2 Pierre 2
1 Mais [comme] il y a eu de faux prophètes parmi le peuple, il y aura aussi parmi vous de faux docteurs, qui introduiront couvertement des sectes de perdition, et qui renonceront le Seigneur qui les a rachetés, attirant sur eux-mêmes une prompte ruine.
En er zijn ook valse profeten onder het volk geweest, gelijk ook onder u valse leraars zijn zullen, die verderfelijke ketterijen bedektelijk invoeren zullen, ook den Heere, Die hen gekocht heeft, verloochenende, en een haastig verderf over zichzelven brengende;
2 Et plusieurs suivront leurs [sectes] de perdition; et à cause d'eux la voie de la vérité sera blasphémée;
En velen zullen hun verderfenissen navolgen, door welke de weg der waarheid zal gelasterd worden.
3 Car ils feront par avarice trafic de vous avec des paroles déguisées; mais desquels la condamnation de longtemps ne tarde point, et la punition desquels ne s'endort point.
En zij zullen door gierigheid, met gemaakte woorden, van u een koopmanschap maken; over welke het oordeel van over lang niet ledig is, en hun verderf sluimert niet.
4 Car si Dieu n'a pas épargné les Anges qui ont péché, mais les ayant précipités dans l'abîme chargés des chaînes d'obscurité, les a livrés pour être réservés au jugement; (Tartaroō g5020)
Want indien God de engelen, die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar, die in de hel geworpen hebbende, overgegeven heeft aan de ketenen der duisternis, om tot het oordeel bewaard te worden; (Tartaroō g5020)
5 Et [s'il] n'a point épargné le monde ancien, mais a gardé Noé, lui huitième, [qui était] le hérault de la justice; et a fait venir le déluge sur le monde des impies;
En de oude wereld niet heeft gespaard, maar Noach, den prediker der gerechtigheid, zijn achttal bewaard heeft, als Hij den zondvloed over de wereld der goddelozen heeft gebracht;
6 Et [s'il] a condamné à un renversement total les villes de Sodome et de Gomorrhe, les réduisant en cendre, et les mettant pour être un exemple à ceux qui vivraient dans l'impiété;
En de steden van Sodoma en Gomorra tot as verbrandende met omkering veroordeeld heeft, en tot een voorbeeld gezet dengenen, die goddelooslijk zouden leven;
7 et [s'il a] délivré le juste Lot qui avait eu beaucoup à souffrir de ces abominables parleur infâme conduite.
En den rechtvaardigen Lot, die vermoeid was van den ontuchtigen wandel der gruwelijken mensen, daaruit verlost heeft;
8 Car cet [homme] juste, qui demeurait parmi eux, les voyant et les entendant, affligeait tous les jours son âme juste, à cause de leurs méchantes actions;
(Want deze rechtvaardige man, wonende onder hen, heeft dag op dag zijn rechtvaardige ziel gekweld, door het zien en horen van hun ongerechtige werken);
9 Le Seigneur sait [ainsi] délivrer de la tentation ceux qui l'honorent, et réserver les injustes pour être punis au jour du jugement;
Zo weet de Heere de godzaligen uit de verzoeking te verlossen, en de onrechtvaardigen te bewaren tot den dag des oordeels, om gestraft te worden;
10 Principalement ceux qui suivent les mouvements de la chair, dans la passion de l'impureté, et qui méprisent la domination, [gens] audacieux, adonnés à leurs sens, et qui ne craignent point de blâmer les dignités;
Maar allermeest degenen, die naar het vlees in onreine begeerlijkheid wandelen, en de heerschappij verachten; die stout zijn, zichzelven behagen, en die de heerlijkheden niet schromen te lasteren;
11 Au lieu que les Anges, quoiqu'ils soient plus grands en force et en puissance, ne prononcent point contre elles de sentence injurieuse devant le Seigneur;
Daar de engelen in sterkte en kracht meerder zijnde, geen lasterlijk oordeel tegen hen voor den Heere voortbrengen.
