sterven, maar leven, Om Jahweh’s daden te melden!
יסר יסרני יה ולמות לא נתנני׃ | 18 |
Wel heeft Jahweh mij streng gekastijd, Maar Hij gaf mij niet prijs aan de dood.
פתחו לי שערי צדק אבא בם אודה יה׃ | 19 |
Doet dan de poorten der gerechtigheid open: Ik wil er doorheen, om Jahweh te danken!
זה השער ליהוה צדיקים יבאו בו׃ | 20 |
אודך כי עניתני ותהי לי לישועה׃ | 21 |
Ik wil U danken, want Gij hebt mij verhoord, Gij hebt mij de zege verleend!
אבן מאסו הבונים היתה לראש פנה׃ | 22 |
De steen, die de bouwlieden hadden verworpen, Is hoeksteen geworden;
מאת יהוה היתה זאת היא נפלאת בעינינו׃ | 23 |
Jahweh heeft het gedaan: Een wonder was het in onze ogen!
זה היום עשה יהוה נגילה ונשמחה בו׃ | 24 |
Dit is de dag, die Jahweh gemaakt heeft: Laat ons thans jubelen en juichen!
אנא יהוה הושיעה נא אנא יהוה הצליחה נא׃ | 25 |
Ach Jahweh, blijf ons toch helpen; Ach Jahweh, maak ons gelukkig!
ברוך הבא בשם יהוה ברכנוכם מבית יהוה׃ | 26 |
Gezegend, die komt in de Naam van Jahweh: 7 Uit Jahweh’s woning bidden wij zegen u toe!
אל יהוה ויאר לנו אסרו חג בעבתים עד קרנות המזבח׃ | 27 |
Jahweh is God: Hij doet ons stralen van vreugde; Bindt dan de feestslingers tot de hoornen van het altaar!
אלי אתה ואודך אלהי ארוממך׃ | 28 |
Gij zijt mijn God: U wil ik loven; Gij zijt mijn God: U wil ik roemen!
הודו ליהוה כי טוב כי לעולם חסדו׃ | 29 |
Brengt Jahweh dank, want Hij is goed: Zijn genade duurt eeuwig!