< ישעה 60 >
קומי אורי כי בא אורך וכבוד יהוה עליך זרח׃ | 1 |
Sta dan op, word verlicht, want uw licht is gekomen, De glorie van Jahweh gaat over u op!
כי הנה החשך יכסה ארץ וערפל לאמים ועליך יזרח יהוה וכבודו עליך יראה׃ | 2 |
Want zie, terwijl de duisternis de aarde bedekt, En het donker de volken: Is Jahweh over u opgegaan, En straalt zijn glorie over u uit;
והלכו גוים לאורך ומלכים לנגה זרחך׃ | 3 |
Nu komen de volkeren naar uw licht, En koningen naar uw stralenglans!
שאי סביב עיניך וראי כלם נקבצו באו לך בניך מרחוק יבאו ובנתיך על צד תאמנה׃ | 4 |
Sla uw ogen op, en zie om u heen: Ze zijn allen verzameld, en gaan naar u op; Van verre snellen uw zonen toe, Uw dochters worden op de heup gedragen.
אז תראי ונהרת ופחד ורחב לבבך כי יהפך עליך המון ים חיל גוים יבאו לך׃ | 5 |
Gij zult het zien, en stralen van blijdschap, En uw hart zal bonzen van vreugd: Want dan stromen de schatten der zee naar u toe, De rijkdom der volken komt op u af.
שפעת גמלים תכסך בכרי מדין ועיפה כלם משבא יבאו זהב ולבונה ישאו ותהלת יהוה יבשרו׃ | 6 |
Een vloed van kamelen zal u bedekken, Dromedarissen van Midjan en Efa; Uit Sjeba trekken ze allen met goud en met wierook, En verkondigen blijde Jahweh’s lof.
כל צאן קדר יקבצו לך אילי נביות ישרתונך יעלו על רצון מזבחי ובית תפארתי אפאר׃ | 7 |
Al de schapen van Kedar zijn voor u samengedreven, En Nebajots rammen staan voor u klaar; Ze bestijgen mijn altaar als een aangenaam offer, Om het huis van mijn glorie te eren.
מי אלה כעב תעופינה וכיונים אל ארבתיהם׃ | 8 |
Wie komen als een wolk daar aangevlogen, En als duiven naar hun til?
כי לי איים יקוו ואניות תרשיש בראשנה להביא בניך מרחוק כספם וזהבם אתם לשם יהוה אלהיך ולקדוש ישראל כי פארך׃ | 9 |
De bodems der kustlanden liggen voor Mij al bijeen, De schepen van Tarsjisj voorop: Om uw zonen van verre te brengen, Tegelijk met hun zilver en goud, Voor de Naam van Jahweh, uw God, Voor Israëls Heilige, die u glorie bereidt.
ובנו בני נכר חמתיך ומלכיהם ישרתונך כי בקצפי הכיתיך וברצוני רחמתיך׃ | 10 |
Dan bouwen de vreemden uw muren op, En hun koningen zullen u dienen; Want al heb Ik u in mijn gramschap geslagen, In mijn liefde ontferm Ik Mij over u.
ופתחו שעריך תמיד יומם ולילה לא יסגרו להביא אליך חיל גוים ומלכיהם נהוגים׃ | 11 |
Uw poorten zullen altijd open staan, Nooit worden gesloten bij dag of bij nacht: Opdat de volken u hun rijkdommen brengen, Begeleid door hun vorsten.
כי הגוי והממלכה אשר לא יעבדוך יאבדו והגוים חרב יחרבו׃ | 12 |
כבוד הלבנון אליך יבוא ברוש תדהר ותאשור יחדו לפאר מקום מקדשי ומקום רגלי אכבד׃ | 13 |
De glorie van de Libanon zal tot u komen: Cypressen, platanen en dennen tezamen, Om mijn heilige stede te sieren, De plek voor mijn voeten te eren.
והלכו אליך שחוח בני מעניך והשתחוו על כפות רגליך כל מנאציך וקראו לך עיר יהוה ציון קדוש ישראל׃ | 14 |
Deemoedig komen de zonen van uw tyrannen tot u, Voor uw voetzolen werpen al, die u versmaadden, zich neer, Ze zullen u noemen: de Stad van Jahweh, De Sion van Israëls Heilige!
תחת היותך עזובה ושנואה ואין עובר ושמתיך לגאון עולם משוש דור ודור׃ | 15 |
Van de verlatene, die gij waart, Van de gehate, waar niemand doorheen trok, Maak Ik een trots voor de eeuwen, Een lust van geslacht op geslacht.
וינקת חלב גוים ושד מלכים תינקי וידעת כי אני יהוה מושיעך וגאלך אביר יעקב׃ | 16 |
De melk der volkeren zult ge drinken, En koninklijke borsten zuigen. Dan zult ge weten, dat Ik, Jahweh, het ben, die u redt, Jakobs Sterke, die u verlost!
תחת הנחשת אביא זהב ותחת הברזל אביא כסף ותחת העצים נחשת ותחת האבנים ברזל ושמתי פקדתך שלום ונגשיך צדקה׃ | 17 |
Voor koper breng Ik u goud, en zilver voor ijzer, Koper voor hout, en ijzer voor stenen. Vrede stel Ik aan tot uw leiders, En gerechtigheid tot uw heersers.
לא ישמע עוד חמס בארצך שד ושבר בגבוליך וקראת ישועה חומתיך ושעריך תהלה׃ | 18 |
Van geweld wordt in uw land niet langer gehoord, Van verwoesting noch puinen binnen uw grenzen; Maar uw muren zult ge Redding noemen, En Glorie uw poorten.
לא יהיה לך עוד השמש לאור יומם ולנגה הירח לא יאיר לך והיה לך יהוה לאור עולם ואלהיך לתפארתך׃ | 19 |
De zon zal des daags uw licht niet meer zijn, De glans der maan u ‘s nachts niet beschijnen; Maar Jahweh zal een eeuwig Licht voor u zijn, En uw God wordt uw Luister!
לא יבוא עוד שמשך וירחך לא יאסף כי יהוה יהיה לך לאור עולם ושלמו ימי אבלך׃ | 20 |
Uw zon gaat nimmer meer onder, En uw maan neemt niet af; Want Jahweh zal een eeuwig Licht voor u zijn: Uw dagen van rouw zijn ten einde!
ועמך כלם צדיקים לעולם יירשו ארץ נצר מטעו מעשה ידי להתפאר׃ | 21 |
Uw volk zal enkel rechtvaardigen zijn, En het land voor eeuwig bezitten: De loot, die Ik plantte, Het werk mijner handen, om Mij te verheerlijken.
הקטן יהיה לאלף והצעיר לגוי עצום אני יהוה בעתה אחישנה׃ | 22 |
De kleinste wordt een geslacht, De geringste een machtige natie. Ik, Jahweh, heb het gezegd; Te zijner tijd zal Ik het haastig volbrengen!