Ψαλμοί 119
1 αλληλουια α# αλφ μακάριοι οἱ ἄμωμοι ἐν ὁδῷ οἱ πορευόμενοι ἐν νόμῳ κυρίου
Aleph. Welgelukzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet des HEEREN gaan.
2 μακάριοι οἱ ἐξερευνῶντες τὰ μαρτύρια αὐτοῦ ἐν ὅλῃ καρδίᾳ ἐκζητήσουσιν αὐτόν
Welgelukzalig zijn zij, die Zijn getuigenissen onderhouden, die Hem van ganser harte zoeken;
3 οὐ γὰρ οἱ ἐργαζόμενοι τὴν ἀνομίαν ἐν ταῖς ὁδοῖς αὐτοῦ ἐπορεύθησαν
Ook geen onrecht werken, maar wandelen in Zijn wegen.
4 σὺ ἐνετείλω τὰς ἐντολάς σου φυλάξασθαι σφόδρα
HEERE! Gij hebt geboden, dat men Uw bevelen zeer bewaren zal.
5 ὄφελον κατευθυνθείησαν αἱ ὁδοί μου τοῦ φυλάξασθαι τὰ δικαιώματά σου
Och, dat mijn wegen gericht werden, om Uw inzettingen te bewaren!
6 τότε οὐ μὴ ἐπαισχυνθῶ ἐν τῷ με ἐπιβλέπειν ἐπὶ πάσας τὰς ἐντολάς σου
Dan zou ik niet beschaamd worden, wanneer ik merken zou op al Uw geboden.
7 ἐξομολογήσομαί σοι κύριε ἐν εὐθύτητι καρδίας ἐν τῷ μεμαθηκέναι με τὰ κρίματα τῆς δικαιοσύνης σου
Ik zal U loven in oprechtheid des harten, als ik de rechten Uwer gerechtigheid geleerd zal hebben.
8 τὰ δικαιώματά σου φυλάξω μή με ἐγκαταλίπῃς ἕως σφόδρα
Ik zal Uw inzettingen bewaren; verlaat mij niet al te zeer.
9 β# βηθ ἐν τίνι κατορθώσει ὁ νεώτερος τὴν ὁδὸν αὐτοῦ ἐν τῷ φυλάσσεσθαι τοὺς λόγους σου
Beth. Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden? Als hij dat houdt naar Uw woord.
10 ἐν ὅλῃ καρδίᾳ μου ἐξεζήτησά σε μὴ ἀπώσῃ με ἀπὸ τῶν ἐντολῶν σου
Ik zoek U met mijn gehele hart, laat mij van Uw geboden niet afdwalen.
11 ἐν τῇ καρδίᾳ μου ἔκρυψα τὰ λόγιά σου ὅπως ἂν μὴ ἁμάρτω σοι
Ik heb Uw rede in mijn hart verborgen, opdat ik tegen U niet zondigen zou.
12 εὐλογητὸς εἶ κύριε δίδαξόν με τὰ δικαιώματά σου
HEERE! Gij zijt gezegend; leer mij Uw inzettingen.
13 ἐν τοῖς χείλεσίν μου ἐξήγγειλα πάντα τὰ κρίματα τοῦ στόματός σου
Ik heb met mijn lippen verteld al de rechten Uws monds.
14 ἐν τῇ ὁδῷ τῶν μαρτυρίων σου ἐτέρφθην ὡς ἐπὶ παντὶ πλούτῳ
Ik ben vrolijker in den weg Uwer getuigenissen, dan over allen rijkdom.
15 ἐν ταῖς ἐντολαῖς σου ἀδολεσχήσω καὶ κατανοήσω τὰς ὁδούς σου
Ik zal Uw bevelen overdenken, en op Uw paden letten.
16 ἐν τοῖς δικαιώμασίν σου μελετήσω οὐκ ἐπιλήσομαι τῶν λόγων σου
Ik zal mijzelven vermaken in Uw inzettingen; Uw woord zal ik niet vergeten.
17 γ# γιμαλ ἀνταπόδος τῷ δούλῳ σου ζήσομαι καὶ φυλάξω τοὺς λόγους σου
Gimel. Doe wel bij Uw knecht, dat ik leve en Uw woord beware.
18 ἀποκάλυψον τοὺς ὀφθαλμούς μου καὶ κατανοήσω τὰ θαυμάσιά σου ἐκ τοῦ νόμου σου
Ontdek mijn ogen, dat ik aanschouwe de wonderen van Uw wet.
19 πάροικος ἐγώ εἰμι ἐν τῇ γῇ μὴ ἀποκρύψῃς ἀπ’ ἐμοῦ τὰς ἐντολάς σου
Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden voor mij niet.
20 ἐπεπόθησεν ἡ ψυχή μου τοῦ ἐπιθυμῆσαι τὰ κρίματά σου ἐν παντὶ καιρῷ
Mijn ziel is verbroken vanwege het verlangen naar Uw oordelen te aller tijd.
21 ἐπετίμησας ὑπερηφάνοις ἐπικατάρατοι οἱ ἐκκλίνοντες ἀπὸ τῶν ἐντολῶν σου
Gij scheldt de vervloekte hovaardigen, die van Uw geboden afdwalen.
22 περίελε ἀπ’ ἐμοῦ ὄνειδος καὶ ἐξουδένωσιν ὅτι τὰ μαρτύριά σου ἐξεζήτησα
Wentel van mij versmaadheid en verachting, want ik heb Uw getuigenissen onderhouden.
23 καὶ γὰρ ἐκάθισαν ἄρχοντες καὶ κατ’ ἐμοῦ κατελάλουν ὁ δὲ δοῦλός σου ἠδολέσχει ἐν τοῖς δικαιώμασίν σου
Als zelfs de vorsten zittende tegen mij gesproken hebben, heeft Uw knecht Uw inzettingen betracht.
