< דברים 28 >

והיה אם שמוע תשמע בקול יהוה אלהיך לשמר לעשות את כל מצותיו אשר אנכי מצוך היום ונתנך יהוה אלהיך עליון על כל גויי הארץ׃ 1
Wanneer gij dus aan Jahweh, uw God, gehoorzaamt, en alle geboden, die ik u heden geef, zorgvuldig onderhoudt, dan zal Jahweh, uw God, u boven alle volken der aarde verheffen,
ובאו עליך כל הברכות האלה והשיגך כי תשמע בקול יהוה אלהיך׃ 2
en zullen al de volgende zegeningen over u neerdalen en u ten deel vallen, omdat gij luistert naar Jahweh, uw God.
ברוך אתה בעיר וברוך אתה בשדה׃ 3
Gezegend gij in de stad, gezegend ook op het land.
ברוך פרי בטנך ופרי אדמתך ופרי בהמתך שגר אלפיך ועשתרות צאנך׃ 4
Gezegend de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw land en de vrucht van uw vee, de dracht van uw runderen en de worp van uw schapen.
ברוך טנאך ומשארתך׃ 5
Gezegend uw korf en uw trog.
ברוך אתה בבאך וברוך אתה בצאתך׃ 6
Gezegend gij bij uw komen, gezegend ook bij uw gaan!
יתן יהוה את איביך הקמים עליך נגפים לפניך בדרך אחד יצאו אליך ובשבעה דרכים ינוסו לפניך׃ 7
Jahweh zal de vijanden, die tegen u opstaan, voor u verslaan en aan u overleveren; langs één weg trekken zij tegen u op, langs zeven wegen vluchten ze voor u weg.
יצו יהוה אתך את הברכה באסמיך ובכל משלח ידך וברכך בארץ אשר יהוה אלהיך נתן לך׃ 8
Jahweh zal voor u zijn zegen ontbieden, over uw voorraadschuren en over al het werk uwer handen; Hij zal u zegenen in het land, dat Jahweh, uw God, u gaat geven.
יקימך יהוה לו לעם קדוש כאשר נשבע לך כי תשמר את מצות יהוה אלהיך והלכת בדרכיו׃ 9
Jahweh zal u tot zijn heilig volk maken, zoals Hij u heeft gezworen, wanneer gij de geboden van Jahweh, uw God, onderhoudt, en zijn wegen bewandelt;
וראו כל עמי הארץ כי שם יהוה נקרא עליך ויראו ממך׃ 10
en alle volken der aarde zullen u vrezen, wanneer ze zien, dat de naam van Jahweh over u is uitgeroepen.
והותרך יהוה לטובה בפרי בטנך ובפרי בהמתך ובפרי אדמתך על האדמה אשר נשבע יהוה לאבתיך לתת לך׃ 11
Jahweh zal u een rijke overvloed geven van de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw vee, de vrucht van uw grond in het land, dat Jahweh aan uw vaderen onder ede beloofd heeft, u te geven.
יפתח יהוה לך את אוצרו הטוב את השמים לתת מטר ארצך בעתו ולברך את כל מעשה ידך והלוית גוים רבים ואתה לא תלוה׃ 12
Jahweh zal voor u de hemel als zijn rijke schatkamer openen, om op de juiste tijd regen aan uw land te schenken en al de arbeid uwer handen te zegenen, zodat gij aan talrijke volken kunt lenen, maar zelf niets ter leen hoeft te vragen.
ונתנך יהוה לראש ולא לזנב והיית רק למעלה ולא תהיה למטה כי תשמע אל מצות יהוה אלהיך אשר אנכי מצוך היום לשמר ולעשות׃ 13
Jahweh zal u tot kop maken en nimmer tot staart; gij zult alleen maar omhoog gaan en nooit naar omlaag, wanneer gij gehoorzaamt aan de geboden van Jahweh, uw God, die ik u heden geef, en ze nauwgezet onderhoudt;
ולא תסור מכל הדברים אשר אנכי מצוה אתכם היום ימין ושמאול ללכת אחרי אלהים אחרים לעבדם׃ 14
wanneer gij niet afwijkt, rechts noch links, van al wat ik u heden gebied, geen vreemde goden achterna loopt en dient.
