< תהילים 119 >

אשרי תמימי-דרך-- ההלכים בתורת יהוה 1
Gelukkig, die onberispelijk zijn in hun wandel, En leven volgens Jahweh’s wet;
אשרי נצרי עדתיו בכל-לב ידרשוהו 2
Gelukkig, die op zijn vermaningen letten, Hem zoeken met geheel hun hart;
אף לא-פעלו עולה בדרכיו הלכו 3
Zij ook, die geen ongerechtigheid plegen, Maar blijven leven naar zijn woord.
אתה צויתה פקדיך-- לשמר מאד 4
Gij zelf hebt uw bevelen gegeven, Opdat men ze trouw zou volbrengen;
אחלי יכנו דרכי-- לשמר חקיך 5
Ach, mocht mijn gedrag zo onwankelbaar zijn, Dat ik uw inzettingen trouw onderhield.
אז לא-אבוש-- בהביטי אל-כל-מצותיך 6
Dan zal ik nooit beschaamd komen staan, Als ik het oog richt op al uw geboden;
אודך בישר לבב-- בלמדי משפטי צדקך 7
Maar in oprechtheid des harten zal ik U danken, Als ik uw rechtvaardige voorschriften leer.
את-חקיך אשמר אל-תעזבני עד-מאד 8
Ik houd mij vast aan uw bestel: Verlaat mij dan niet voor altoos!
במה יזכה-נער את-ארחו-- לשמר כדברך 9
Hoe kan een jongeman zijn reinheid bewaren? Door zich te houden aan uw woord!
בכל-לבי דרשתיך אל-תשגני ממצותיך 10
Ik heb U met heel mijn hart gezocht, Laat mij nooit uw geboden verlaten;
בלבי צפנתי אמרתך-- למען לא אחטא-לך 11
Ik bewaar uw bestel in mijn hart, Om nooit te zondigen tegen U.
ברוך אתה יהוה-- למדני חקיך 12
Geprezen zijt Gij, o Jahweh, Leer mij uw inzettingen kennen;
בשפתי ספרתי-- כל משפטי-פיך 13
Dan zal ik met mijn lippen verbreiden Al de voorschriften van uw mond.
בדרך עדותיך ששתי-- כעל כל-הון 14
Ik verheug mij over de weg, die uw vermaning mij wees, Meer dan over alle schatten;
בפקודיך אשיחה ואביטה ארחתיך 15
Uw bevelen wil ik overwegen, En op uw paden blijven letten;
בחקתיך אשתעשע לא אשכח דברך 16
Ik wil mij aan uw wet verkwikken, En nimmermeer uw woord vergeten!
גמל על-עבדך אחיה ואשמרה דברך 17
Laat uw dienstknecht leven, En ik zal uw woord onderhouden;
גל-עיני ואביטה-- נפלאות מתורתך 18
Neem de sluier van mijn ogen, Opdat ik de wonderen van uw wet aanschouwe.
גר אנכי בארץ אל-תסתר ממני מצותיך 19
Al ben ik maar een zwerver op aarde, Verberg mij uw bevelen niet;
גרסה נפשי לתאבה-- אל-משפטיך בכל-עת 20
Want mijn ziel wordt verteerd van verlangen Naar uw voorschriften, altijd door.
גערת זדים ארורים-- השגים ממצותיך 21
Gij bedreigt de hoogmoedigen, Vervloekt, die uw geboden verlaat;
גל מעלי חרפה ובוז כי עדתיך נצרתי 22
Wend dan smaad en hoon van mij af, Want uw vermaningen neem ik ter harte.
גם ישבו שרים בי נדברו-- עבדך ישיח בחקיך 23
Al spannen ook vorsten tegen mij samen, Uw dienstknecht peinst over uw inzettingen na;
גם-עדתיך שעשעי-- אנשי עצתי 24
Ja, uw bestel is mij een lust, En mijn berader.
דבקה לעפר נפשי חיני כדברך 25
Reeds ligt mijn ziel aan het stof gekluisterd: Wek mij ten leven naar uw woord.
