< תהילים 75 >
לַמְנַצֵּחַ אַל־תַּשְׁחֵת מִזְמוֹר לְאָסָף שִֽׁיר׃ הוֹדִינוּ לְּךָ ׀ אֱֽלֹהִים הוֹדִינוּ וְקָרוֹב שְׁמֶךָ סִפְּרוּ נִפְלְאוֹתֶֽיךָ׃ | 1 |
Voor muziekbegeleiding; op de wijze: "Verderf niet." Een psalm van Asaf; een lied. Wij loven U, God, en prijzen U, Wij roepen uw Naam aan, en vermelden uw wonderen!
כִּי אֶקַּח מוֹעֵד אֲנִי מֵישָׁרִים אֶשְׁפֹּֽט׃ | 2 |
Als Ik de tijd acht gekomen, Zal Ik een rechtvaardig oordeel houden:
נְֽמֹגִים אֶרֶץ וְכׇל־יֹשְׁבֶיהָ אָנֹכִי תִכַּנְתִּי עַמּוּדֶיהָ סֶּֽלָה׃ | 3 |
Al wankelt de aarde met al haar bewoners, Ik zet haar zuilen weer recht!
אָמַרְתִּי לַהוֹלְלִים אַל־תָּהֹלּוּ וְלָרְשָׁעִים אַל־תָּרִימוּ קָֽרֶן׃ | 4 |
Daarom roep ik de hoogmoedigen toe: Weest niet trots, De goddelozen: Steekt de hoorn niet omhoog!
אַל־תָּרִימוּ לַמָּרוֹם קַרְנְכֶם תְּדַבְּרוּ בְצַוָּאר עָתָֽק׃ | 5 |
Steekt uw hoorn tegen de hemel niet op, En spreekt niet hooghartig tegen de Rots!
כִּי לֹא מִמּוֹצָא וּמִֽמַּעֲרָב וְלֹא מִמִּדְבַּר הָרִֽים׃ | 6 |
Want niet uit het oosten of westen, Niet uit de woestijn komt de glorie!
כִּֽי־אֱלֹהִים שֹׁפֵט זֶה יַשְׁפִּיל וְזֶה יָרִֽים׃ | 7 |
Neen, het is God, die zal richten, Den een vernederen, den ander verheffen!
כִּי כוֹס בְּֽיַד־יְהֹוָה וְיַיִן חָמַר ׀ מָלֵא מֶסֶךְ וַיַּגֵּר מִזֶּה אַךְ־שְׁמָרֶיהָ יִמְצוּ יִשְׁתּוּ כֹּל רִשְׁעֵי־אָֽרֶץ׃ | 8 |
Want in Jahweh’s hand is een beker Met schuimende wijn vol bittere kruiden! Hij schenkt hem leeg tot de droesem toe: Alle bozen der aarde moeten slurpen en drinken.
וַאֲנִי אַגִּיד לְעֹלָם אֲזַמְּרָה לֵאלֹהֵי יַעֲקֹֽב׃ | 9 |
Maar ìk zal in eeuwigheid jubelen, Den God van Jakob mijn loflied zingen:
וְכׇל־קַרְנֵי רְשָׁעִים אֲגַדֵּעַ תְּרוֹמַמְנָה קַֽרְנוֹת צַדִּֽיק׃ | 10 |
Alle hoornen der bozen worden gebroken, Maar de hoornen der rechtvaardigen steken omhoog!