< תהילים 99 >
יהוה מלך ירגזו עמים ישב כרובים תנוט הארץ | 1 |
De HEERE regeert, dat de volken beven; Hij zit tussen de cherubim; de aarde bewege zich.
יהוה בציון גדול ורם הוא על-כל-העמים | 2 |
De HEERE is groot in Sion, en Hij is hoog boven alle volken.
יודו שמך גדול ונורא קדוש הוא | 3 |
Dat zij Uw groten en vreselijken Naam loven, die heilig is;
ועז מלך משפט אהב אתה כוננת מישרים משפט וצדקה ביעקב אתה עשית | 4 |
En de sterkte des Konings, die het recht lief heeft. Gij hebt billijkheden bevestigd, Gij hebt recht en gerechtigheid gedaan in Jakob.
רוממו יהוה אלהינו והשתחוו להדם רגליו קדוש הוא | 5 |
Verheft den HEERE, onzen God, en buigt u neder voor de voetbank Zijner voeten; Hij is heilig!
משה ואהרן בכהניו ושמואל בקראי שמו קראים אל-יהוה והוא יענם | 6 |
Mozes en Aaron waren onder Zijn priesters, en Samuel onder de aanroepers Zijns Naams; zij riepen tot den HEERE, en Hij verhoorde hen.
בעמוד ענן ידבר אליהם שמרו עדתיו וחק נתן-למו | 7 |
Hij sprak tot hen in een wolkkolom; zij hebben Zijn getuigenissen onderhouden, en de inzettingen, die Hij hun gegeven had.
יהוה אלהינו אתה עניתם אל נשא היית להם ונקם על-עלילותם | 8 |
O HEERE, onze God! Gij hebt hen verhoord, Gij zijt hun geweest een vergevend God, hoewel wraak doende over hun daden.
רוממו יהוה אלהינו והשתחוו להר קדשו כי-קדוש יהוה אלהינו | 9 |
Verheft den HEERE, onzen God, en buigt u voor den berg Zijner heiligheid; want de HEERE, onze God, is heilig.