< ירמיה 48 >
למואב כה אמר יהוה צבאות אלהי ישראל הוי אל נבו כי שדדה הבישה נלכדה קריתים הבישה המשגב וחתה | 1 |
Tegen Moab zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels, alzo: Wee over Nebo, want zij is verstoord; Kirjathaim is beschaamd, zij is ingenomen; de stad des hogen vertreks is beschaamd en verschrikt.
אין עוד תהלת מואב--בחשבון חשבו עליה רעה לכו ונכריתנה מגוי גם מדמן תדמי אחריך תלך חרב | 2 |
Moabs roem van Hesbon is er niet meer; zij hebben kwaad tegen haar gedacht, zeggende: Komt, en laat ons haar uitroeien, dat zij geen volk meer zij; ook gij, o Madmen! zult nedergehouwen worden, het zwaard zal achter u heengaan.
קול צעקה מחרונים--שד ושבר גדול | 3 |
Er is een stem des gekrijts van Horonaim; verstoring en een grote breuk!
נשברה מואב השמיעו זעקה צעוריה (צעיריה) | 4 |
Moab is verbroken; haar kleine kinderen hebben een gekrijt laten horen.
כי מעלה הלחות (הלחית) בבכי יעלה בכי כי במורד חורנים צרי צעקת שבר שמעו | 5 |
Want in den opgang van Luhith zal geween bij geween opgaan, want in den afgang van Horonaim hebben Moabs wederpartijders een jammergeschrei gehoord.
נסו מלטו נפשכם ותהיינה כערוער במדבר | 6 |
Vlucht, redt ulieder ziel! en wordt als de heide in de woestijn;
כי יען בטחך במעשיך ובאוצרותיך גם את תלכדי ויצא כמיש (כמוש) בגולה כהניו ושריו יחד (יחדו) | 7 |
Want om uw vertrouwen op uw werken, en op uw schatten, zult gij ook ingenomen worden; en Kamos zal henen uitgaan in gevangenis, zijn priesteren en zijn vorsten te zamen.
ויבא שדד אל כל עיר ועיר לא תמלט ואבד העמק ונשמד המישר--אשר אמר יהוה | 8 |
Want de verstoorder zal komen over elke stad, dat niet een stad ontkomen zal; en het dal zal verderven, en het effen veld verdelgd worden; want de HEERE heeft het gezegd.
תנו ציץ למואב כי נצא תצא ועריה לשמה תהיינה מאין יושב בהן | 9 |
Geeft Moab vederen, want al vliegende zal zij uitgaan; en haar steden zullen ter verwoesting worden, dat niemand in dezelve wone.
ארור עשה מלאכת יהוה--רמיה וארור מנע חרבו מדם | 10 |
Vervloekt zij, die des HEEREN werk bedriegelijk doet; ja, vervloekt zij, die zijn zwaard van het bloed onthoudt!
שאנן מואב מנעוריו ושקט הוא אל שמריו ולא הורק מכלי אל כלי ובגולה לא הלך על כן עמד טעמו בו וריחו לא נמר | 11 |
Moab is van zijn jeugd aan gerust geweest, en hij heeft op zijn heffe stil gelegen, en is van vat in vat niet geledigd, en heeft niet gewandeld in gevangenis; daarom is zijn smaak in hem gebleven, en zijn reuk niet veranderd.
לכן הנה ימים באים נאם יהוה ושלחתי לו צעים וצעהו וכליו יריקו ונבליהם ינפצו | 12 |
Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik hem vreemde gasten zal toeschikken, die hem in vreemde plaatsen zullen voeren, en zijn vaten ledigen, en hunlieder flessen in stukken slaan.
ובש מואב מכמוש כאשר בשו בית ישראל מבית אל מבטחם | 13 |
En Moab zal beschaamd worden vanwege Kamos, gelijk als het huis Israels beschaamd is geworden vanwege Beth-El, hunlieder vertrouwen.
איך תאמרו גבורים אנחנו ואנשי חיל למלחמה | 14 |
Hoe zult gij zeggen: Wij zijn helden en dappere mannen ten strijde?
שדד מואב ועריה עלה ומבחר בחוריו ירדו לטבח נאם המלך--יהוה צבאות שמו | 15 |
Moab is verstoord, en uit zijn steden opgegaan, en de keur zijner jongelingen is ter slachting afgegaan, spreekt de Koning, Wiens Naam is HEERE der heirscharen.
קרוב איד מואב לבוא ורעתו מהרה מאד | 16 |
Moabs verderf is nabij om te komen, en zijn kwaad haast zeer.
