אֶל־הָעִבְרִים 1

1 לפני שנים רבות דיבר אלוהים אל אבותינו באמצעות הנביאים בדרכים שונות, וסיפר להם, שלב אחרי שלב, על תוכניותיו.

Nadat God eertijds vele malen en op velerlei wijzen tot de Vaders gesproken heeft door de Profeten,

2 אך עתה, באחרית הימים, דיבר אלינו אלוהים באמצעות בנו, אשר בידו הפקיד את הכול ועל־ידו ברא את העולם ואת כל אשר בו. (aiōn g165)

heeft Hij aan het einde dezer dagen tot ons gesproken door den Zoon, dien Hij gesteld heeft tot erfgenaam van al zijn bezit en door wien Hij de wereld gemaakt heeft. (aiōn g165)

3 בן־האלוהים מקרין את זוהר כבוד האלוהים; הוא צלם תכונותיו של אלוהים, ובכוח דברו הוא נושא את העולם כולו. לאחר שהקריב את עצמו למעננו, כדי לטהר אותנו מחטאינו, עלה בן האלוהים למרומים וישב לימין האלוהים.

Deze is de afstraling zijner Glorie en de afdruk van zijn Wezen, en Hij draagt het heelal door het woord zijner Macht; Hij heeft de reiniging van zonden bewerkt, en toen Zich neergezet aan de rechterhand der Majesteit in den hoge.

4 בזאת הוכיח שהוא בעל חשיבות גדולה מכל המלאכים, ואלוהים אישר עובדה זאת כשהעניק לו את השם:”בן־אלוהים“– שם שלא הוענק לאף מלאך!

Even hoog staat Hij boven de engelen, als de Naam, die Hij ontving, voortreffelijker is dan de hunne.

5 לאיזה מלאך אמר אלוהים אי־פעם:”בני אתה, אני היום ילדתיך“?, או”אני אהיה לו לאב והוא יהיה לי לבן“?

Want tot wien der engelen heeft Hij ooit gezegd: "Gij zijt mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt." Of wederom: "Ik zal Hem tot Vader zijn, En Hij zal Mij wezen tot Zoon."

6 כשהציג אלוהים לפני העולם את בנו בכורו, את ישוע המשיח, אמר:”השתחוו לו כל־מלאכי אלוהים“.

En wanneer Hij den Eerstgeborene de wereld binnenleidt, zegt Hij opnieuw: "Alle engelen Gods moeten Hem aanbidden."

7 ועל המלאכים אלוהים אומר:”עושה מלאכיו רוחות, משרתיו אש לוהט“.

En van de engelen zegt Hij: "Die zijn engelen geesten maakt, En zijn knechten vlammend vuur."

8 אך לבנו הוא אומר:”כסאך, אלוהים, עולם ועד, שבט מישר שבט מלכותך. (aiōn g165)

Maar van den Zoon: Uw troon, o God, is in de eeuwen der eeuwen, En uw koningschepter is de schepter van het recht. (aiōn g165)

9 אהבת צדק ותשנא רשע, על כן משחך אלהים אלהיך שמן ששון מחבריך“.

Gij hebt gerechtigheid bemind, En ongerechtigheid gehaat. Daarom, o God, heeft uw God U gezalfd, Met vreugde-olie boven uw genoten.

10 גם במקום אחר אנו מוצאים רמז לעליונותו של הבן:”אתה, אדוני, לפנים הארץ יסדת, ומעשה ידיך שמים.

En: Heer, in den beginne hebt Gij de aarde gegrond, En de hemelen zijn de werken uwer handen.

11 המה יאבדו, ואתה תעמד; וכולם כבגד יבלו.

Zij zullen vergaan, maar Gij blijft! Als een kleed zullen ze allen verslijten.

12 כלבוש תחליפם, ויחלפו. ואתה הוא ושנותיך לא יתמו“.

Als een mantel rolt Gij ze op, En als een kleed zullen ze worden verwisseld. Maar Gij blijft dezelfde, En uw jaren nemen geen einde.

13 האם אמר אלוהים אי־פעם לאחד המלאכים את אשר אמר לבנו:”שב לימיני עד אשית ‎ א‎וֹיְבֶיךָ הֲד‎וֹם לרגליך“?

En tot wien der engelen sprak Hij ooit: "Zet U aan mijn rechterhand, Totdat Ik uw vijanden leg als een voetbank voor uw voeten."

14 לא! כי המלאכים הם רק רוחות שרת, אשר נשלחו לעזור ולהשגיח על העתידים להיוושע.

Zijn ze niet allen dienstbare geesten, uitgezonden tot hulp van hen, die de zaligheid zullen beërven?