24 καὶ γὰρ τὰ μαρτύριά σου μελέτη μού ἐστιν καὶ αἱ συμβουλίαι μου τὰ δικαιώματά σου
Ook zijn Uw getuigenissen mijn vermakingen, en mijn raadslieden.
25 δ# δελθ ἐκολλήθη τῷ ἐδάφει ἡ ψυχή μου ζῆσόν με κατὰ τὸν λόγον σου
Daleth. Mijn ziel kleeft aan het stof; maak mij levend naar Uw woord.
26 τὰς ὁδούς μου ἐξήγγειλα καὶ ἐπήκουσάς μου δίδαξόν με τὰ δικαιώματά σου
Ik heb U mijn wegen verteld, en Gij hebt mij verhoord; leer mij Uw inzettingen.
27 ὁδὸν δικαιωμάτων σου συνέτισόν με καὶ ἀδολεσχήσω ἐν τοῖς θαυμασίοις σου
Geef mij den weg Uwer bevelen te verstaan, opdat ik Uw wonderen betrachte.
28 ἔσταξεν ἡ ψυχή μου ἀπὸ ἀκηδίας βεβαίωσόν με ἐν τοῖς λόγοις σου
Mijn ziel druipt weg van treurigheid; richt mij op naar Uw woord.
29 ὁδὸν ἀδικίας ἀπόστησον ἀπ’ ἐμοῦ καὶ τῷ νόμῳ σου ἐλέησόν με
Wend van mij den weg der valsheid, en verleen mij genadiglijk Uw wet.
30 ὁδὸν ἀληθείας ᾑρετισάμην τὰ κρίματά σου οὐκ ἐπελαθόμην
Ik heb verkoren den weg der waarheid, Uw rechten heb ik mij voorgesteld.
31 ἐκολλήθην τοῖς μαρτυρίοις σου κύριε μή με καταισχύνῃς
Ik kleef vast aan Uw getuigenissen; o HEERE! beschaam mij niet.
32 ὁδὸν ἐντολῶν σου ἔδραμον ὅταν ἐπλάτυνας τὴν καρδίαν μου
Ik zal den weg Uwer geboden lopen, als Gij mijn hart verwijd zult hebben.
33 ε# η νομοθέτησόν με κύριε τὴν ὁδὸν τῶν δικαιωμάτων σου καὶ ἐκζητήσω αὐτὴν διὰ παντός
He. HEERE! leer mij den weg Uwer inzettingen, en ik zal hem houden ten einde toe.
34 συνέτισόν με καὶ ἐξερευνήσω τὸν νόμον σου καὶ φυλάξω αὐτὸν ἐν ὅλῃ καρδίᾳ μου
Geef mij het verstand, en ik zal Uw wet houden; ja, ik zal ze onderhouden met gansen harte.
35 ὁδήγησόν με ἐν τρίβῳ τῶν ἐντολῶν σου ὅτι αὐτὴν ἠθέλησα
Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust.
36 κλῖνον τὴν καρδίαν μου εἰς τὰ μαρτύριά σου καὶ μὴ εἰς πλεονεξίαν
Neig mijn hart tot Uw getuigenissen, en niet tot gierigheid.
37 ἀπόστρεψον τοὺς ὀφθαλμούς μου τοῦ μὴ ἰδεῖν ματαιότητα ἐν τῇ ὁδῷ σου ζῆσόν με
Wend mijn ogen af, dat zij geen ijdelheid zien; maak mij levend door Uw wegen.
38 στῆσον τῷ δούλῳ σου τὸ λόγιόν σου εἰς τὸν φόβον σου
Bevestig Uw toezeggingen aan Uw knecht, die Uw vreze toegedaan is.
39 περίελε τὸν ὀνειδισμόν μου ὃν ὑπώπτευσα τὰ γὰρ κρίματά σου χρηστά
Wend mijn smaadheid af, die ik vreze, want Uw rechten zijn goed.
40 ἰδοὺ ἐπεθύμησα τὰς ἐντολάς σου ἐν τῇ δικαιοσύνῃ σου ζῆσόν με
Zie, ik heb een begeerte tot Uw bevelen; maak mij levend door Uw gerechtigheid.
41 V# ουαυ καὶ ἔλθοι ἐπ’ ἐμὲ τὸ ἔλεός σου κύριε τὸ σωτήριόν σου κατὰ τὸ λόγιόν σου
Vau. En dat mij Uw goedertierenheden overkomen, o HEERE! Uw heil, naar Uw toezegging;
42 καὶ ἀποκριθήσομαι τοῖς ὀνειδίζουσί με λόγον ὅτι ἤλπισα ἐπὶ τοὺς λόγους σου
Opdat ik mijn smader wat heb te antwoorden, want ik vertrouw op Uw woord.
43 καὶ μὴ περιέλῃς ἐκ τοῦ στόματός μου λόγον ἀληθείας ἕως σφόδρα ὅτι ἐπὶ τὰ κρίματά σου ἐπήλπισα
En ruk het woord der waarheid van mijn mond niet al te zeer, want ik hoop op Uw rechten.
44 καὶ φυλάξω τὸν νόμον σου διὰ παντός εἰς τὸν αἰῶνα καὶ εἰς τὸν αἰῶνα τοῦ αἰῶνος
Zo zal ik Uw wet steeds onderhouden, eeuwiglijk en altoos.
45 καὶ ἐπορευόμην ἐν πλατυσμῷ ὅτι τὰς ἐντολάς σου ἐξεζήτησα
En ik zal wandelen in de ruimte, omdat ik Uw bevelen gezocht heb.
