Psaumes 84

1 Psaume des enfants de Coré, [donné] au maître chantre, [pour le chanter] sur Guittith. Eternel des armées, combien sont aimables tes Tabernacles!

Voor muziekbegeleiding; op de gittiet. Een psalm van de zonen van Kore. Hoe lieflijk is uw woning, Jahweh der heirscharen!

2 Mon âme désire ardemment, et même elle défaut après les parvis de l'Eternel; mon cœur et ma chair tressaillent de joie après le [Dieu] Fort et vivant.

Mijn ziel smacht van verlangen Naar de voorhoven van Jahweh; Mijn hart en mijn lichaam heffen een jubelzang aan Voor den levenden God!

3 Le passereau même a bien trouvé sa maison, et l'hirondelle son nid, où elle a mis ses petits; tes autels, ô Eternel des armées! mon Roi, et mon Dieu!

Ook de mus vindt een woning, De zwaluw een nest, waar ze haar jongen kan leggen: Bij uw altaren, Jahweh der heirscharen, Mijn Koning en God.

4 Ô que bien-heureux sont ceux qui habitent en ta maison, et qui te louent incessamment! (Sélah)

Gelukkig, die in uw huis mogen wonen, En eeuwig U loven!

5 Ô que bien-heureux est l'homme dont la force est en toi, et ceux au cœur desquels sont les chemins battus!

Gelukkig de mensen, die hun kracht in U vinden, Als ze met blijdschap ter bedevaart gaan!

6 Passant par la vallée de Baca ils la réduisent en fontaine; la pluie aussi comble les marais.

Het dorre dal wordt hun een bron, En de lenteregen bedekt het met vijvers;

7 Ils marchent avec force pour se présenter devant Dieu en Sion.

Zo gaan ze steeds krachtiger voort, Totdat ze voor God op de Sion verschijnen.

8 Eternel Dieu des armées, écoute ma requête; Dieu de Jacob, prête l'oreille; (Sélah)

Jahweh der heirscharen, hoor mijn gebed; Jakobs God, ach, luister toch!

9 Ô Dieu, notre bouclier, vois, et regarde la face de ton Oint.

10 Car mieux vaut un jour en tes parvis, que mille [ailleurs]. J'aimerais mieux me tenir à la porte en la maison de mon Dieu, que de demeurer dans les tentes des méchants.

Waarachtig, één dag in uw voorhoven Is beter dan duizend daarbuiten; Liever wil ik op de drempel van Gods huis blijven staan, Dan wonen in de tenten der bozen.

11 Car l'Eternel Dieu nous est un soleil et un bouclier; l'Eternel donne la grâce et la gloire, et il n'épargne aucun bien à ceux qui marchent dans l'intégrité.

Want Jahweh is een zon en een schild; God geeft genade en glorie. Nooit weigert Jahweh een weldaad aan hen, Die onberispelijk leven.

12 Eternel des armées, ô que bien-heureux est l'homme qui se confie en toi!

Jahweh der heirscharen: Gelukkig de mens, die op U blijft vertrouwen!