Josué 23

1 Or il arriva plusieurs jours après, que l'Eternel ayant donné du repos à Israël de tous leurs ennemis à l'environ, Josué était vieux, fort avancé en âge.

En het geschiedde na vele dagen, nadat de HEERE Israel rust gegeven had van al zijn vijanden rondom heen, en Jozua oud geworden en wel bedaagd was;

2 Et Josué appela tout Israël, ses Anciens, et ses chefs, et ses juges, et ses officiers, et leur dit: Je suis devenu vieux, fort avancé en âge.

Zo riep Jozua gans Israel, hun oudsten, en hun hoofden, en hun richters, en hun ambtlieden, en hij zeide tot hen: Ik ben oud geworden, en wel bedaagd;

3 Vous avez vu aussi tout ce que l'Eternel votre Dieu a fait à toutes ces nations, à cause de vous; car l'Eternel votre Dieu est celui qui combat pour vous.

En gijlieden hebt gezien alles, wat de HEERE, uw God, gedaan heeft aan al deze volken voor uw aangezicht; want de HEERE, uw God, Zelf, is het, Die voor u gestreden heeft.

4 Voyez, je vous ai partagé par sort en héritage selon vos Tribus, [le pays de] ces nations qui sont restées, depuis le Jourdain, et [le pays de] toutes les nations que j'ai exterminées, jusqu'à la grande mer, vers le soleil couchant.

Ziet, ik heb u deze overige volken door het lot doen toevallen, ten erfdeel voor uw stammen, van de Jordaan af, met al de volken, die ik uitgeroeid heb, en tot de grote zee, tegen den ondergang der zon.

5 Et l'Eternel votre Dieu les chassera de devant vous, et les dépossédera; et vous posséderez leur pays en héritage, comme l'Eternel votre Dieu vous [en] a parlé.

En de HEERE, uw God, Zelf zal hen uitstoten voor ulieder aangezicht, en Hij zal hen van voor ulieder aangezicht verdrijven; en gij zult hun land erfelijk bezitten, gelijk als de HEERE, uw God, tot u gesproken heeft.

6 Fortifiez-vous donc de plus en plus, pour garder et faire tout ce qui est écrit au livre de la Loi de Moïse; afin que vous ne vous en détourniez ni à droite ni à gauche;

Zo weest zeer sterk, om te bewaren en om te doen alles, wat geschreven is in het wetboek van Mozes; opdat gij daarvan niet afwijkt ter rechter hand noch ter linkerhand;

7 Et que vous ne vous mêliez point avec ces nations qui sont restées parmi vous; que vous ne fassiez point mention du nom de leurs dieux; et que vous ne fassiez jurer personne [par eux], et que vous ne les serviez point, et ne vous prosterniez point devant eux.

Dat gij niet ingaat tot deze volken: deze, die overgebleven zijn bij ulieden; gedenkt ook niet aan den naam hunner goden, en doet er niet bij zweren, en dient hen niet, en buigt u voor die niet;

8 Mais attachez-vous à l'Eternel votre Dieu, comme vous avez fait jusqu'à ce jour.

Maar den HEERE, uw God, zult gij aanhangen, gelijk als gij tot op dezen dag gedaan hebt.

9 C'est pour cela que l'Eternel a dépossédé de devant vous des nations grandes et fortes; et quant à vous, nul n'a subsisté devant vous jusqu'à ce jour.

Want de HEERE heeft van uw aangezicht verdreven grote en machtige volken; en u aangaande, niemand heeft voor uw aangezicht bestaan, tot op dezen dag toe.

10 Un seul homme d'entre vous en poursuivra mille; car l'Eternel votre Dieu est celui qui combat pour vous, comme il vous en a parlé.

Een enig man onder u zal er duizend jagen; want het is de HEERE, uw God, Zelf, Die voor u strijdt, gelijk al Hij tot u gesproken heeft.

11 Prenez donc garde soigneusement sur vos âmes, que vous aimiez l'Eternel votre Dieu.

Daarom bewaart uw zielen naarstiglijk, dat gij den HEERE, uw God, liefhebt.

12 Autrement si vous vous en détournez en aucune manière et que vous vous attachiez au reste de ces nations, [savoir] à ceux qui sont demeurés de reste avec vous, et que vous fassiez alliance avec eux, et que vous vous mêliez avec eux, et eux avec vous;

Want zo gij enigszins afkeert, en het overige van deze volken aanhangt, van deze, die bij u overgebleven zijn, en u met hen verzwagert, en gij tot hen zult ingaan, en zij tot u;

13 Sachez certainement que l'Eternel votre Dieu ne continuera plus à déposséder ces nations devant vous; mais elles vous seront en pièges, et en filet, et comme un fléau à vos côtés, et comme des épines à vos yeux, jusqu'à ce que vous périssiez de dessus cette bonne terre que l'Eternel votre Dieu vous a donnée.

Weet voorzeker, dat de HEERE, uw God, niet voortvaren zal deze volken van voor uw aangezicht te verdrijven; maar zij zullen ulieden zijn tot een strik, en tot een net, en tot een gesel aan uw zijden, en tot doornen in uw ogen, totdat gij omkomt van dit goede land, hetwelk u de HEERE, uw God, gegeven heeft.

14 Or voici, je m'en vais aujourd'hui par le chemin de toute la terre; et vous connaîtrez dans tout votre cœur, et dans toute votre âme qu'il n'est point tombé un seul mot de toutes les bonnes paroles que l'Eternel votre Dieu a dites de vous; tout vous est arrivé, il n'en est pas tombé un seul mot.

En ziet, ik ga heden in den weg der ganse aarde; en gij weet in uw ganse hart en in uw ganse ziel, dat er niet een enig woord gevallen is van al die goede woorden, welke de HEERE, uw God, over u gesproken heeft; zij zijn u alle overkomen; er is van dezelve niet een enig woord gevallen.

15 Et il arrivera que comme toutes les bonnes paroles que l'Eternel votre Dieu vous avait dites vous sont arrivées; ainsi l'Eternel fera venir sur vous toutes les mauvaises paroles, jusqu'à ce qu'il vous ait exterminés de dessus cette bonne terre que l'Eternel votre Dieu vous a donnée.

En het zal geschieden, gelijk als al die goede dingen over u gekomen zijn, die de HEERE, uw God, tot u gesproken heeft, alzo zal de HEERE over u komen laten al die kwade dingen, totdat Hij u verdelge van dit goede land, hetwelk u HEERE, uw God gegeven heeft.

16 Quand vous aurez transgressé l'alliance de l'Eternel votre Dieu, qu'il vous a commandée, et que vous serez allés servir d'autres dieux, et vous serez prosternés devant eux, la colère de l'Eternel s'enflammera contre vous, et vous périrez incontinent de dessus cette bonne terre qu'il vous a donnée.

Wanneer gij het verbond des HEEREN, uws Gods, overtreedt, dat Hij u geboden heeft, en gij heengaat en dient andere goden, en u voor dezelve nederbuigt, zo zal de toorn des HEEREN over u ontsteken, en gij zult haastiglijk omkomen van het goede land, hetwelk Hij u gegeven heeft.