Psalm 6

1 [Dem Vorsänger, mit Saitenspiel, auf der Scheminith. [Vergl. 1. Chr. 15,20. 21] Ein Psalm von David.] Jehova, strafe mich nicht in deinem Zorn, und züchtige mich nicht in deinem Grimm!

Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth, op de Scheminith. O HEERE, straf mij niet in Uw toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid!

2 Sei mir gnädig, Jehova! denn ich bin dahingewelkt; heile mich, Jehova! denn meine Gebeine sind bestürzt.

Wees mij genadig, HEERE, want ik ben verzwakt; genees mij, HEERE, want mijn beenderen zijn verschrikt.

3 Und sehr bestürzt ist meine Seele Und du, Jehova, bis wann?

Ja, mijn ziel is zeer verschrikt; en Gij, HEERE, hoe lange?

4 Kehre um, Jehova, befreie meine Seele; rette mich um deiner Güte willen!

Keer weder, HEERE, red mijn ziel; verlos mij, om Uwer goedertierenheid wil.

5 Denn im Tode gedenkt man deiner nicht; im Scheol, wer wird dich preisen? (Sheol h7585)

Want in den dood is Uwer geen gedachtenis; wie zal U loven in het graf? (Sheol h7585)

6 Müde bin ich durch mein Seufzen; jede Nacht schwemme ich mein Bett, mache mit meinen Tränen mein Lager zerfließen.

Ik ben moede van mijn zuchten; ik doe mijn bed den gansen nacht zwemmen; ik doornat mijn bedstede met mijn tranen.

7 Verfallen ist mein Auge vor Gram, gealtert ob all meiner Bedränger.

Mijn oog is doorknaagd van verdriet, is veroud, vanwege al mijn tegenpartijders.

8 Weichet von mir alle, die ihr Frevel tut! denn Jehova hat gehört die Stimme meines Weinens;

Wijkt van mij, al gij werkers der ongerechtigheid; want de HEERE heeft de stem mijns geweens gehoord.

9 Jehova hat mein Flehen gehört; mein Gebet nahm Jehova an. [O. wird Jehova annehmen]

De HEERE heeft mijn smeking gehoord; de HEERE zal mijn gebed aannemen.

10 Alle meine Feinde werden beschämt und sehr bestürzt werden; sie werden umkehren, sie werden plötzlich beschämt werden.

Al mijn vijanden zullen zeer beschaamd en verbaasd worden; zij zullen terugkeren, zij zullen in een ogenblik beschaamd worden.