46 καὶ ἐλάλουν ἐν τοῖς μαρτυρίοις σου ἐναντίον βασιλέων καὶ οὐκ ᾐσχυνόμην
Ook zal ik voor koningen spreken van Uw getuigenissen, en mij niet schamen.
47 καὶ ἐμελέτων ἐν ταῖς ἐντολαῖς σου αἷς ἠγάπησα σφόδρα
En ik zal mij vermaken in Uw geboden, die ik liefheb.
48 καὶ ἦρα τὰς χεῖράς μου πρὸς τὰς ἐντολάς σου ἃς ἠγάπησα καὶ ἠδολέσχουν ἐν τοῖς δικαιώμασίν σου
En ik zal mijn handen opheffen naar Uw geboden, die ik liefheb, en ik zal Uw inzettingen betrachten.
49 ζ# ζαι μνήσθητι τὸν λόγον σου τῷ δούλῳ σου ᾧ ἐπήλπισάς με
Zain. Gedenk des woords, tot Uw knecht gesproken, op hetwelk Gij mij hebt doen hopen.
50 αὕτη με παρεκάλεσεν ἐν τῇ ταπεινώσει μου ὅτι τὸ λόγιόν σου ἔζησέν με
Dit is mijn troost in mijn ellende, want Uw toezegging heeft mij levend gemaakt.
51 ὑπερήφανοι παρηνόμουν ἕως σφόδρα ἀπὸ δὲ τοῦ νόμου σου οὐκ ἐξέκλινα
De hovaardigen hebben mij boven mate zeer bespot; nochtans ben ik van Uw wet niet geweken.
52 ἐμνήσθην τῶν κριμάτων σου ἀπ’ αἰῶνος κύριε καὶ παρεκλήθην
Ik heb gedacht, o HEERE! aan Uw oordelen van ouds aan, en heb mij getroost.
53 ἀθυμία κατέσχεν με ἀπὸ ἁμαρτωλῶν τῶν ἐγκαταλιμπανόντων τὸν νόμον σου
Grote beroering heeft mij bevangen vanwege de goddelozen, die Uw wet verlaten.
54 ψαλτὰ ἦσάν μοι τὰ δικαιώματά σου ἐν τόπῳ παροικίας μου
Uw inzettingen zijn mij gezangen geweest, ter plaatse mijner vreemdelingschappen.
55 ἐμνήσθην ἐν νυκτὶ τοῦ ὀνόματός σου κύριε καὶ ἐφύλαξα τὸν νόμον σου
HEERE! des nachts ben ik Uws Naams gedachtig geweest, en heb Uw wet bewaard.
56 αὕτη ἐγενήθη μοι ὅτι τὰ δικαιώματά σου ἐξεζήτησα
Dat is mij geschied, omdat ik Uw bevelen bewaard heb.
57 η# ηθ μερίς μου κύριε εἶπα φυλάξασθαι τὸν νόμον σου
Cheth. De HEERE is mijn deel, ik heb gezegd, dat ik Uw woorden zal bewaren.
58 ἐδεήθην τοῦ προσώπου σου ἐν ὅλῃ καρδίᾳ μου ἐλέησόν με κατὰ τὸ λόγιόν σου
Ik heb Uw aanschijn ernstelijk gebeden van ganser harte, wees mij genadig naar Uw toezegging.
59 διελογισάμην τὰς ὁδούς σου καὶ ἐπέστρεψα τοὺς πόδας μου εἰς τὰ μαρτύριά σου
Ik heb mijn wegen bedacht, en heb mijn voeten gekeerd tot Uw getuigenissen.
60 ἡτοιμάσθην καὶ οὐκ ἐταράχθην τοῦ φυλάξασθαι τὰς ἐντολάς σου
Ik heb gehaast, en niet vertraagd Uw geboden te onderhouden.
61 σχοινία ἁμαρτωλῶν περιεπλάκησάν μοι καὶ τοῦ νόμου σου οὐκ ἐπελαθόμην
De goddeloze hopen hebben mij beroofd; nochtans heb ik Uw wet niet vergeten.
62 μεσονύκτιον ἐξηγειρόμην τοῦ ἐξομολογεῖσθαί σοι ἐπὶ τὰ κρίματα τῆς δικαιοσύνης σου
Te middernacht sta ik op, om U te loven voor de rechten Uwer gerechtigheid.
63 μέτοχος ἐγώ εἰμι πάντων τῶν φοβουμένων σε καὶ τῶν φυλασσόντων τὰς ἐντολάς σου
Ik ben een gezel van allen, die U vrezen, en van hen, die Uw bevelen onderhouden.
64 τοῦ ἐλέους σου κύριε πλήρης ἡ γῆ τὰ δικαιώματά σου δίδαξόν με
HEERE! de aarde is vol van Uw goedertierenheid; leer mij Uw inzettingen.
65 θ# τηθ χρηστότητα ἐποίησας μετὰ τοῦ δούλου σου κύριε κατὰ τὸν λόγον σου
Teth. Gij hebt bij Uw knecht goed gedaan, HEERE, naar Uw woord.
66 χρηστότητα καὶ παιδείαν καὶ γνῶσιν δίδαξόν με ὅτι ταῖς ἐντολαῖς σου ἐπίστευσα
Leer mij een goeden zin en wetenschap, want ik heb aan Uw geboden geloofd.
67 πρὸ τοῦ με ταπεινωθῆναι ἐγὼ ἐπλημμέλησα διὰ τοῦτο τὸ λόγιόν σου ἐφύλαξα
Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu onderhoud ik Uw woord.
68 χρηστὸς εἶ σύ κύριε καὶ ἐν τῇ χρηστότητί σου δίδαξόν με τὰ δικαιώματά σου
Gij zijt goed en goeddoende; leer mij Uw inzettingen.