והיה אם לא תשמע בקול יהוה אלהיך לשמר לעשות את כל מצותיו וחקתיו אשר אנכי מצוך היום ובאו עליך כל הקללות האלה והשיגוך׃ 15
Maar wanneer ge niet gehoorzaamt aan Jahweh, uw God, en zijn geboden en bepalingen, die ik u heden geef, niet nauwgezet onderhoudt, dan zullen al de volgende vervloekingen u treffen en teisteren.
ארור אתה בעיר וארור אתה בשדה׃ 16
Vervloekt zult gij zijn in de stad, en vervloekt op het land.
ארור טנאך ומשארתך׃ 17
Vervloekt uw korf en uw trog.
ארור פרי בטנך ופרי אדמתך שגר אלפיך ועשתרות צאנך׃ 18
Vervloekt de vrucht van uw schoot en de vrucht van uw land, de dracht van uw runderen en de worp van uw schapen.
ארור אתה בבאך וארור אתה בצאתך׃ 19
Vervloekt zult gij zijn bij uw komen, en vervloekt bij uw gaan!
ישלח יהוה בך את המארה את המהומה ואת המגערת בכל משלח ידך אשר תעשה עד השמדך ועד אבדך מהר מפני רע מעלליך אשר עזבתני׃ 20
Jahweh zal vloek, verwarring en schrik over u zenden bij al het werk uwer handen, dat gij verricht, totdat gij verdelgd en spoedig vernietigd zijt om de boosheid van uw gedrag, omdat gij Mij hebt verlaten.
ידבק יהוה בך את הדבר עד כלתו אתך מעל האדמה אשר אתה בא שמה לרשתה׃ 21
Jahweh zal u de pest op het lijf jagen, totdat Hij u heeft uitgemoord uit het land, dat gij thans in bezit gaat nemen.
יככה יהוה בשחפת ובקדחת ובדלקת ובחרחר ובחרב ובשדפון ובירקון ורדפוך עד אבדך׃ 22
Jahweh zal u slaan met tering, koorts, koudvuur en ontsteking, met droogte, korenbrand en verdorring; die zullen u achtervolgen, totdat gij eraan te gronde gaat.
והיו שמיך אשר על ראשך נחשת והארץ אשר תחתיך ברזל׃ 23
De hemel boven uw hoofd zal van koper worden, de aarde onder uw voeten van ijzer;
יתן יהוה את מטר ארצך אבק ועפר מן השמים ירד עליך עד השמדך׃ 24
Jahweh zal zand op uw land laten regenen, en stof zal van de hemel op u neerslaan, totdat gij verdelgd zijt.
יתנך יהוה נגף לפני איביך בדרך אחד תצא אליו ובשבעה דרכים תנוס לפניו והיית לזעוה לכל ממלכות הארץ׃ 25
Jahweh zal u door uw vijanden laten verslaan; langs één weg zult ge tegen hen optrekken, langs zeven wegen voor hen wegvluchten. Door alle koninkrijken der aarde zult ge worden mishandeld.
והיתה נבלתך למאכל לכל עוף השמים ולבהמת הארץ ואין מחריד׃ 26
Uw lijken zullen tot aas strekken aan alle vogels in de lucht en aan de beesten op aarde, en niemand zal ze verjagen.
יככה יהוה בשחין מצרים ובעפלים ובגרב ובחרס אשר לא תוכל להרפא׃ 27
Jahweh zal u slaan met egyptische zweren, met builen, uitslag en schurft, waarvan ge niet kunt genezen.
יככה יהוה בשגעון ובעורון ובתמהון לבב׃ 28
Jahweh zal u slaan met waanzin, blindheid, verdwazing,
והיית ממשש בצהרים כאשר ימשש העור באפלה ולא תצליח את דרכיך והיית אך עשוק וגזול כל הימים ואין מושיע׃ 29
zodat ge midden op de dag zult rondtasten, zoals een blinde tast in het duister, en gij op geen uwer wegen vooruitkomt, maar ge altijd door slechts verdrukt en beroofd wordt, en niemand u helpt.