12 Mais ceux-ci, semblables à des bêtes brutes, qui suivent leur sensualité, et qui sont faites pour être prises et détruites, blâmant ce qu'ils n'entendent point, périront par leur propre corruption;
Maar dezen, als onredelijke dieren, die de natuur volgen, en voortgebracht zijn om gevangen en gedood te worden, dewijl zij lasteren, hetgeen zij niet verstaan, zullen in hun verdorvenheid verdorven worden;
13 Et ils recevront la récompense de leur iniquité. Ils aiment à être tous les jours dans les délices. Ce sont des taches et des souillures, et ils font leurs délices de leurs tromperies dans les repas qu'ils font avec vous.
En zullen verkrijgen het loon der ongerechtigheid, als die de dagelijkse weelde hun vermaak achten, zijnde vlekken en smetten, en zijn weelderig in hun bedriegerijen, als zij in de maaltijden met u zijn;
14 Ils ont les yeux pleins d'adultère; ils ne cessent jamais de pécher; ils attirent les âmes mal assurées; ils ont le cœur exercé dans les rapines, ce sont des enfants de malédiction;
Hebbende de ogen vol overspel, en die niet ophouden van zondigen; verlokkende de onvaste zielen, hebbende het hart geoefend in gierigheid, kinderen der vervloeking;
15 Qui ayant laissé le droit chemin, se sont égarés, et ont suivi le train de Balaam, [fils] de Bosor, qui aima le salaire d'iniquité; mais il fut repris de son injustice,
Die den rechten weg verlaten hebbende, zijn verdwaald, en volgen den weg van Balaam, den zoon van Bosor, die het loon der ongerechtigheid liefgehad heeft;
16 [Car] une ânesse muette parlant d'une voix humaine, réprima la folie du prophète.
Maar hij heeft de bestraffing zijner ongerechtigheid gehad; want het jukdragende stomme dier, sprekende met mensenstem, heeft des profeten dwaasheid verhinderd.
17 Ce sont des fontaines sans eau, et des nuées agitées par le tourbillon, et des [gens] à qui l'obscurité des ténèbres est réservée éternellement. (questioned)
Dezen zijn waterloze fonteinen, wolken van een draaiwind gedreven, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt. (questioned)
18 Car en prononçant des discours fort enflés de vanité, ils amorcent par les convoitises de la chair, et par [leurs] impudicités, ceux qui s'étaient véritablement retirés de ceux qui vivent dans l'erreur;
Want zij, zeer opgeblazene ijdelheid sprekende, verlokken, door de begeerlijkheden des vleses en door ontuchtigheden, degenen, die waarlijk ontvloden waren van degenen, die in dwaling wandelen;
19 Leur promettant la liberté, quoiqu'ils soient eux-mêmes esclaves de la corruption; car on est réduit dans la servitude de celui par qui on est vaincu.
Belovende hun vrijheid, daar zijzelven dienstknechten zijn der verdorvenheid; want van wien iemand overwonnen is, dien is hij ook tot een dienstknecht gemaakt.
20 Parce que si après s'être retirés des souillures du monde par la connaissance du Seigneur et Sauveur Jésus-Christ, toutefois étant de nouveau enveloppés par elles, ils en sont surmontés, leur dernière condition est pire que la première.
Want indien zij, nadat zij door de kennis van den Heere en Zaligmaker Jezus Christus, de besmettingen der wereld ontvloden zijn, en in dezelve wederom ingewikkeld zijnde, van dezelve overwonnen worden, zo is hun het laatste erger geworden dan het eerste.
21 Car il leur eût mieux valu n'avoir pas connu la voie de la justice, qu'après l'avoir connue se détourner du saint commandement qui leur avait été donné.
Want het ware hun beter, dat zij den weg der gerechtigheid niet gekend hadden, dan dat zij, dien gekend hebbende, weder afkeren van het heilige gebod, dat hun overgegeven was.
22 Mais ce qu'on dit par un proverbe véritable, leur est arrivé: le chien est retourné à ce qu'il avait vomi; et la truie lavée [est retournée] se vautrer dans le bourbier.
Maar hun is overkomen, hetgeen met een waar spreekwoord gezegd wordt: De hond is wedergekeerd tot zijn eigen uitbraaksel; en de gewassen zeug tot de wenteling in het slijk.