69 ἐπληθύνθη ἐπ’ ἐμὲ ἀδικία ὑπερηφάνων ἐγὼ δὲ ἐν ὅλῃ καρδίᾳ μου ἐξερευνήσω τὰς ἐντολάς σου
De hovaardigen hebben leugens tegen mij gestoffeerd; doch ik bewaar Uw bevelen van ganser harte.
70 ἐτυρώθη ὡς γάλα ἡ καρδία αὐτῶν ἐγὼ δὲ τὸν νόμον σου ἐμελέτησα
Hun hart is vet als smeer; maar ik heb vermaak in Uw wet.
71 ἀγαθόν μοι ὅτι ἐταπείνωσάς με ὅπως ἂν μάθω τὰ δικαιώματά σου
Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw inzettingen leerde.
72 ἀγαθόν μοι ὁ νόμος τοῦ στόματός σου ὑπὲρ χιλιάδας χρυσίου καὶ ἀργυρίου
De wet Uws monds is mij beter, dan duizenden van goud of zilver.
73 ι# ιωθ αἱ χεῖρές σου ἐποίησάν με καὶ ἔπλασάν με συνέτισόν με καὶ μαθήσομαι τὰς ἐντολάς σου
Jod. Uw handen hebben mij gemaakt, en bereid; maak mij verstandig, opdat ik Uw geboden lere.
74 οἱ φοβούμενοί σε ὄψονταί με καὶ εὐφρανθήσονται ὅτι εἰς τοὺς λόγους σου ἐπήλπισα
Die U vrezen, zullen mij aanzien, en zich verblijden, omdat ik op Uw woord gehoopt heb.
75 ἔγνων κύριε ὅτι δικαιοσύνη τὰ κρίματά σου καὶ ἀληθείᾳ ἐταπείνωσάς με
Ik weet, HEERE! dat Uw gerichten de gerechtigheid zijn, en dat Gij mij uit getrouwheid verdrukt hebt.
76 γενηθήτω δὴ τὸ ἔλεός σου τοῦ παρακαλέσαι με κατὰ τὸ λόγιόν σου τῷ δούλῳ σου
Laat toch Uw goedertierenheid zijn om mij te troosten, naar Uw toezegging aan Uw knecht.
77 ἐλθέτωσάν μοι οἱ οἰκτιρμοί σου καὶ ζήσομαι ὅτι ὁ νόμος σου μελέτη μού ἐστιν
Laat mij Uw barmhartigheden overkomen, opdat ik leve, want Uw wet is al mijn vermaking.
78 αἰσχυνθήτωσαν ὑπερήφανοι ὅτι ἀδίκως ἠνόμησαν εἰς ἐμέ ἐγὼ δὲ ἀδολεσχήσω ἐν ταῖς ἐντολαῖς σου
Laat de hovaardigen beschaamd worden, omdat zij mij met leugen nedergestoten hebben; doch ik betracht Uw geboden.
79 ἐπιστρεψάτωσάν μοι οἱ φοβούμενοί σε καὶ οἱ γινώσκοντες τὰ μαρτύριά σου
Laat hen tot mij keren, die U vrezen, en die Uw getuigenissen kennen.
80 γενηθήτω ἡ καρδία μου ἄμωμος ἐν τοῖς δικαιώμασίν σου ὅπως ἂν μὴ αἰσχυνθῶ
Laat mijn hart oprecht zijn tot Uw inzettingen, opdat ik niet beschaamd worde.
81 ια# χαφ ἐκλείπει εἰς τὸ σωτήριόν σου ἡ ψυχή μου καὶ εἰς τὸν λόγον σου ἐπήλπισα
Caph. Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil; op Uw woord heb ik gehoopt.
82 ἐξέλιπον οἱ ὀφθαλμοί μου εἰς τὸ λόγιόν σου λέγοντες πότε παρακαλέσεις με
Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw toezegging, terwijl ik zeide: Wanneer zult Gij mij vertroosten?
83 ὅτι ἐγενήθην ὡς ἀσκὸς ἐν πάχνῃ τὰ δικαιώματά σου οὐκ ἐπελαθόμην
Want ik ben geworden als een lederen zak in den rook; doch Uw inzettingen heb ik niet vergeten.
84 πόσαι εἰσὶν αἱ ἡμέραι τοῦ δούλου σου πότε ποιήσεις μοι ἐκ τῶν καταδιωκόντων με κρίσιν
Hoe vele zullen de dagen Uws knechts zijn? Wanneer zult Gij recht doen over mijn vervolgers?
85 διηγήσαντό μοι παράνομοι ἀδολεσχίας ἀλλ’ οὐχ ὡς ὁ νόμος σου κύριε
De hovaardigen hebben mij putten gegraven, hetwelk niet is naar Uw wet.
86 πᾶσαι αἱ ἐντολαί σου ἀλήθεια ἀδίκως κατεδίωξάν με βοήθησόν μοι
Al Uw geboden zijn waarheid; zij vervolgen mij met leugen, help mij.
87 παρὰ βραχὺ συνετέλεσάν με ἐν τῇ γῇ ἐγὼ δὲ οὐκ ἐγκατέλιπον τὰς ἐντολάς σου
Zij hebben mij bijna vernietigd op de aarde, maar ik heb Uw bevelen niet verlaten.
88 κατὰ τὸ ἔλεός σου ζῆσόν με καὶ φυλάξω τὰ μαρτύρια τοῦ στόματός σου
Maak mij levend naar Uw goedertierenheid, dan zal ik de getuigenis Uws monds onderhouden.
89 ιβ# λαβδ εἰς τὸν αἰῶνα κύριε ὁ λόγος σου διαμένει ἐν τῷ οὐρανῷ
Lamed. O HEERE! Uw woord bestaat in der eeuwigheid in de hemelen.