אשה תארש ואיש אחר ישגלנה בית תבנה ולא תשב בו כרם תטע ולא תחללנו׃ 30
Ge zult u met een vrouw verloven, maar een ander zal haar bezitten; een huis bouwen, maar er niet in wonen; een wijngaard planten, maar er niet van genieten.
שורך טבוח לעיניך ולא תאכל ממנו חמרך גזול מלפניך ולא ישוב לך צאנך נתנות לאיביך ואין לך מושיע׃ 31
Uw rund zal voor uw ogen worden geslacht, maar ge krijgt er niets van te eten; uw ezel zal in uw bijzijn worden geroofd, en keert niet tot u terug; uw kudde wordt aan uw vijanden gegeven, zonder dat iemand u helpt.
בניך ובנתיך נתנים לעם אחר ועיניך ראות וכלות אליהם כל היום ואין לאל ידך׃ 32
Uw zonen en dochters zullen aan een ander volk worden uitgeleverd; gij zult het met eigen ogen zien en steeds naar hen smachten, doch machteloos zijn.
פרי אדמתך וכל יגיעך יאכל עם אשר לא ידעת והיית רק עשוק ורצוץ כל הימים׃ 33
Een volk, dat ge niet kent, zal de vruchten van uw bodem en van al uw arbeid verslinden, terwijl gij altijd door zó wordt verdrukt en mishandeld,
והיית משגע ממראה עיניך אשר תראה׃ 34
dat ge waanzinnig wordt, van wat uw ogen aanschouwen.
יככה יהוה בשחין רע על הברכים ועל השקים אשר לא תוכל להרפא מכף רגלך ועד קדקדך׃ 35
Jahweh zal u slaan met kwaadaardige zweren op knieën en heupen, waarvan ge niet kunt genezen, van uw voetzool tot uw schedel.
יולך יהוה אתך ואת מלכך אשר תקים עליך אל גוי אשר לא ידעת אתה ואבתיך ועבדת שם אלהים אחרים עץ ואבן׃ 36
Jahweh zal u en uw koning, dien gij over u aanstelt, naar een volk laten brengen, dat gij noch uw vaderen hebben gekend. Daar zult ge vreemde goden moeten dienen van hout en steen,
והיית לשמה למשל ולשנינה בכל העמים אשר ינהגך יהוה שמה׃ 37
en een hoon, een schimp en een spot onder alle volken zijn, waar Jahweh u heenvoert.
זרע רב תוציא השדה ומעט תאסף כי יחסלנו הארבה׃ 38
Veel zaad zult ge naar het veld dragen, maar weinig oogsten, want de sprinkhaan zal het vernielen;
כרמים תטע ועבדת ויין לא תשתה ולא תאגר כי תאכלנו התלעת׃ 39
wijngaarden planten en bewerken, maar geen wijn ervan drinken noch opslaan, want de rupsen vreten ze kaal;
זיתים יהיו לך בכל גבולך ושמן לא תסוך כי ישל זיתך׃ 40
olijfbomen bezitten over heel uw gebied, maar u niet zalven met olie, want uw olijven vallen af.
בנים ובנות תוליד ולא יהיו לך כי ילכו בשבי׃ 41
Zonen en dochters zult ge verwekken, maar ze niet kunnen behouden, want ze gaan de gevangenschap in.
כל עצך ופרי אדמתך יירש הצלצל׃ 42
Al uw bomen en veldvruchten vallen aan het ongedierte ten prooi.
הגר אשר בקרבך יעלה עליך מעלה מעלה ואתה תרד מטה מטה׃ 43
De vreemdeling, die in uw midden woont, zal zich boven u verheffen, hoger en hoger, maar gij zult dieper en dieper zinken;
הוא ילוך ואתה לא תלונו הוא יהיה לראש ואתה תהיה לזנב׃ 44
hij zal aan u lenen, maar gij niet aan hem, hij zal de kop zijn, maar gij de staart.
ובאו עליך כל הקללות האלה ורדפוך והשיגוך עד השמדך כי לא שמעת בקול יהוה אלהיך לשמר מצותיו וחקתיו אשר צוך׃ 45
Al deze vervloekingen zullen over u komen, u achtervolgen en treffen, totdat gij verdelgd zijt, omdat gij niet hebt geluisterd naar Jahweh, uw God, en zijn geboden en bepalingen, die Hij u gaf, niet onderhieldt.