דרכי ספרתי ותענני למדני חקיך 26
Mijn leven heb ik U open gelegd: Gij hebt mij gehoord, Leer mij thans uw inzettingen kennen;
דרך-פקודיך הבינני ואשיחה בנפלאותיך 27
Onderricht mij, hoe ik naar uw bevelen moet leven, En ik zal uw wonderen vermelden.
דלפה נפשי מתוגה קימני כדברך 28
Mijn ziel kwijnt weg van ellende: Richt mij naar uw bestel weer op.
דרך-שקר הסר ממני ותורתך חנני 29
Houd de weg der leugen ver van mij af, En schenk mij genadig uw wet;
דרך-אמונה בחרתי משפטיך שויתי 30
Ik heb de weg der waarheid gekozen, Uw voorschriften mij voor ogen gesteld.
דבקתי בעדותיך יהוה אל-תבישני 31
Ik klamp mij aan uw vermaningen vast, Maak mij niet te schande, o Jahweh;
דרך-מצותיך ארוץ כי תרחיב לבי 32
De weg uwer geboden zal ik bewandelen, Als Gij mijn hart maar verblijdt.
הורני יהוה דרך חקיך ואצרנה עקב 33
Leer mij, Jahweh, naar uw inzettingen leven, Opdat ik ze ten einde toe onderhoud;
הבינני ואצרה תורתך ואשמרנה בכל-לב 34
Geef mij inzicht om uw wet te volbrengen, En met heel mijn hart te beleven;
הדריכני בנתיב מצותיך כי-בו חפצתי 35
Laat mij het pad uwer geboden betreden, Want dat is mijn vreugd.
הט-לבי אל-עדותיך ואל אל-בצע 36
Neig mijn hart naar uw vermaningen, En niet naar gewin;
העבר עיני מראות שוא בדרכך חיני 37
Wend mijn ogen van de ijdelheid af, En laat mij leven naar uw woord.
הקם לעבדך אמרתך-- אשר ליראתך 38
Doe uw bestel aan uw dienstknecht gestand, Dat Gij beschikt hebt voor hen, die U vrezen;
העבר חרפתי אשר יגרתי כי משפטיך טובים 39
Wentel de smaad, die ik ducht, van mij weg, Want uw voorschriften blijven voortreffelijk.
הנה תאבתי לפקדיך בצדקתך חיני 40
Zie, ik hunker naar uw bevelen, Laat mij door uw gerechtigheid leven!
ויבאני חסדך יהוה תשועתך כאמרתך 41
Moge uw genade mijn deel zijn, o Jahweh, En uw heil naar uw bestel;
ואענה חרפי דבר כי-בטחתי בדברך 42
Dan zal ik mijn lasteraars te woord kunnen staan, Want ik vertrouw op uw woord;
ואל-תצל מפי דבר-אמת עד-מאד כי למשפטך יחלתי 43
Neem het woord der waarheid niet geheel uit mijn mond, Want ik wacht uw voorschriften af.
ואשמרה תורתך תמיד-- לעולם ועד 44
Uw wet wil ik steeds onderhouden, Voor eeuwig en immer;
ואתהלכה ברחבה כי פקדיך דרשתי 45
Dan zal ik ongestoord kunnen leven, Omdat ik naar uw bevelen vraag.
ואדברה בעדתיך נגד מלכים ולא אבוש 46
Zelfs koningen zal ik van uw vermaningen spreken, En mij er nooit over schamen;
ואשתעשע במצותיך אשר אהבתי 47
Ik zal mij aan uw geboden verkwikken, Die ik van harte bemin;
ואשא-כפי--אל-מצותיך אשר אהבתי ואשיחה בחקיך 48
Tot U zal ik mijn handen verheffen, En uw inzettingen overwegen.
זכר-דבר לעבדך-- על אשר יחלתני 49
Gedenk het woord, tot uw dienstknecht gesproken, En waarop Gij mijn hoop hebt gesteld;
זאת נחמתי בעניי כי אמרתך חיתני 50
Dit is mijn troost in mijn ellende, Dat uw bestel mij het leven behoudt.
