Isaïe 54
1 Réjouis-toi, femme stérile qui n'as point enfanté; éclate et crie de joie, toi qui n'as point souffert les douleurs de l'enfantement; parce que la femme délaissée a plus d'enfants que celle qui a un mari; car le Seigneur a dit:
Jubel, onvruchtbare, die nooit hebt gebaard, Breek uit in gejuich en gejubel, die geen barensnood kent; Want talrijker zullen de zonen der verlatene zijn, Dan die der gehuwde, spreekt Jahweh!
2 Élargis l'espace de ta tente et de tes couvertures; enfonce-les autant que possible; allonge tes cordages, et affermis tes pieux.
Kies ruime plaats voor uw tent, Span wijd uw tentdoeken uit; Maak langer uw koorden, Sla vaster uw pinnen!
3 Dilate-toi à droite et à gauche, et ta race aura les nations pour héritage, et tu repeupleras des villes désertes.
Want naar rechts en naar links Breekt gij uit; Uw kroost zal naties bezitten, Verwoeste steden bevolken.
4 Ne crains point parce que tu auras été humiliée; ne rougis point parce que tu auras été outragée; car tu ne te souviendras plus de tes longues humiliations, et tu oublieras l'opprobre de ton veuvage.
Heb dus geen vrees, want ge komt niet te schande, Bloos niet, want ge wordt niet beschaamd. Neen, ge moet de schande uwer jeugd maar vergeten, De smaad van uw weduwschap niet langer gedenken.
5 Car c'est le Seigneur qui t'a créée; son nom est le Seigneur des armées; c'est le Dieu d'Israël qui t'a rachetée, et il sera invoqué par toute la terre.
Want uw Schepper zelf wordt uw gade, Jahweh der heirscharen is zijn Naam; Israëls Heilige wordt uw Verlosser, God van heel de aarde wordt Hij genoemd.
6 Le Seigneur ne t'a point appelée comme une femme abandonnée et sans courage, ni comme une femme haïe dès sa jeunesse; ton Dieu a dit:
Ja, als een eenzame vrouw, van droefheid verslagen, Heeft Jahweh u geroepen; Als een vrouw, van haar jeugd af versmaad, Zegt uw God!
7 Je t'ai délaissée un peu de temps, mais je vais te traiter avec une grande miséricorde.
Wel heb Ik u voor een korte stonde verlaten, Maar in grote ontferming neem Ik u terug;
8 J'ai détourné de toi mon visage avec une colère de peu de durée; mais je vais t'accorder ma miséricorde éternelle, a dit le Seigneur qui t'a rachetée.
In ziedende gramschap een ogenblik lang U mijn aanschijn verborgen, Maar in eeuwig erbarmen ontferm Ik Mij over u, Spreekt Jahweh, uw Verlosser!
9 Depuis le déluge du temps de Noé, il me souvient, comme je le lui ai juré alors, de dire à la terre: Je ne veux plus être irrité contre toi,
Waarachtig, als in de dagen van Noë Zal ‘t nu voor Mij zijn! Zoals Ik toen heb gezworen, Dat Noë’s wateren nooit meer de aarde zouden bedekken: Zo zweer Ik, op u niet te toornen, Niet langer u te bedreigen.
10 Ni te menacer de transplanter tes montagnes, et d'ébranler tes collines. Ainsi ma miséricorde ne t'abandonnera point, et mon alliance de paix avec toi ne sera point altérée; car le Seigneur Dieu t'a parlé favorablement.
En al wijken de bergen, Al wankelen de heuvels: Mijn genade wijkt niet van u, Mijn Bond van Vrede wankelt niet, zegt Jahweh, uw Ontfermer!
11 Humble et désolée, nul ne te consolait. Et voilà que je prépare pour toi des escarboucles au lieu de pierres, et pour tes fondations des saphirs.
Gij arme, gejaagde en troosteloze, Zie, uw grondvesten leg Ik met jaspis, Uw fundament met saffieren;
12 Et je te ferai des créneaux de jaspe, des portes de cristal, et une enceinte de pierres précieuses;
Van robijnen maak Ik uw tinnen, Van karbonkels uw poorten, Al uw wallen van edelgesteente;
13 Et tous tes fils seront des disciples de Dieu, et tes enfants jouiront d'une paix abondante.
En al die u bouwen, Worden door Jahweh zelf onderricht! Een heerlijke vrede valt uw zonen ten deel,
14 Et tu seras rebâtie selon la justice. Abstiens-toi de l'iniquité, et tu n'auras rien à craindre, et la frayeur ne s'approchera point de toi.
Als gij in gerechtigheid zijt bevestigd. Verban dus de vrees: ge hebt niets te duchten; En de verschrikking: zij nadert u niet.
15 Voilà que des prosélytes te viendront envoyés par moi; ils habiteront avec toi, et tu seras leur refuge.
Zie, die u aangrijpt, Krijgt zijn einde van Mij; Die ù overvalt, Zal over ù vallen.
16 Voilà que je t'ai créée, non comme le forgeron qui souffle sur les charbons et qui porte avec lui les instruments de son art; mais je t'ai créée non pour la destruction, qui ruine
Zie, Ik zelf schiep den smid, Die het kolenvuur aanblaast, En naar zijn ambacht er wapens uit smeedt: Maar Ik schiep ook den verdelger, om ze te vernielen.
17 Tout vase périssable. J'empêcherai qu'elle ne t'atteigne; toute voix qui s'élèvera contre toi en justice, tu en triompheras; et ceux qui t'auront accusée seront déclarés coupables. Tel est l'héritage de ceux qui servent le Seigneur, et vous l'aurez, vous qui êtes mes justes, dit le Seigneur.
Neen, geen wapen zal treffen, dat tegen u is gesmeed; Elke tong, die u beschuldigt, zult ge in ‘t ongelijk stellen: Dit is het erfdeel van de dienaars van Jahweh, Hun aanspraak bij Mij: is de godsspraak van Jahweh!
A Dove is Sent Forth from the Ark