נדו לו כל סביביו וכל ידעי שמו אמרו איכה נשבר מטה עז--מקל תפארה | 17 |
Beklaagt hem, gij allen, die rondom hem zijt, en allen, die zijn naam kent; zegt: Hoe is de sterke staf, de sierlijke stok verbroken?
רדי מכבוד ישבי (ושבי) בצמא ישבת בת דיבון כי שדד מואב עלה בך שחת מבצריך | 18 |
Daal neder uit uw heerlijkheid, en woon in dorst, gij inwoneres, gij dochter van Dibon! want Moabs verstoorder is tegen u opgetogen, hij heeft uw vestingen verdorven.
אל דרך עמדי וצפי יושבת ערוער שאלי נס ונמלטה אמרי מה נהיתה | 19 |
Sta aan den weg, en zie toe, gij inwoneres van Aroer! Vraag den vluchtenden man en de ontkomene vrouw; zeg: Wat is er geschied?
הביש מואב כי חתה הילילי (הילילו) וזעקי (וזעקו) הגידו בארנון כי שדד מואב | 20 |
Moab is beschaamd, want hij is verslagen; huilt en krijt! verkondigt te Arnon, dat Moab verstoord is.
ומשפט בא אל ארץ המישר--אל חלון ואל יהצה ועל מופעת (מיפעת) | 21 |
En het oordeel is gekomen over het vlakke land; over Holon, en over Jahza, en over Mefaath.
ועל דיבון ועל נבו ועל בית דבלתים | 22 |
En over Dibon, en over Nebo, en over Beth-Diblathaim,
ועל קריתים ועל בית גמול ועל בית מעון | 23 |
En over Kirjathaim, en over Beth-Gamul, en over Beth-Meon,
ועל קריות ועל בצרה ועל כל ערי ארץ מואב--הרחקות והקרבות | 24 |
En over Kerioth, en over Bozra; ja, over alle steden van Moabs land, die verre en die nabij zijn.
נגדעה קרן מואב וזרעו נשברה--נאם יהוה | 25 |
Moabs hoorn is afgesneden, en zijn arm verbroken, spreekt de HEERE.
השכירהו כי על יהוה הגדיל וספק מואב בקיאו והיה לשחק גם הוא | 26 |
Maak hem dronken, omdat hij zich groot gemaakt heeft tegen den HEERE; zo zal Moab met de handen klappen in zijn uitspuwsel, en hij zelf zal ook ter belaching zijn.
ואם לוא השחק היה לך ישראל אם בגנבים נמצאה (נמצא) כי מדי דבריך בו תתנודד | 27 |
Want is u niet Israel ter belaching geweest? Was hij onder de dieven gevonden, dat gij u zo bewoogt, van den tijd af, dat uw woorden van hem waren?
עזבו ערים ושכנו בסלע ישבי מואב והיו כיונה תקנן בעברי פי פחת | 28 |
Verlaat de steden, en woont in de steenrots, gij inwoners van Moab! en wordt gelijk een duif, die in de doorgangen van den mond eens hols nestelt.
שמענו גאון מואב גאה מאד גבהו וגאונו וגאותו ורם לבו | 29 |
Wij hebben Moabs hovaardij gehoord (hij is zeer hovaardig), zijn trotsheid, en zijn hovaardij, en zijn hoogmoed, en zijns harten hoogmoed.
אני ידעתי נאם יהוה עברתו ולא כן בדיו לא כן עשו | 30 |
Ik ken zijn verbolgenheid, spreekt de HEERE, maar niet alzo; zijn grendelen doen het zo niet.
על כן על מואב איליל ולמואב כלה אזעק אל אנשי קיר חרש יהגה | 31 |
Daarom zal Ik over Moab huilen, ja, om gans Moab zal Ik krijten; over de lieden van Kir-heres zal men zuchten.
מבכי יעזר אבכה לך הגפן שבמה נטישתיך עברו ים עד ים יעזר נגעו--על קיצך ועל בצירך שדד נפל | 32 |
Boven het geween van Jaezer zal Ik u bewenen, gij wijnstok van Sibma! uw wijnranken zijn over zee gegaan, zij hebben gereikt tot aan Jaezers zee; maar de verstoorder is gevallen op uw zomervruchten en op uw wijnoogst;
ונאספה שמחה וגיל מכרמל ומארץ מואב ויין מיקבים השבתי--לא ידרך הידד הידד לא הידד | 33 |
Zodat de blijdschap en verheuging uit het vruchtbare veld, namelijk uit Moabs land, weggenomen is; want Ik heb den wijn doen ophouden uit de kuipen; men zal geen druiven treden met vreugdegeschrei; het vreugdegeschrei zal geen vreugdegeschrei zijn.