והיו בך לאות ולמופת ובזרעך עד עולם׃ 46
Dan zullen zij de tekenen en wonderen zijn onder u en uw kroost voor altijd en immer!
תחת אשר לא עבדת את יהוה אלהיך בשמחה ובטוב לבב מרב כל׃ 47
Omdat gij bij al de overvloed niet blijmoedig en gaarne Jahweh, uw God, hebt gediend,
ועבדת את איביך אשר ישלחנו יהוה בך ברעב ובצמא ובעירם ובחסר כל ונתן על ברזל על צוארך עד השמידו אתך׃ 48
zult gij met honger en dorst, in naaktheid en nijpend gebrek uw vijanden moeten dienen, die Jahweh op u afzendt, en legt Hij een ijzeren juk op uw nek, totdat Hij u heeft vernietigd.
ישא יהוה עליך גוי מרחוק מקצה הארץ כאשר ידאה הנשר גוי אשר לא תשמע לשנו׃ 49
Jahweh zal een volk op u loslaten van de uiterste grenzen der aarde, en het schiet neer als een arend; een volk waarvan ge de taal niet verstaat,
גוי עז פנים אשר לא ישא פנים לזקן ונער לא יחן׃ 50
een meedogenloos volk, dat geen grijsaard ontziet, en geen erbarmen heeft met den knaap.
ואכל פרי בהמתך ופרי אדמתך עד השמדך אשר לא ישאיר לך דגן תירוש ויצהר שגר אלפיך ועשתרת צאנך עד האבידו אתך׃ 51
Het zal de vrucht van uw vee en de vrucht van uw akker verslinden, totdat gij vernietigd zijt. Het zal u geen koren, geen most en geen olie overlaten, geen dracht van uw runderen, geen worp van uw schapen, totdat het u heeft verdelgd.
והצר לך בכל שעריך עד רדת חמתיך הגבהות והבצרות אשר אתה בטח בהן בכל ארצך והצר לך בכל שעריך בכל ארצך אשר נתן יהוה אלהיך לך׃ 52
Het zal u benauwen in al uw poorten, totdat in heel uw land uw hoge en sterke muren, waarop gij vertrouwt, in puin zijn gevallen; het zal u belegeren in al de steden van heel uw land, dat Jahweh, uw God, aan u gaf.
ואכלת פרי בטנך בשר בניך ובנתיך אשר נתן לך יהוה אלהיך במצור ובמצוק אשר יציק לך איבך׃ 53
Dan zult ge in de benauwdheid en de beklemming, waarmee de vijand u knelt, de vrucht van uw schoot verslinden, het vlees van uw zonen en dochters eten, die Jahweh u gaf.
האיש הרך בך והענג מאד תרע עינו באחיו ובאשת חיקו וביתר בניו אשר יותיר׃ 54
De meest verwende en verwijfde onder u zal het zijn eigen broer misgunnen, het misgunnen aan de vrouw in zijn armen en zijn andere kinderen, die hij heeft overgelaten,
מתת לאחד מהם מבשר בניו אשר יאכל מבלי השאיר לו כל במצור ובמצוק אשר יציק לך איבך בכל שעריך׃ 55
en aan geen hunner iets van het vlees van zijn telgen afstaan, dat hij verslindt, omdat hem anders niets rest in de benauwdheid en beklemming, waarmee uw vijand u binnen al uw poorten beknelt.
הרכה בך והענגה אשר לא נסתה כף רגלה הצג על הארץ מהתענג ומרך תרע עינה באיש חיקה ובבנה ובבתה׃ 56
De meest verwende en vertroetelde vrouw onder u, zo verwend en vertroeteld, dat zij zelfs haar voet niet op de grond durft zetten, zal aan haar man in haar armen, aan haar zoon en haar dochter,
ובשליתה היוצת מבין רגליה ובבניה אשר תלד כי תאכלם בחסר כל בסתר במצור ובמצוק אשר יציק לך איבך בשעריך׃ 57
de nageboorte uit haar schoot misgunnen, misgunnen het kind, dat zij baart, omdat zij bij het nijpend gebrek hen zelf heimelijk verslindt in de benauwdheid en de beklemming, waarmee de vijand u binnen al uw poorten beknelt.
