< תהילים 122 >

שיר המעלות לדוד שמחתי באמרים לי-- בית יהוה נלך 1
Een bedevaartslied. Wat was ik verheugd, toen men zeide: "Wij trekken op naar Jahweh’s huis!"
עמדות היו רגלינו-- בשעריך ירושלם 2
En nu staan onze voeten Al binnen uw poorten, Jerusalem!
ירושלם הבנויה-- כעיר שחברה-לה יחדו 3
Jerusalem, als stad herbouwd, Met burgers, vast aaneen gesloten;
ששם עלו שבטים שבטי-יה--עדות לישראל להדות לשם יהוה 4
Waar de stammen naar opgaan, De stammen van Jahweh. Daar is het Israël een wet, De Naam van Jahweh te loven;
כי שמה ישבו כסאות למשפט כסאות לבית דוד 5
Daar staan de zetels voor het gericht, En het troongestoelte van Davids huis.
שאלו שלום ירושלם ישליו אהביך 6
Jerusalem, die u liefhebben, Wensen u vrede en heil;
יהי-שלום בחילך שלוה בארמנותיך 7
Vrede zij binnen uw muren, Heil binnen uw burchten!
למען אחי ורעי-- אדברה-נא שלום בך 8
Om mijn broeders en vrienden Bid ik de vrede over u af;
למען בית-יהוה אלהינו-- אבקשה טוב לך 9
Om het huis van Jahweh, onzen God, Wil ik smeken voor uw heil!

< תהילים 122 >