זדים הליצני עד-מאד מתורתך לא נטיתי 51
Al bespotten de bozen mij nog zo vijandig, Toch wijk ik niet af van uw wet;
זכרתי משפטיך מעולם יהוה ואתנחם 52
Ik blijf uw aloude voorschriften indachtig, En voel mij er door getroost, o Jahweh;
זלעפה אחזתני מרשעים-- עזבי תורתך 53
Maar gramschap maakt zich van mij meester, Om de zondaars, die uw geboden verlaten.
זמרות היו-לי חקיך-- בבית מגורי 54
Uw inzettingen ruisen als zangen mij tegen In het huis van mijn ballingschap;
זכרתי בלילה שמך יהוה ואשמרה תורתך 55
Des nachts, o Jahweh, gedenk ik uw Naam, En volg uw vermaningen op;
זאת היתה-לי כי פקדיך נצרתי 56
Want dit is mijn plicht: Dat ik uw bevelen volbreng.
חלקי יהוה אמרתי-- לשמר דבריך 57
Gij zijt mijn erfdeel, o Jahweh: Ik heb beloofd, uw woord te volbrengen;
חליתי פניך בכל-לב חנני כאמרתך 58
Van ganser harte zoek ik uw aanschijn, Wees mij genadig naar uw bestel.
חשבתי דרכי ואשיבה רגלי אל-עדתיך 59
Ik overleg bij mijzelf, welke weg ik moet gaan, En naar uw vermaningen richt ik mijn schreden;
חשתי ולא התמהמהתי-- לשמר מצותיך 60
Ik haast mij, zonder ooit te talmen, Om uw geboden te onderhouden;
חבלי רשעים עודני תורתך לא שכחתי 61
En al houden mij de strikken der bozen gevangen, Nooit vergeet ik uw wet;
חצות-לילה--אקום להודות לך על משפטי צדקך 62
Midden in de nacht sta ik op, Om U voor uw rechtvaardige voorschriften te danken.
חבר אני לכל-אשר יראוך ולשמרי פקודיך 63
Ik ben de vriend van al, die U vreest, En die uw bevelen volbrengt;
חסדך יהוה מלאה הארץ חקיך למדני 64
De aarde is vol van uw goedheid, o Jahweh, Leer mij maar uw inzettingen kennen.
טוב עשית עם-עבדך-- יהוה כדברך 65
Gij hebt uw dienstknecht wèl gedaan, O Jahweh, naar uw woord;
טוב טעם ודעת למדני כי במצותיך האמנתי 66
Schenk mij een helder oordeel en inzicht, Want ik heb vertrouwen in uw geboden.
טרם אענה אני שגג ועתה אמרתך שמרתי 67
Eer ik vernederd werd, dwaalde ik af, Maar nu houd ik mij aan uw bestel;
טוב-אתה ומטיב למדני חקיך 68
Gij zijt goed en doet wèl: Leer mij dan uw inzettingen kennen.
טפלו עלי שקר זדים אני בכל-לב אצר פקודיך 69
Onbeschaamden belasteren mij, Want van ganser harte neem ik uw bevelen in acht;
טפש כחלב לבם אני תורתך שעשעתי 70
Lomp als vet is hun hart, Maar ìk vind mijn vreugd in uw wet;
טוב-לי כי-עניתי-- למען אלמד חקיך 71
En het was mij goed, te worden vernederd, Om uw vermaningen te leren verstaan;
טוב-לי תורת-פיך-- מאלפי זהב וכסף 72
Want de voorschriften van uw mond schat ik hoger, Dan duizenden in goud en zilver!
ידיך עשוני ויכוננוני הבינני ואלמדה מצותיך 73
Uw handen hebben mij gemaakt en gevormd, Geef mij ook inzicht, om uw geboden te kennen;
יראיך יראוני וישמחו כי לדברך יחלתי 74
Dan zien, die U vrezen, met vreugd op mij neer, Omdat ik vertrouw op uw woord.
ידעתי יהוה כי-צדק משפטיך ואמונה עניתני 75
Ik weet, dat uw oordeel rechtvaardig is, Jahweh, En dat Gij mij naar verdienste kastijdt;
יהי-נא חסדך לנחמני-- כאמרתך לעבדך 76
Maar uw genade zij mij tot troost, Naar uw bestel voor uw knecht;
יבאוני רחמיך ואחיה כי-תורתך שעשעי 77
Uw ontferming dale op mij neer, en doe mij herleven, Want uw wet is mij een verkwikking.
