יַעֲקֹב 5
| הוי העשירים בכו והילילו על הצרות אשר תבאנה עליכם׃ | 1 |
Welaan nu, gij rijken, weent en huilt over uw ellendigheden, die over u komen.
| עשרכם בלה ובגדיכם אכלם עש׃ | 2 |
Uw rijkdom is verrot, en uw klederen zijn van de motten gegeten geworden;
| זהבכם וכספכם כסתם חלאה והיתה חלאתם בכם לעדות ואכלה כמו אש את בשרכם אצרתם לכם אוצרות בקץ הימים׃ | 3 |
Uw goud en zilver is verroest; en hun roest zal u zijn tot een getuigenis, en zal uw vlees als een vuur verteren; gij hebt schatten vergaderd in de laatste dagen.
| הנה שכר הפעלים אספי קציר שדתיכם אשר עשקתם צעק עליכם וצעקת הקוצרים באה באזני יהוה צבאות׃ | 4 |
Ziet, het loon der werklieden, die uw landen gemaaid hebben, welke van u verkort is, roept; en het geschrei dergenen, die geoogst hebben, is gekomen tot in de oren van den Heere Sebaoth.
| התעדנתם בארץ והתענגתם והשמנתם את לבכם כמו ליום טבחה׃ | 5 |
Gij hebt lekkerlijk geleefd op de aarde, en wellusten gevolgd; gij hebt uw harten gevoed als in een dag der slachting.
| הרשעתם והמתם את הצדיק והוא נענה לא יפתח פיו׃ | 6 |
Gij hebt veroordeeld, gij hebt gedood den rechtvaardige; en hij wederstaat u niet.
| לכן אחי דמו והוחילו עד בוא האדון הנה האכר מחכה לטוב תבואת האדמה בהוחילו כי ירד עליה גשם יורה ומלקוש׃ | 7 |
Zo zijt dan lankmoedig, broeders, tot de toekomst des Heeren. Ziet, de landman verwacht de kostelijke vrucht des lands, lankmoedig zijnde over dezelve, totdat het den vroegen en spaden regen zal hebben ontvangen.
| כן הוחילו גם אתם ואמצו לבבכם כי קרוב האדון לבא׃ | 8 |
Weest gij ook lankmoedig, versterkt uw harten; want de toekomst des Heeren genaakt.
| אחי אל תתאוננו איש על רעהו פן תשפטו הנה השופט עמד לפתח׃ | 9 |
Zucht niet tegen elkander, broeders, opdat gij niet veroordeeld wordt; ziet, de Rechter staat voor de deur.
| אחי הנביאים אשר דברו בשם יהוה הם יהיו לכם למופת העני והתוחלת׃ | 10 |
Mijn broeders, neemt tot een voorbeeld des lijdens, en der lankmoedigheid de profeten, die in den Naam des Heeren gesproken hebben.
| הנה מאשרים אנחנו את הסבלים את סבלנות איוב שמעתכם ואת אחרית האדון ראיתם כי רחום וחנון יהוה׃ | 11 |
Ziet, wij houden hen gelukzalig, die verdragen; gij hebt de verdraagzaamheid van Job gehoord, en gij hebt het einde des Heeren gezien, dat de Heere zeer barmhartig is en een Ontfermer.
| וראש דבר אחי לא תשבעו לא בשמים ולא בארץ ולא בכל שבועה אחרת ויהי הן שלכם הן ולא שלכם לא פן תפלו בידי הדין׃ | 12 |
Doch voor alle dingen, mijn broeders, zweert niet, noch bij den hemel, noch bij de aarde, noch enigen anderen eed; maar uw ja, zij ja, en het neen, neen; opdat gij in geen oordeel valt.
| כי יצר לאיש בכם הוא יתפלל ואשר ייטב לבו הוא יזמר׃ | 13 |
Is iemand onder u in lijden? Dat hij bidde. Is iemand goedsmoeds? Dat hij psalmzinge.
| איש כי יחלה בכם יקרא את זקני הקהלה ויתפללו בעדו ויסוכהו שמן בשם יהוה׃ | 14 |
Is iemand krank onder u? Dat hij tot zich roepe de ouderlingen der Gemeente, en dat zij over hem bidden, hem zalvende met olie in den Naam des Heeren.
| ותפלת האמונה תושיע את החולה ויהוה יקימנו ואשר חטא יסלח לו׃ | 15 |
En het gebed des geloofs zal den zieke behouden, en de Heere zal hem oprichten, en zo hij zonden gedaan zal hebben, het zal hem vergeven worden.
| התודו עונותיכם איש לפני רעהו והתפללו איש בעד רעהו למען תרפאו כי גדול כח תפלת הצדיק הקרא אל אלהים בחזקה׃ | 16 |
Belijdt elkander de misdaden, en bidt voor elkander, opdat gij gezond wordt; een krachtig gebed des rechtvaardigen vermag veel.
| אליהו אנוש אנוש היה כמנו והתפלל תפלה שלא יהיה מטר ולא היה מטר בארץ שלש שנים וששה חדשים׃ | 17 |
Elias was een mens van gelijke bewegingen als wij; en hij bad een gebed, dat het niet zou regenen; en het regende niet op de aarde in drie jaren en zes maanden.
| וישב ויתפלל והשמים נתנו מטר והארץ הצמיחה את פריה׃ | 18 |
En hij bad wederom, en de hemel gaf regen, en de aarde bracht haar vrucht voort.
| אחי כי יתעה איש בכם מן האמת ואיש אחר ישיבנו׃ | 19 |
Broeders, indien iemand onder u van de waarheid is afgedwaald, en hem iemand bekeert,
| ידוע ידע כי המשיב את החוטא מעקשות דרכו הוא יושיע את נפשו ממות ויכסה על המון פשעים׃ | 20 |
Die wete, dat degene, die een zondaar van de dwaling zijns wegs bekeert, een ziel van den dood zal behouden, en menigte der zonden zal bedekken.
