< דברים 25 >
כי יהיה ריב בין אנשים ונגשו אל המשפט ושפטום והצדיקו את הצדיק והרשיעו את הרשע | 1 |
Wanneer er tussen lieden twist zal zijn, en zij tot het gerecht zullen toetreden, dat zij hen richten, zo zullen zij den rechtvaardige rechtvaardig spreken, en den onrechtvaardige verdoemen.
והיה אם בן הכות הרשע--והפילו השפט והכהו לפניו כדי רשעתו במספר | 2 |
En het zal geschieden, indien de onrechtvaardige slagen verdiend heeft, dat de rechter hem zal doen nedervallen, en hem doen slaan in zijn tegenwoordigheid, naar dat het voor zijn onrechtvaardigheid genoeg zal zijn, in getal.
ארבעים יכנו לא יסיף פן יסיף להכתו על אלה מכה רבה ונקלה אחיך לעיניך | 3 |
Met veertig slagen zal hij hem doen slaan, hij zal er niet toedoen; opdat niet misschien zo hij voortvoere hem daarboven met meer slagen te doen slaan, uw broeder dan voor uw ogen verachtelijk gehouden worde.
Een os zult gij niet muilbanden, als hij dorst.
כי ישבו אחים יחדו ומת אחד מהם ובן אין לו--לא תהיה אשת המת החוצה לאיש זר יבמה יבא עליה ולקחה לו לאשה ויבמה | 5 |
Wanneer broeders samenwonen, en een van hen sterft, en geen zoon heeft, zo zal de vrouw des verstorvenen aan geen vreemden man daarbuiten geworden; haar mans broeder zal tot haar ingaan, en nemen haar zich ter vrouwe, en doen haar den plicht van eens mans broeder.
והיה הבכור אשר תלד--יקום על שם אחיו המת ולא ימחה שמו מישראל | 6 |
En het zal geschieden, dat de eerstgeborene, dien zij zal baren, zal staan in den naam zijns broeders, des verstorvenen; opdat zijn naam niet uitgedelgd worde uit Israel.
ואם לא יחפץ האיש לקחת את יבמתו ועלתה יבמתו השערה אל הזקנים ואמרה מאן יבמי להקים לאחיו שם בישראל--לא אבה יבמי | 7 |
Maar indien dezen man zijns broeders vrouw niet bevallen zal te nemen, zo zal zijn broeders vrouw opgaan naar de poort tot de oudsten, en zeggen: Mijns mans broeder weigert zijn broeder een naam te verwekken in Israel; hij wil mij den plicht van eens mans broeders niet doen.
וקראו לו זקני עירו ודברו אליו ועמד ואמר לא חפצתי לקחתה | 8 |
Dan zullen hem de oudsten zijner stad roepen, en tot hem spreken; blijft hij dan daarbij staan, en zegt: Het bevalt mij niet haar te nemen;
ונגשה יבמתו אליו לעיני הזקנים וחלצה נעלו מעל רגלו וירקה בפניו וענתה ואמרה ככה יעשה לאיש אשר לא יבנה את בית אחיו | 9 |
Zo zal zijns broeders vrouw voor de ogen der oudsten tot hem toetreden, en zijn schoen van zijn voet uittrekken, en spuwen in zijn aangezicht, en zal betuigen en zeggen: Alzo zal dien man gedaan worden, die zijns broeders huis niet zal bouwen.
ונקרא שמו בישראל בית חלוץ הנעל | 10 |
En zijn naam zal in Israel genoemd worden: Het huis desgenen, dien de schoen uitgetogen is.
כי ינצו אנשים יחדו איש ואחיו וקרבה אשת האחד להציל את אישה מיד מכהו ושלחה ידה והחזיקה במבשיו | 11 |
Wanneer mannen, de een met den ander, twisten, en de vrouw des enen toetreedt, om haar man uit de hand desgenen, die hem slaat, te redden, en haar hand uitstrekt, en zijn schamelheid aangrijpt;
וקצתה את כפה לא תחוס עינך | 12 |
Zo zult gij haar hand afhouwen, uw oog zal niet verschonen.
לא יהיה לך בכיסך אבן ואבן גדולה וקטנה | 13 |
Gij zult geen tweeerlei weegstenen in uw zak hebben; een groten en een kleinen.
לא יהיה לך בביתך איפה ואיפה גדולה וקטנה | 14 |
Gij zult in uw huis geen tweeerlei efa hebben, een grote en een kleine.
אבן שלמה וצדק יהיה לך איפה שלמה וצדק יהיה לך--למען יאריכו ימיך על האדמה אשר יהוה אלהיך נתן לך | 15 |
Gij zult een volkomen en gerechten weegsteen hebben; gij zult een volkomene en gerechte efa hebben; opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat u de HEERE, uw God, geven zal.
כי תועבת יהוה אלהיך כל עשה אלה כל עשה עול | 16 |
Want al wie zulks doet, is den HEERE, uw God, een gruwel; ja, al wie onrecht doet.
זכור את אשר עשה לך עמלק בדרך בצאתכם ממצרים | 17 |
Gedenkt, wat u Amalek gedaan heeft op den weg, als gij uit Egypte uittoogt;
אשר קרך בדרך ויזנב בך כל הנחשלים אחריך--ואתה עיף ויגע ולא ירא אלהים | 18 |
Hoe hij u op den weg ontmoette, en sloeg onder u in den staart al de zwakken achter u, als gij moede en mat waart; en hij vreesde God niet.
והיה בהניח יהוה אלהיך לך מכל איביך מסביב בארץ אשר יהוה אלהיך נתן לך נחלה לרשתה--תמחה את זכר עמלק מתחת השמים לא תשכח | 19 |
Het zal dan geschieden, als u de HEERE, uw God, rust zal gegeven hebben, van al uw vijanden rondom, in het land, dat u de HEERE, uw God, ten erve geven zal, om hetzelve erfelijk te bezitten, dat gij de gedachtenis van Amalek van onder den hemel zult uitdelgen; vergeet het niet!