אם לא תשמר לעשות את כל דברי התורה הזאת הכתובים בספר הזה ליראה את השם הנכבד והנורא הזה את יהוה אלהיך׃ 58
Wanneer ge dus al de woorden van deze Wet, die in dit boek zijn beschreven, niet nauwgezet onderhoudt, en deze heerlijke en ontzaglijke Naam van Jahweh, uw God, niet vreest,
והפלא יהוה את מכתך ואת מכות זרעך מכות גדלות ונאמנות וחלים רעים ונאמנים׃ 59
dan zal Jahweh u en uw kroost verschrikkelijk treffen met grote en aanhoudende plagen, met vreselijke en ongeneeslijke kwalen.
והשיב בך את כל מדוה מצרים אשר יגרת מפניהם ודבקו בך׃ 60
Dan zal Hij al de egyptische ziekten, waarvoor ge zo bang zijt, over u uitstorten, en zij laten u niet meer los.
גם כל חלי וכל מכה אשר לא כתוב בספר התורה הזאת יעלם יהוה עליך עד השמדך׃ 61
Ook met alle andere ziekten en plagen, die in dit wetboek niet eens staan vermeld, zal Jahweh u blijven bezoeken, totdat gij vernietigd zijt,
ונשארתם במתי מעט תחת אשר הייתם ככוכבי השמים לרב כי לא שמעת בקול יהוה אלהיך׃ 62
en slechts met weinigen zijt overgebleven, in plaats van talrijk te zijn als de sterren aan de hemel, omdat ge niet hebt geluisterd naar de stem van Jahweh, uw God!
והיה כאשר שש יהוה עליכם להיטיב אתכם ולהרבות אתכם כן ישיש יהוה עליכם להאביד אתכם ולהשמיד אתכם ונסחתם מעל האדמה אשר אתה בא שמה לרשתה׃ 63
En zoals Jahweh er vreugde in vond, u goed te doen en u talrijk te maken, zo zal Jahweh er vreugde in vinden, u te vernietigen en te verdelgen. Dan zult gij weggesleept worden uit het land, dat ge in bezit gaat nemen.
והפיצך יהוה בכל העמים מקצה הארץ ועד קצה הארץ ועבדת שם אלהים אחרים אשר לא ידעת אתה ואבתיך עץ ואבן׃ 64
Jahweh zal u onder alle volken verstrooien van het ene uiteinde der aarde tot het andere, en ge zult daar vreemde goden moeten dienen van hout en steen, die gij noch uw vaderen hebben gekend.
ובגוים ההם לא תרגיע ולא יהיה מנוח לכף רגלך ונתן יהוה לך שם לב רגז וכליון עינים ודאבון נפש׃ 65
Ook onder die volken zult ge niet ongestoord kunnen wonen, en zal er geen rust voor uw voeten zijn. Jahweh zal u daar een sidderend hart, smachtende ogen en een bekommerd gemoed bezorgen.
והיו חייך תלאים לך מנגד ופחדת לילה ויומם ולא תאמין בחייך׃ 66
Gij zult uw leven aan een draad zien hangen, nacht en dag bevreesd zijn, en uw leven niet zeker.
בבקר תאמר מי יתן ערב ובערב תאמר מי יתן בקר מפחד לבבך אשר תפחד וממראה עיניך אשר תראה׃ 67
Des morgens zult ge zeggen: "Ach, was het maar avond!" en des avonds: "Ach, was het maar morgen!" om de angst, die uw hart vervult en om het schouwspel, dat ge moet zien.
והשיבך יהוה מצרים באניות בדרך אשר אמרתי לך לא תסיף עוד לראתה והתמכרתם שם לאיביך לעבדים ולשפחות ואין קנה׃ 68
Op schepen brengt Jahweh u terug naar Egypte, de weg, waarvan ik u heb gezegd, dat ge die nooit meer zult zien; daar zult ge aan uw vijanden als slaven en slavinnen te koop worden geboden, maar er zal niet eens een koper zijn.

< דברים 28 >