90 εἰς γενεὰν καὶ γενεὰν ἡ ἀλήθειά σου ἐθεμελίωσας τὴν γῆν καὶ διαμένει
Uw goedertierenheid is van geslacht tot geslacht; Gij hebt de aarde vastgemaakt, en zij blijft staan;
91 τῇ διατάξει σου διαμένει ἡ ἡμέρα ὅτι τὰ σύμπαντα δοῦλα σά
Naar Uw verordeningen blijven zij nog heden staan, want zij allen zijn Uw knechten.
92 εἰ μὴ ὅτι ὁ νόμος σου μελέτη μού ἐστιν τότε ἂν ἀπωλόμην ἐν τῇ ταπεινώσει μου
Indien Uw wet niet ware geweest al mijn vermaking, ik ware in mijn druk al lang vergaan.
93 εἰς τὸν αἰῶνα οὐ μὴ ἐπιλάθωμαι τῶν δικαιωμάτων σου ὅτι ἐν αὐτοῖς ἔζησάς με κύριε
Ik zal Uw bevelen in der eeuwigheid niet vergeten, want door dezelve hebt Gij mij levend gemaakt.
94 σός εἰμι ἐγώ σῶσόν με ὅτι τὰ δικαιώματά σου ἐξεζήτησα
Ik ben Uw, behoud mij, want ik heb Uw bevelen gezocht.
95 ἐμὲ ὑπέμειναν ἁμαρτωλοὶ τοῦ ἀπολέσαι με τὰ μαρτύριά σου συνῆκα
De goddelozen hebben op mij gewacht, om mij te doen vergaan; ik neem acht op Uw getuigenissen.
96 πάσης συντελείας εἶδον πέρας πλατεῖα ἡ ἐντολή σου σφόδρα
In alle volmaaktheid heb ik een einde gezien; maar Uw gebod is zeer wijd.
97 ιγ# μημ ὡς ἠγάπησα τὸν νόμον σου κύριε ὅλην τὴν ἡμέραν μελέτη μού ἐστιν
Mem. Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn betrachting den gansen dag.
98 ὑπὲρ τοὺς ἐχθρούς μου ἐσόφισάς με τὴν ἐντολήν σου ὅτι εἰς τὸν αἰῶνά μοί ἐστιν
Zij maakt mij door Uw geboden wijzer, dan mijn vijanden zijn, want zij is in eeuwigheid bij mij.
99 ὑπὲρ πάντας τοὺς διδάσκοντάς με συνῆκα ὅτι τὰ μαρτύριά σου μελέτη μού ἐστιν
Ik ben verstandiger dan al mijn leraars, omdat Uw getuigenissen mijn betrachting zijn.
100 ὑπὲρ πρεσβυτέρους συνῆκα ὅτι τὰς ἐντολάς σου ἐξεζήτησα
Ik ben voorzichtiger dan de ouden, omdat ik Uw bevelen bewaard heb.
101 ἐκ πάσης ὁδοῦ πονηρᾶς ἐκώλυσα τοὺς πόδας μου ὅπως ἂν φυλάξω τοὺς λόγους σου
Ik heb mijn voeten geweerd van alle kwade paden, opdat ik Uw woord zou onderhouden.
102 ἀπὸ τῶν κριμάτων σου οὐκ ἐξέκλινα ὅτι σὺ ἐνομοθέτησάς μοι
Ik ben niet geweken van Uw rechten, want Gij hebt mij geleerd.
103 ὡς γλυκέα τῷ λάρυγγί μου τὰ λόγιά σου ὑπὲρ μέλι καὶ κηρίον τῷ στόματί μου
Hoe zoet zijn Uw redenen mijn gehemelte geweest, meer dan honig mijn mond!
104 ἀπὸ τῶν ἐντολῶν σου συνῆκα διὰ τοῦτο ἐμίσησα πᾶσαν ὁδὸν ἀδικίας ὅτι σὺ ἐνομοθέτησάς μοι
Uit Uw bevelen krijg ik verstand, daarom haat ik alle leugenpaden.
105 ιδ# νουν λύχνος τοῖς ποσίν μου ὁ λόγος σου καὶ φῶς ταῖς τρίβοις μου
Nun. Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad.
106 ὀμώμοκα καὶ ἔστησα τοῦ φυλάξασθαι τὰ κρίματα τῆς δικαιοσύνης σου
Ik heb gezworen, en zal het bevestigen, dat ik onderhouden zal de rechten Uwer gerechtigheid.
107 ἐταπεινώθην ἕως σφόδρα κύριε ζῆσόν με κατὰ τὸν λόγον σου
Ik ben gans zeer verdrukt, HEERE! maak mij levend naar Uw woord.
108 τὰ ἑκούσια τοῦ στόματός μου εὐδόκησον δή κύριε καὶ τὰ κρίματά σου δίδαξόν με
Laat U toch, o HEERE! welgevallen de vrijwillige offeranden mijns monds, en leer mij Uw rechten.
109 ἡ ψυχή μου ἐν ταῖς χερσίν μου διὰ παντός καὶ τοῦ νόμου σου οὐκ ἐπελαθόμην
Mijn ziel is geduriglijk in mijn hand; nochtans vergeet ik Uw wet niet.
110 ἔθεντο ἁμαρτωλοὶ παγίδα μοι καὶ ἐκ τῶν ἐντολῶν σου οὐκ ἐπλανήθην
De goddelozen hebben mij een strik gelegd; nochtans ben ik niet afgedwaald van Uw bevelen.
111 ἐκληρονόμησα τὰ μαρτύριά σου εἰς τὸν αἰῶνα ὅτι ἀγαλλίαμα τῆς καρδίας μού εἰσιν
Ik heb Uw getuigenissen genomen tot een eeuwige erve, want zij zijn mijns harten vrolijkheid.
