< איוב 36 >

ויסף אליהוא ויאמר 1
Vierde rede: mag de mens God ter verantwoording roepen? Elihoe vervolgde, en sprak:
כתר-לי זעיר ואחוך כי עוד לאלוה מלים 2
Heb nog een weinig geduld, en ik zal u onderrichten, Want er valt nog genoeg ten gunste van de Godheid te zeggen;
אשא דעי למרחוק ולפעלי אתן-צדק 3
Ik wil mijn kennis tot het uiterste voeren, Om mijn Schepper te rechtvaardigen.
כי-אמנם לא-שקר מלי תמים דעות עמך 4
Neen, mijn woorden liegen niet: Ge hebt met iemand te doen, die het eerlijk meent.
הן-אל כביר ולא ימאס כביר כח לב 5
Ja, God is groot: Hij veracht den rechtschapene niet;
לא-יחיה רשע ומשפט עניים יתן 6
Machtig: Hij laat den boze niet leven! Hij verschaft aan de verdrukten hun recht,
לא-יגרע מצדיק עיניו ואת-מלכים לכסא וישיבם לנצח ויגבהו 7
Van de rechtvaardigen wendt Hij zijn ogen niet af; Hij zet ze bij koningen op de troon, Hoog plaatst Hij hun zetel voor eeuwig!
ואם-אסורים בזקים ילכדון בחבלי-עני 8
Maar worden zij in boeien geklonken, In koorden van ellende gevangen,
ויגד להם פעלם ופשעיהם כי יתגברו 9
Dan brengt Hij hun daardoor hun gedrag onder het oog, En hun zonden uit hoogmoed ontstaan;
ויגל אזנם למוסר ויאמר כי-ישובון מאון 10
Zo opent Hij hun oor ter belering, En vermaant ze, zich van hun ongerechtigheid te bekeren.
אם-ישמעו ויעבדו יכלו ימיהם בטוב ושניהם בנעימים 11
Wanneer ze dan luisteren, en Hem weer dienen, Dan slijten ze hun dagen in geluk, Hun jaren in weelde;
ואם-לא ישמעו בשלח יעברו ויגועו בבלי-דעת 12
Maar wanneer ze niet willen horen, Dan gaan ze heen naar het graf, En komen om door onverstand.
וחנפי-לב ישימו אף לא ישועו כי אסרם 13
En de verstokten, die er toornig om worden, En niet smeken, als Hij ze bindt:
תמת בנער נפשם וחיתם בקדשים 14
Zij sterven al in hun jeugd, Hun leven vliedt heen in de jonge jaren.
יחלץ עני בעניו ויגל בלחץ אזנם 15
Hij redt dus den ellendige door zijn ellende, En opent zijn oor door zijn nood!
ואף הסיתך מפי-צר-- רחב לא-מוצק תחתיה ונחת שלחנך מלא דשן 16
Zo trekt Hij ook u uit de muil van ellende Inplaats daarvan zal het onbekrompen overvloed zijn, En het genot van een dis, met vette spijzen beladen.
ודין-רשע מלאת דין ומשפט יתמכו 17
Maar oordeelt gij geheel als een boze zijn gericht zal u treffen,
כי-חמה פן-יסיתך בספק ורב-כפר אל-יטך 18
Pas dus op, dat de wrevel u geen straf komt brengen, Waarvan de grootste losprijs u niet zou ontslaan;
היערך שועך לא בצר וכל מאמצי-כח 19
Uw smeken tot Hem in de nood niets bereiken Al doet ge het ook uit al uw kracht.
אל-תשאף הלילה-- לעלות עמים תחתם 20
Laat de dwaasheid u toch niet bedriegen Om u te verheffen met hen, die wijs willen zijn;
השמר אל-תפן אל-און כי-על-זה בחרת מעני 21
Wacht u ervoor, u tot de zonde te wenden, Want hierdoor juist werdt gij door ellende bezocht!
הן-אל ישגיב בכחו מי כמהו מורה 22
Zie, God is groot door zijn kracht: Wie is heerser als Hij?
מי-פקד עליו דרכו ומי-אמר פעלת עולה 23
Wie schrijft Hem zijn weg voor, Wie zegt: Gij handelt verkeerd?
זכר כי-תשגיא פעלו-- אשר שררו אנשים 24
Denk er aan, dat ook gij zijn daden verheft, Die de stervelingen moeten bezingen,
כל-אדם חזו-בו אנוש יביט מרחוק 25
Die iedere mens moet overwegen, Ieder mensenkind van verre beschouwt.
הן-אל שגיא ולא נדע מספר שניו ולא-חקר 26
Zie, God is groot: wij begrijpen Hem niet, Het getal van zijn jaren is zelfs niet te schatten!
כי יגרע נטפי-מים יזקו מטר לאדו 27
Hij trekt uit de zee de druppels omhoog, Vervluchtigt de regen tot zijn nevel,
אשר-יזלו שחקים ירעפו עלי אדם רב 28
Die de wolken naar beneden doet stromen, En op alle mensen doet storten;
אף אם-יבין מפרשי-עב תשאות סכתו 29
Wie begrijpt de sprei van de wolken En de gedaante van zijn tent?
הן-פרש עליו אורו ושרשי הים כסה 30
Zie, Hij spreidt zijn nevel uit over de zee, En houdt haar kolken bedekt.
כי-בם ידין עמים יתן-אכל למכביר 31
Want daarmee spijst Hij de volken En geeft Hij voedsel in overvloed.
על-כפים כסה-אור ויצו עליה במפגיע 32
In zijn handen verbergt Hij de bliksem, En zendt hem af op zijn doel;
יגיד עליו רעו מקנה אף על-עולה 33
Zijn strijdkreet kondigt Hem aan, Zijn woede ontketent de storm!

< איוב 36 >