יבשו זדים כי-שקר עותוני אני אשיח בפקודיך 78
Schande voor de trotsen, die onverdiend mij verdrukken, Daar ik uw bevelen bedenk;
ישובו לי יראיך וידעו (וידעי) עדתיך 79
Maar mijn vrienden mogen zijn, die U vrezen, En die uw vermaningen kennen;
יהי-לבי תמים בחקיך-- למען לא אבוש 80
Door uw inzettingen worde mijn hart zonder smet, Zodat ik niet beschaamd hoef te staan.
כלתה לתשועתך נפשי לדברך יחלתי 81
Mijn ziel smacht naar uw heil, Ik vertrouw op uw woord;
כלו עיני לאמרתך-- לאמר מתי תנחמני 82
Mijn ogen hunkeren naar uw bestel, En vragen: Wanneer brengt Gij mij troost?
כי-הייתי כנאד בקיטור-- חקיך לא שכחתי 83
Al ben ik als een leren zak in de rook, Toch vergeet ik uw inzettingen niet.
כמה ימי-עבדך מתי תעשה ברדפי משפט 84
Ach, hoelang zal uw dienstknecht nog leven, En wanneer voltrekt Gij aan mijn vervolgers uw oordeel?
כרו-לי זדים שיחות-- אשר לא כתורתך 85
Onbeschaamden hebben mij kuilen gegraven, Want ze leven niet naar uw wet.
כל-מצותיך אמונה שקר רדפוני עזרני 86
Al uw geboden zijn waarachtig, Maar men vervolgt mij met leugens: Ach kom mij te hulp;
כמעט כלוני בארץ ואני לא-עזבתי פקדיך 87
Men had mij haast van de aarde verdelgd, Toch had ik mij niet aan uw bevelen onttrokken;
כחסדך חיני ואשמרה עדות פיך 88
Behoud mij in het leven naar uw genade, En de vermaningen van uw mond volg ik op!
לעולם יהוה-- דברך נצב בשמים 89
Uw woord blijft eeuwig, o Jahweh, Het staat vast als de hemel;
לדר ודר אמונתך כוננת ארץ ותעמד 90
Uw bestel houdt stand van geslacht tot geslacht, Staat vast als de aarde, die Gij hebt gegrond;
למשפטיך עמדו היום כי הכל עבדיך 91
En naar uw voorschriften blijven ze ook nu nog bestaan, Want het heelal is uw dienstknecht!
לולי תורתך שעשעי-- אז אבדתי בעניי 92
Wanneer uw wet mij niet had verkwikt, Dan was ik in mijn ellende te gronde gegaan;
לעולם לא-אשכח פקודיך כי בם חייתני 93
Nimmer zal ik dan uw bevelen vergeten, Want juist daardoor doet Gij mij leven.
לך-אני הושיעני כי פקודיך דרשתי 94
Ik ben de uwe: Ach, kom mij te hulp, Want ijverig spoor ik uw voorschriften na;
לי קוו רשעים לאבדני עדתיך אתבונן 95
De bozen loeren, om mij te verdelgen, Maar ik blijf uw vermaningen achten.
לכל-תכלה ראיתי קץ רחבה מצותך מאד 96
Aan alles zie ik een eind, al is het nog zo volmaakt, Maar uw gebod is onbegrensd!
מה-אהבתי תורתך כל-היום היא שיחתי 97
Hoe lief toch heb ik uw wet, Ik overweeg ze de hele dag door!
מאיבי תחכמני מצותך כי לעולם היא-לי 98
Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden zijn, Want het vergezelt mij voor eeuwig;
מכל-מלמדי השכלתי כי עדותיך שיחה לי 99
Ik heb meer verstand dan al mijn meesters, Want ik denk over uw vermaningen na;
מזקנים אתבונן כי פקודיך נצרתי 100
En ik heb helderder inzicht dan de oudsten, Want ik neem uw bevelen in acht.