112 ἔκλινα τὴν καρδίαν μου τοῦ ποιῆσαι τὰ δικαιώματά σου εἰς τὸν αἰῶνα δῑ ἀντάμειψιν
Ik heb mijn hart geneigd, om Uw inzettingen eeuwiglijk te doen, ten einde toe.
113 ιε# σαμχ παρανόμους ἐμίσησα καὶ τὸν νόμον σου ἠγάπησα
Samech. Ik haat de kwade ranken, maar heb Uw wet lief.
114 βοηθός μου καὶ ἀντιλήμπτωρ μου εἶ σύ εἰς τὸν λόγον σου ἐπήλπισα
Gij zijt mijn Schuilplaats en mijn Schild; op Uw Woord heb ik gehoopt.
115 ἐκκλίνατε ἀπ’ ἐμοῦ πονηρευόμενοι καὶ ἐξερευνήσω τὰς ἐντολὰς τοῦ θεοῦ μου
Wijkt van mij, gij boosdoeners! dat ik de geboden mijns Gods moge bewaren.
116 ἀντιλαβοῦ μου κατὰ τὸ λόγιόν σου καὶ ζήσομαι καὶ μὴ καταισχύνῃς με ἀπὸ τῆς προσδοκίας μου
Ondersteun mij naar Uw toezegging, opdat ik leve; en laat mij niet beschaamd worden over mijn hope.
117 βοήθησόν μοι καὶ σωθήσομαι καὶ μελετήσω ἐν τοῖς δικαιώμασίν σου διὰ παντός
Ondersteun mij, zo zal ik behouden zijn; dan zal ik mij steeds in Uw inzettingen vermaken.
118 ἐξουδένωσας πάντας τοὺς ἀποστατοῦντας ἀπὸ τῶν δικαιωμάτων σου ὅτι ἄδικον τὸ ἐνθύμημα αὐτῶν
Gij vertreedt al degenen, die van Uw inzettingen afdwalen, want hun bedrog is leugen.
119 παραβαίνοντας ἐλογισάμην πάντας τοὺς ἁμαρτωλοὺς τῆς γῆς διὰ τοῦτο ἠγάπησα τὰ μαρτύριά σου διὰ παντός
Gij doet alle goddelozen der aarde weg als schuim, daarom heb ik Uw getuigenissen lief.
120 καθήλωσον ἐκ τοῦ φόβου σου τὰς σάρκας μου ἀπὸ γὰρ τῶν κριμάτων σου ἐφοβήθην
Het haar mijns vleses is te berge gerezen van verschrikking voor U, en ik heb gevreesd voor Uw oordelen.
121 ιV# αιν ἐποίησα κρίμα καὶ δικαιοσύνην μὴ παραδῷς με τοῖς ἀδικοῦσίν με
Ain. Ik heb recht en gerechtigheid gedaan; geef mij niet over aan mijn onderdrukkers.
122 ἔκδεξαι τὸν δοῦλόν σου εἰς ἀγαθόν μὴ συκοφαντησάτωσάν με ὑπερήφανοι
Wees borg voor Uw knecht ten goede; laat de hovaardigen mij niet onderdrukken.
123 οἱ ὀφθαλμοί μου ἐξέλιπον εἰς τὸ σωτήριόν σου καὶ εἰς τὸ λόγιον τῆς δικαιοσύνης σου
Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw heil, en naar de toezegging Uwer rechtvaardigheid.
124 ποίησον μετὰ τοῦ δούλου σου κατὰ τὸ ἔλεός σου καὶ τὰ δικαιώματά σου δίδαξόν με
Doe bij Uw knecht naar Uw goedertierenheid, en leer mij Uw inzettingen.
125 δοῦλός σού εἰμι ἐγώ συνέτισόν με καὶ γνώσομαι τὰ μαρτύριά σου
Ik ben Uw knecht, maak mij verstandig, en ik zal Uw getuigenissen kennen.
126 καιρὸς τοῦ ποιῆσαι τῷ κυρίῳ διεσκέδασαν τὸν νόμον σου
Het is tijd voor den HEERE, dat Hij werke, want zij hebben Uw wet verbroken.
127 διὰ τοῦτο ἠγάπησα τὰς ἐντολάς σου ὑπὲρ χρυσίον καὶ τοπάζιον
Daarom heb ik Uw geboden lief, meer dan goud, ja, meer dan het fijnste goud.
128 διὰ τοῦτο πρὸς πάσας τὰς ἐντολάς σου κατωρθούμην πᾶσαν ὁδὸν ἄδικον ἐμίσησα
Daarom heb ik alle Uw bevelen, van alles, voor recht gehouden; maar alle valse pad heb ik gehaat.
129 ιζ# φη θαυμαστὰ τὰ μαρτύριά σου διὰ τοῦτο ἐξηρεύνησεν αὐτὰ ἡ ψυχή μου
Pe. Uw getuigenissen zijn wonderbaar, daarom bewaart ze mijn ziel.
130 ἡ δήλωσις τῶν λόγων σου φωτιεῖ καὶ συνετιεῖ νηπίους
De opening Uwer woorden geeft licht, de slechten verstandig makende.
131 τὸ στόμα μου ἤνοιξα καὶ εἵλκυσα πνεῦμα ὅτι τὰς ἐντολάς σου ἐπεπόθουν
Ik heb mijn mond wijd opengedaan, en gehijgd, want ik heb verlangd naar Uw geboden.
132 ἐπίβλεψον ἐπ’ ἐμὲ καὶ ἐλέησόν με κατὰ τὸ κρίμα τῶν ἀγαπώντων τὸ ὄνομά σου
Zie mij aan, wees mij genadig, naar het recht aan degenen, die Uw Naam beminnen.