מזעקת חשבון עד אלעלה עד יהץ נתנו קולם--מצער עד חרנים עגלת שלשיה כי גם מי נמרים למשמות יהיו | 34 |
Vanwege Hesbons gekrijt tot Eleale toe, tot Jahaz toe, hebben zij hun stem verheven, van Zoar tot aan Horonaim, die driejarige vaarze; want ook de wateren van Nimrim zullen tot verwoestingen worden.
והשבתי למואב נאם יהוה מעלה במה ומקטיר לאלהיו | 35 |
En Ik zal in Moab doen ophouden, spreekt de HEERE, dien, die op de hoogte offert, en die zijn goden rookt.
על כן לבי למואב כחללים יהמה ולבי אל אנשי קיר חרש כחלילים יהמה על כן יתרת עשה אבדו | 36 |
Daarom zal Mijn hart over Moab getier maken als de fluiten; ook zal Mijn hart over de lieden van Kir-heres getier maken als de fluiten, omdat het overschot, dat hij gemaakt had, verloren is.
כי כל ראש קרחה וכל זקן גרעה על כל ידים גדדת ועל מתנים שק | 37 |
Want alle hoofden zijn kaal, en alle baarden afgekort; op alle handen zijn insnijdingen, en op de lenden is een zak.
על כל גגות מואב וברחבתיה כלה מספד כי שברתי את מואב ככלי אין חפץ בו--נאם יהוה | 38 |
Op alle daken van Moab, en op al haar straten is overal misbaar; want Ik heb Moab verbroken als een vat, waar men geen lust aan heeft, spreekt de HEERE.
איך חתה הילילו איך הפנה ערף מואב בוש והיה מואב לשחק ולמחתה לכל סביביו | 39 |
Hoe is hij verslagen! zij huilen; hoe heeft Moab den nek met schaamte gewend! Alzo zal Moab allen, die rondom hem zijn, tot belaching en tot een ontzetting worden.
כי כה אמר יהוה הנה כנשר ידאה ופרש כנפיו אל מואב | 40 |
Want zo zegt de HEERE: Ziet, hij zal snel vliegen als een arend, en hij zal zijn vleugelen over Moab uitbreiden.
נלכדה הקריות והמצדות נתפשה והיה לב גבורי מואב ביום ההוא כלב אשה מצרה | 41 |
Elk een der steden is gewonnen, en elk een der vastigheden is ingenomen; en het hart van Moabs helden zal te dien dage wezen, als het hart ener vrouw, die in nood is.
ונשמד מואב מעם כי על יהוה הגדיל | 42 |
Want Moab zal verdelgd worden, dat hij geen volk zij, omdat hij zich groot gemaakt heeft tegen den HEERE.
פחד ופחת ופח--עליך יושב מואב נאם יהוה | 43 |
De vreze, en de kuil, en de strik, over u, gij inwoner van Moab! spreekt de HEERE.
הניס (הנס) מפני הפחד יפל אל הפחת והעלה מן הפחת ילכד בפח כי אביא אליה אל מואב שנת פקדתם נאם יהוה | 44 |
Die van de vreze ontvliedt, zal in den kuil vallen, en die uit den kuil opkomt, zal in den strik gevangen worden; want Ik zal over haar, over Moab, het jaar van hunlieder bezoeking brengen, spreekt de HEERE.
בצל חשבון עמדו מכח נסים כי אש יצא מחשבון ולהבה מבין סיחון ותאכל פאת מואב וקדקד בני שאון | 45 |
Die voor des vijands macht vluchtten, bleven staan in de schaduw van Hesbon; maar een vuur is uitgegaan van Hesbon, en een vlam van tussen Sihon, en heeft de hoeken van Moab en den schedel der kinderen van het gedruis verteerd.
אוי לך מואב אבד עם כמוש כי לקחו בניך בשבי ובנתיך בשביה | 46 |
Wee u, Moab! het volk van Kamos is verloren; want uw zonen zijn weggenomen in gevangenis; ook zijn uw dochters in gevangenis.
ושבתי שבות מואב באחרית הימים נאם יהוה עד הנה משפט מואב | 47 |
Maar in het laatste der dagen, zal Ik Moabs gevangenis wenden, spreekt de HEERE. Tot hiertoe is Moabs oordeel.