מכל-ארח רע כלאתי רגלי-- למען אשמר דברך 101
Van alle slechte paden houd ik mijn voeten, Om uw woord te volbrengen;
ממשפטיך לא-סרתי כי-אתה הורתני 102
En van uw voorschriften wijk ik niet af, Want Gij hebt ze mij zelf onderwezen.
מה-נמלצו לחכי אמרתך-- מדבש לפי 103
Hoe zoet voor mijn gehemelte is uw bestel, Meer dan honing voor mijn mond;
מפקודיך אתבונן על כן שנאתי כל-ארח שקר 104
Door uw inzettingen ben ik verstandig geworden, En haat dus ieder leugenpad.
נר-לרגלי דברך ואור לנתיבתי 105
Uw woord is een lamp voor mijn voeten, En een licht op mijn pad;
נשבעתי ואקימה-- לשמר משפטי צדקך 106
Ik heb gezworen, en zal het gestand doen, Uw rechtvaardige voorschriften te onderhouden.
נעניתי עד-מאד יהוה חיני כדברך 107
Ach, Jahweh, ik ga zo diep gebukt, Wek mij ten leven naar uw bestel;
נדבות פי רצה-נא יהוה ומשפטיך למדני 108
Wil de offeranden van mijn mond aanvaarden, o Jahweh, En onderricht mij in uw geboden.
נפשי בכפי תמיד ותורתך לא שכחתי 109
Al zweeft mijn leven in voortdurend gevaar, Toch vergeet ik nimmer uw wet;
נתנו רשעים פח לי ומפקודיך לא תעיתי 110
En al leggen de bozen mij strikken, Van al uw bevelen wijk ik niet af.
נחלתי עדותיך לעולם כי-ששון לבי המה 111
Uw vermaningen blijven mijn erfdeel voor eeuwig, Want ze zijn de vreugd van mijn hart;
נטיתי לבי לעשות חקיך-- לעולם עקב 112
En ik heb er mijn hart op gezet, Naar uw inzettingen te leven voor eeuwig en immer!
סעפים שנאתי ותורתך אהבתי 113
Ik haat halfslachtige wezens, Maar uw wet heb ik lief;
סתרי ומגני אתה לדברך יחלתי 114
Gij zijt mijn schuts en mijn schild, Ik vertrouw op uw woord;
סורו-ממני מרעים ואצרה מצות אלהי 115
Weg van mij, zondaars, Laat mij de geboden van mijn God onderhouden!
סמכני כאמרתך ואחיה ואל-תבישני משברי 116
Sterk mij naar uw bestel, opdat ik blijf leven, En laat mijn hoop niet worden beschaamd;
סעדני ואושעה ואשעה בחקיך תמיד 117
Stut mij, opdat ik worde gered, En mij altijd aan uw bevelen verkwikke.
סלית כל-שוגים מחקיך כי-שקר תרמיתם 118
Wie uw inzettingen verlaten, zijn U een gruwel, Want ze bedenken enkel leugens;
סגים--השבת כל-רשעי-ארץ לכן אהבתי עדתיך 119
En als afval veracht Gij alle bozen op aarde, Daarom heb ik uw vermaningen lief.
סמר מפחדך בשרי וממשפטיך יראתי 120
Mijn lichaam beeft voor U van schrik, En ik ben bevreesd voor uw oordeel!
עשיתי משפט וצדק בל-תניחני לעשקי 121
Een rechtvaardig oordeel hebt Gij geveld, Lever mij niet over aan mijn verdrukkers;
ערב עבדך לטוב אל-יעשקני זדים 122
Uw woord blijve borg voor uw dienaar, Laat geen onbeschaamde mij kwellen.
עיני כלו לישועתך ולאמרת צדקך 123
Mijn ogen smachten naar uw heil, En naar uw rechtvaardig bestel;
עשה עם-עבדך כחסדך וחקיך למדני 124
Handel met uw dienstknecht naar uw genade, En leer mij uw inzettingen kennen;
עבדך-אני הבינני ואדעה עדתיך 125
Ik ben uw dienstknecht: ach, geef mij verstand, Opdat ik uw vermaningen moge begrijpen.