133 τὰ διαβήματά μου κατεύθυνον κατὰ τὸ λόγιόν σου καὶ μὴ κατακυριευσάτω μου πᾶσα ἀνομία
Maak mijn voetstappen vast in Uw Woord, en laat geen ongerechtigheid over mij heersen.
134 λύτρωσαί με ἀπὸ συκοφαντίας ἀνθρώπων καὶ φυλάξω τὰς ἐντολάς σου
Verlos mij van des mensen overlast, en ik zal Uw bevelen onderhouden.
135 τὸ πρόσωπόν σου ἐπίφανον ἐπὶ τὸν δοῦλόν σου καὶ δίδαξόν με τὰ δικαιώματά σου
Doe Uw aangezicht lichten over Uw knecht, en leer mij Uw inzettingen.
136 διεξόδους ὑδάτων κατέβησαν οἱ ὀφθαλμοί μου ἐπεὶ οὐκ ἐφύλαξαν τὸν νόμον σου
Waterbeken vlieten af uit mijn ogen, omdat zij Uw wet niet onderhouden.
137 ιη# σαδη δίκαιος εἶ κύριε καὶ εὐθὴς ἡ κρίσις σου
Tsade. HEERE! Gij zijt rechtvaardig, en elkeen Uwer oordelen is recht.
138 ἐνετείλω δικαιοσύνην τὰ μαρτύριά σου καὶ ἀλήθειαν σφόδρα
Gij hebt de gerechtigheid Uwer getuigenissen, en de waarheid hogelijk geboden.
139 ἐξέτηξέν με ὁ ζῆλος τοῦ οἴκου σου ὅτι ἐπελάθοντο τῶν λόγων σου οἱ ἐχθροί μου
Mijn ijver heeft mij doen vergaan, omdat mijn wederpartijders Uw woorden vergeten hebben.
140 πεπυρωμένον τὸ λόγιόν σου σφόδρα καὶ ὁ δοῦλός σου ἠγάπησεν αὐτό
Uw woord is zeer gelouterd, en Uw knecht heeft het lief.
141 νεώτερός εἰμι ἐγὼ καὶ ἐξουδενωμένος τὰ δικαιώματά σου οὐκ ἐπελαθόμην
Ik ben klein en veracht, doch Uw bevelen vergeet ik niet.
142 ἡ δικαιοσύνη σου δικαιοσύνη εἰς τὸν αἰῶνα καὶ ὁ νόμος σου ἀλήθεια
Uw gerechtigheid is gerechtigheid in eeuwigheid, en Uw wet is de waarheid.
143 θλῖψις καὶ ἀνάγκη εὕροσάν με αἱ ἐντολαί σου μελέτη μου
Benauwdheid en angst hebben mij getroffen, doch Uw geboden zijn mijn vermakingen.
144 δικαιοσύνη τὰ μαρτύριά σου εἰς τὸν αἰῶνα συνέτισόν με καὶ ζήσομαι
De gerechtigheid Uwer getuigenissen is in der eeuwigheid; doe ze mij verstaan, zo zal ik leven.
145 ιθ# κωφ ἐκέκραξα ἐν ὅλῃ καρδίᾳ μου ἐπάκουσόν μου κύριε τὰ δικαιώματά σου ἐκζητήσω
Koph. Ik heb van ganser harte geroepen: verhoor mij, o HEERE! ik zal Uw inzettingen bewaren.
146 ἐκέκραξά σε σῶσόν με καὶ φυλάξω τὰ μαρτύριά σου
Ik heb U aangeroepen, verlos mij, en ik zal Uw getuigenissen onderhouden.
147 προέφθασα ἐν ἀωρίᾳ καὶ ἐκέκραξα εἰς τοὺς λόγους σου ἐπήλπισα
Ik ben de morgen schemering voorgekomen, en heb geschrei gemaakt; op Uw woord heb ik gehoopt.
148 προέφθασαν οἱ ὀφθαλμοί μου πρὸς ὄρθρον τοῦ μελετᾶν τὰ λόγιά σου
Mijn ogen komen de nacht waken voor, om Uw rede te betrachten.
149 τῆς φωνῆς μου ἄκουσον κύριε κατὰ τὸ ἔλεός σου κατὰ τὸ κρίμα σου ζῆσόν με
Hoor mijn stem naar Uw goedertierenheid, o HEERE! maak mij levend naar Uw recht.
150 προσήγγισαν οἱ καταδιώκοντές με ἀνομίᾳ ἀπὸ δὲ τοῦ νόμου σου ἐμακρύνθησαν
Die kwade praktijken najagen, genaken mij, zij wijken verre van Uw wet.
151 ἐγγὺς εἶ σύ κύριε καὶ πᾶσαι αἱ ἐντολαί σου ἀλήθεια
Maar Gij, HEERE! zijt nabij, en al Uw geboden zijn waarheid.
152 κατ’ ἀρχὰς ἔγνων ἐκ τῶν μαρτυρίων σου ὅτι εἰς τὸν αἰῶνα ἐθεμελίωσας αὐτά
Van ouds heb ik geweten van Uw getuigenissen, dat Gij ze in eeuwigheid gegrond hebt.
153 κ# ρης ἰδὲ τὴν ταπείνωσίν μου καὶ ἐξελοῦ με ὅτι τὸν νόμον σου οὐκ ἐπελαθόμην
Resch. Zie mijn ellende aan, en help mij uit, want Uw wet heb ik niet vergeten.
154 κρῖνον τὴν κρίσιν μου καὶ λύτρωσαί με διὰ τὸν λόγον σου ζῆσόν με
Twist mijn twistzaak, en verlos mij, maak mij levend, naar Uw toezegging.
155 μακρὰν ἀπὸ ἁμαρτωλῶν σωτηρία ὅτι τὰ δικαιώματά σου οὐκ ἐξεζήτησαν
Het heil is verre van de goddelozen, want zij zoeken Uw inzettingen niet.
156 οἱ οἰκτιρμοί σου πολλοί κύριε κατὰ τὸ κρίμα σου ζῆσόν με
HEERE! Uw barmhartigheden zijn vele; maak mij levend naar Uw rechten.
157 πολλοὶ οἱ ἐκδιώκοντές με καὶ ἐκθλίβοντές με ἐκ τῶν μαρτυρίων σου οὐκ ἐξέκλινα
Mijn vervolgers en mijn wederpartijders zijn vele, maar van Uw getuigenissen wijk ik niet.
158 εἶδον ἀσυνθετοῦντας καὶ ἐξετηκόμην ὅτι τὰ λόγιά σου οὐκ ἐφυλάξαντο
Ik heb gezien degenen, die trouwelooslijk handelen, en het verdroot mij, dat zij Uw woord niet onderhielden.
159 ἰδὲ ὅτι τὰς ἐντολάς σου ἠγάπησα κύριε ἐν τῷ ἐλέει σου ζῆσόν με
Zie aan, dat ik Uw bevelen lief heb, o HEERE! maak mij levend naar Uw goedertierenheid.
160 ἀρχὴ τῶν λόγων σου ἀλήθεια καὶ εἰς τὸν αἰῶνα πάντα τὰ κρίματα τῆς δικαιοσύνης σου
Het begin Uws woords is waarheid, en in der eeuwigheid is al het recht Uwer gerechtigheid.
161 κα# σεν ἄρχοντες κατεδίωξάν με δωρεάν καὶ ἀπὸ τῶν λόγων σου ἐδειλίασεν ἡ καρδία μου
Schin. De vorsten hebben mij vervolgd zonder oorzaak; maar mijn hart heeft gevreesd voor Uw woord.
162 ἀγαλλιάσομαι ἐγὼ ἐπὶ τὰ λόγιά σου ὡς ὁ εὑρίσκων σκῦλα πολλά
Ik ben vrolijk over Uw toezegging, als een, die een groten buit vindt.
163 ἀδικίαν ἐμίσησα καὶ ἐβδελυξάμην τὸν δὲ νόμον σου ἠγάπησα
Ik haat de valsheid, en heb er een gruwel van; maar Uw wet heb ik lief.
164 ἑπτάκις τῆς ἡμέρας ᾔνεσά σοι ἐπὶ τὰ κρίματα τῆς δικαιοσύνης σου
Ik loof U zeven maal des daags, over de rechten Uwer gerechtigheid.
165 εἰρήνη πολλὴ τοῖς ἀγαπῶσιν τὸν νόμον σου καὶ οὐκ ἔστιν αὐτοῖς σκάνδαλον
Die Uw wet beminnen, hebben groten vrede, en zij hebben geen aanstoot.
166 προσεδόκων τὸ σωτήριόν σου κύριε καὶ τὰς ἐντολάς σου ἠγάπησα
O HEERE! ik hoop op Uw heil, en doe Uw geboden.
167 ἐφύλαξεν ἡ ψυχή μου τὰ μαρτύριά σου καὶ ἠγάπησεν αὐτὰ σφόδρα
Mijn ziel onderhoudt Uw getuigenissen, en ik heb ze zeer lief.
168 ἐφύλαξα τὰς ἐντολάς σου καὶ τὰ μαρτύριά σου ὅτι πᾶσαι αἱ ὁδοί μου ἐναντίον σου κύριε
Ik onderhoud Uw bevelen en Uw getuigenissen, want al mijn wegen zijn voor U.
169 κβ# θαυ ἐγγισάτω ἡ δέησίς μου ἐνώπιόν σου κύριε κατὰ τὸ λόγιόν σου συνέτισόν με
Thau. O HEERE! laat mijn geschrei voor Uw aanschijn genaken, maak mij verstandig naar Uw woord.
170 εἰσέλθοι τὸ ἀξίωμά μου ἐνώπιόν σου κατὰ τὸ λόγιόν σου ῥῦσαί με
Laat mijn smeken voor Uw aanschijn komen, red mij naar Uw toezegging.
171 ἐξερεύξαιντο τὰ χείλη μου ὕμνον ὅταν διδάξῃς με τὰ δικαιώματά σου
Mijn lippen zullen Uw lof overvloediglijk uitstorten, als Gij mij Uw inzettingen zult geleerd hebben.
172 φθέγξαιτο ἡ γλῶσσά μου τὸ λόγιόν σου ὅτι πᾶσαι αἱ ἐντολαί σου δικαιοσύνη
Mijn tong zal spraak houden van Uw rede, want al Uw geboden zijn rechtvaardigheid.
173 γενέσθω ἡ χείρ σου τοῦ σῶσαί με ὅτι τὰς ἐντολάς σου ᾑρετισάμην
Laat Uw hand mij te hulp komen, want ik heb Uw bevelen verkoren.
174 ἐπεπόθησα τὸ σωτήριόν σου κύριε καὶ ὁ νόμος σου μελέτη μού ἐστιν
O HEERE! ik verlang naar Uw heil, en Uw wet is al mijn vermaking.
175 ζήσεται ἡ ψυχή μου καὶ αἰνέσει σε καὶ τὰ κρίματά σου βοηθήσει μοι
Laat mijn ziel leven, en zij zal U loven, en laat Uw rechten mij helpen.
176 ἐπλανήθην ὡς πρόβατον ἀπολωλός ζήτησον τὸν δοῦλόν σου ὅτι τὰς ἐντολάς σου οὐκ ἐπελαθόμην
Ik heb gedwaald als een verloren schaap; zoek Uw knecht, want Uw geboden heb ik niet vergeten.