עת לעשות ליהוה-- הפרו תורתך 126
Het is tijd om te handelen, Jahweh: Men verkracht uw wet;
על-כן אהבתי מצותיך-- מזהב ומפז 127
Daarom heb ik uw geboden lief, Boven goud en edel metaal;
על-כן כל-פקודי כל ישרתי כל-ארח שקר שנאתי 128
Daarom richt ik mij naar al uw bevelen, En haat ik ieder leugenpad.
פלאות עדותיך על-כן נצרתם נפשי 129
Uw vermaningen zijn wondervol, Mijn ziel neemt ze daarom in acht;
פתח דבריך יאיר מבין פתיים 130
De openbaring van uw woord straalt licht van zich uit, En geeft wijsheid aan de eenvoudigen;
פי-פערתי ואשאפה כי למצותיך יאבתי 131
En smachtend open ik mijn mond, Want ik hunker naar uw geboden.
פנה-אלי וחנני-- כמשפט לאהבי שמך 132
Keer U tot mij, en wees mij genadig, Naar uw beschikking voor hen, die uw Naam beminnen;
פעמי הכן באמרתך ואל-תשלט-בי כל-און 133
Richt mijn schreden naar uw bestel, En laat geen onheil mij treffen.
פדני מעשק אדם ואשמרה פקודיך 134
Bevrijd mij van de verdrukking der mensen, Opdat ik trouw uw bevelen volbrenge;
פניך האר בעבדך ולמדני את-חקיך 135
Laat uw aangezicht stralen over uw dienstknecht, En leer mij uw inzettingen kennen.
פלגי-מים ירדו עיני-- על לא-שמרו תורתך 136
Stromen van tranen ontwellen mijn ogen, Omdat men uw wet niet beleeft.
צדיק אתה יהוה וישר משפטיך 137
Rechtvaardig zijt Gij, o Jahweh, En ook uw voorschriften zijn volgens recht;
צוית צדק עדתיך ואמונה מאד 138
In gerechtigheid hebt Gij uw vermaningen gegeven, En in volledige trouw.
צמתתני קנאתי כי-שכחו דבריך צרי 139
Ik word door ergernis verteerd, Omdat mijn vijanden uw woord vergeten;
צרופה אמרתך מאד ועבדך אהבה 140
Maar uw bestel is beproefd als in vuur, En uw dienstknecht heeft het lief;
צעיר אנכי ונבזה פקדיך לא שכחתי 141
En al ben ik maar klein en gering, Nooit wil ik uw bevelen vergeten.
צדקתך צדק לעולם ותורתך אמת 142
Ongerept blijft uw gerechtigheid voor eeuwig en immer, En waarachtig uw wet;
צר-ומצוק מצאוני מצותיך שעשעי 143
Al treffen mij nood en ellende, Uw geboden zijn mijn verkwikking.
צדק עדותיך לעולם הבינני ואחיה 144
Uw inzettingen zijn rechtvaardig voor eeuwig; Onderricht mij er in, opdat ik blijf leven!
קראתי בכל-לב ענני יהוה חקיך אצרה 145
Ik roep met heel mijn hart: Jahweh verhoor mij! Uw inzettingen wil ik trouw onderhouden;
קראתיך הושיעני ואשמרה עדתיך 146
Ik roep U aan: ach, kom mij te hulp, Om uw vermaningen te beleven.
קדמתי בנשף ואשועה לדבריך (לדברך) יחלתי 147
Ik ben met mijn smeken de dageraad vóór, Want ik smacht naar uw woord;
קדמו עיני אשמרות-- לשיח באמרתך 148
En mijn ogen voorkomen de nachtwake, Om op te zien naar uw bestel.
קולי שמעה כחסדך יהוה כמשפטך חיני 149
Hoor in uw goedheid mijn smeken, o Jahweh, En wek mij naar uw beschikking ten leven;
קרבו רדפי זמה מתורתך רחקו 150
Mijn listige vervolgers zijn al nabij, Maar ze houden zich ver van uw wet;
קרוב אתה יהוה וכל-מצותיך אמת 151
Maar Gij ook, Jahweh, zijt nabij, En waarachtig zijn al uw geboden;
קדם ידעתי מעדתיך כי לעולם יסדתם 152
Van oudsher ken ik uw bevelen, Want Gij hebt ze gegeven voor eeuwig!
ראה-עניי וחלצני כי-תורתך לא שכחתי 153
Aanschouw mijn ellende, en kom mij te hulp, Want nooit vergeet ik uw wet;
ריבה ריבי וגאלני לאמרתך חיני 154
Wees mijn verdediger en mijn beschermer, En doe mij leven naar uw bestel.
רחוק מרשעים ישועה כי חקיך לא דרשו 155
Het heil blijft ver van de bozen verwijderd, Want ze zoeken uw inzettingen niet;
רחמיך רבים יהוה כמשפטיך חיני 156
Maar uw barmhartigheid, Jahweh, is groot, Wek mij ten leven naar uw woord.
רבים רדפי וצרי מעדותיך לא נטיתי 157
Al zijn mijn vervolgers en vijanden talrijk, Van uw vermaningen wijk ik niet af;
ראיתי בגדים ואתקוטטה-- אשר אמרתך לא שמרו 158
Het walgt mij, als ik trouwelozen aanschouw, Die uw geboden niet willen volbrengen.
ראה כי-פקודיך אהבתי יהוה כחסדך חיני 159
Zie, hoe ik uw bevelen liefheb, o Jahweh, Laat mij dan leven naar uw genade;
ראש-דברך אמת ולעולם כל-משפט צדקך 160
Uw woord is een en al waarheid, En eeuwig houden al uw rechtvaardige voorschriften stand.
שרים רדפוני חנם ומדבריך (ומדברך) פחד לבי 161
Vorsten vervolgen mij zonder enige grond, Maar mijn hart is enkel beducht voor uw woord.
שש אנכי על-אמרתך-- כמוצא שלל רב 162
Ik verheug mij over uw bestel, Als iemand, die rijke buit heeft gemaakt;
שקר שנאתי ואתעבה תורתך אהבתי 163
Leugen en haat verfoei ik, Maar uw inzettingen heb ik lief.
שבע ביום הללתיך-- על משפטי צדקך 164
Zeven maal daags zing ik uw lof, Om uw rechtvaardige voorschriften;
שלום רב לאהבי תורתך ואין-למו מכשול 165
Die uw wet beminnen, genieten een heerlijke vrede, En struikelen nooit.
שברתי לישועתך יהוה ומצותיך עשיתי 166
Jahweh, ik smacht naar uw heil, En onderhoud uw geboden;
שמרה נפשי עדתיך ואהבם מאד 167
Ik volg uw vermaningen op, En bemin ze van harte;
שמרתי פקודיך ועדתיך כי כל-דרכי נגדך 168
Ik volbreng uw bevelen, Ja, heel mijn leven ligt voor U bloot!
תקרב רנתי לפניך יהוה כדברך הבינני 169
Jahweh, mijn smeken dringe tot U door, Geef mij inzicht naar uw woord;
תבוא תחנתי לפניך כאמרתך הצילני 170
Moge mijn gebed voor uw aangezicht komen, Breng mij redding naar uw bestel.
תבענה שפתי תהלה כי תלמדני חקיך 171
Dan zal een lofzang mijn lippen ontstromen, Omdat Gij uw inzettingen mij hebt geleerd;
תען לשוני אמרתך כי כל-מצותיך צדק 172
En mijn tong zal uw waarachtigheid loven, Want al uw vermaningen zijn gerecht.
תהי-ידך לעזרני כי פקודיך בחרתי 173
Uw hand zij bereid, mij te helpen, Want uw bevelen heb ik verkoren;
תאבתי לישועתך יהוה ותורתך שעשעי 174
Jahweh, ik smacht naar uw heil, En uw wet is mij een verkwikking.
תחי-נפשי ותהללך ומשפטך יעזרני 175
Mijn ziel moge leven, om U te loven, En uw voorschriften mogen mij helpen;
תעיתי-- כשה אבד בקש עבדך כי מצותיך לא שכחתי 176
Als een verloren schaap dool ik rond: zoek uw dienaar weer op, Want nimmer heb ik uw geboden vergeten!

< תהילים 119 >