< Psalms 119 >

1 [Aleph.] O the happiness of those perfect in the way, They are walking in the law of Jehovah,
Gelukkig, die onberispelijk zijn in hun wandel, En leven volgens Jahweh’s wet;
2 O the happiness of those keeping His testimonies, With the whole heart they seek Him.
Gelukkig, die op zijn vermaningen letten, Hem zoeken met geheel hun hart;
3 Yea, they have not done iniquity, In His ways they have walked.
Zij ook, die geen ongerechtigheid plegen, Maar blijven leven naar zijn woord.
4 Thou hast commanded us Thy precepts to keep diligently,
Gij zelf hebt uw bevelen gegeven, Opdat men ze trouw zou volbrengen;
5 O that my ways were prepared to keep Thy statutes,
Ach, mocht mijn gedrag zo onwankelbaar zijn, Dat ik uw inzettingen trouw onderhield.
6 Then I am not ashamed In my looking unto all Thy commands.
Dan zal ik nooit beschaamd komen staan, Als ik het oog richt op al uw geboden;
7 I confess Thee with uprightness of heart, In my learning the judgments of Thy righteousness.
Maar in oprechtheid des harten zal ik U danken, Als ik uw rechtvaardige voorschriften leer.
8 Thy statutes I keep, leave me not utterly!
Ik houd mij vast aan uw bestel: Verlaat mij dan niet voor altoos!
9 [Beth.] With what doth a young man purify his path? To observe — according to Thy word.
Hoe kan een jongeman zijn reinheid bewaren? Door zich te houden aan uw woord!
10 With all my heart I have sought Thee, Let me not err from Thy commands.
Ik heb U met heel mijn hart gezocht, Laat mij nooit uw geboden verlaten;
11 In my heart I have hid Thy saying, That I sin not before Thee.
Ik bewaar uw bestel in mijn hart, Om nooit te zondigen tegen U.
12 Blessed [art] Thou, O Jehovah, teach me Thy statutes.
Geprezen zijt Gij, o Jahweh, Leer mij uw inzettingen kennen;
13 With my lips I have recounted All the judgments of Thy mouth.
Dan zal ik met mijn lippen verbreiden Al de voorschriften van uw mond.
14 In the way of Thy testimonies I have joyed, As over all wealth.
Ik verheug mij over de weg, die uw vermaning mij wees, Meer dan over alle schatten;
15 In Thy precepts I meditate, And I behold attentively Thy paths.
Uw bevelen wil ik overwegen, En op uw paden blijven letten;
16 In Thy statutes I delight myself, I do not forget Thy word.
Ik wil mij aan uw wet verkwikken, En nimmermeer uw woord vergeten!
17 [Gimel.] Confer benefits on Thy servant, I live, and I keep Thy word.
Laat uw dienstknecht leven, En ik zal uw woord onderhouden;
18 Uncover mine eyes, and I behold wonders out of Thy law.
Neem de sluier van mijn ogen, Opdat ik de wonderen van uw wet aanschouwe.
19 A sojourner I [am] on earth, Hide not from me Thy commands.
Al ben ik maar een zwerver op aarde, Verberg mij uw bevelen niet;
20 Broken hath my soul for desire Unto Thy judgments at all times.
Want mijn ziel wordt verteerd van verlangen Naar uw voorschriften, altijd door.
21 Thou hast rebuked the cursed proud, Who are erring from Thy commands.
Gij bedreigt de hoogmoedigen, Vervloekt, die uw geboden verlaat;
22 Remove from me reproach and contempt, For Thy testimonies I have kept.
Wend dan smaad en hoon van mij af, Want uw vermaningen neem ik ter harte.
23 Princes also sat — against me they spoke, Thy servant doth meditate in Thy statutes,
Al spannen ook vorsten tegen mij samen, Uw dienstknecht peinst over uw inzettingen na;
24 Thy testimonies also [are] my delight, The men of my counsel!
Ja, uw bestel is mij een lust, En mijn berader.
25 [Daleth.] Cleaved to the dust hath my soul, Quicken me according to Thy word.
Reeds ligt mijn ziel aan het stof gekluisterd: Wek mij ten leven naar uw woord.
26 My ways I have recounted, And Thou answerest me, teach me Thy statutes,
Mijn leven heb ik U open gelegd: Gij hebt mij gehoord, Leer mij thans uw inzettingen kennen;
27 The way of Thy precepts cause me to understand, And I meditate in Thy wonders.
Onderricht mij, hoe ik naar uw bevelen moet leven, En ik zal uw wonderen vermelden.
28 My soul hath dropped from affliction, Establish me according to Thy word.
Mijn ziel kwijnt weg van ellende: Richt mij naar uw bestel weer op.
29 The way of falsehood turn aside from me And with Thy law favour me.
Houd de weg der leugen ver van mij af, En schenk mij genadig uw wet;
30 The way of faithfulness I have chosen, Thy judgments I have compared,
Ik heb de weg der waarheid gekozen, Uw voorschriften mij voor ogen gesteld.
31 I have adhered to Thy testimonies, O Jehovah, put me not to shame.
Ik klamp mij aan uw vermaningen vast, Maak mij niet te schande, o Jahweh;
32 The way of Thy commands I run, For Thou dost enlarge my heart!
De weg uwer geboden zal ik bewandelen, Als Gij mijn hart maar verblijdt.
33 [He.] Show me, O Jehovah, the way of Thy statutes, And I keep it — [to] the end.
Leer mij, Jahweh, naar uw inzettingen leven, Opdat ik ze ten einde toe onderhoud;
34 Cause me to understand, and I keep Thy law, And observe it with the whole heart.
Geef mij inzicht om uw wet te volbrengen, En met heel mijn hart te beleven;
35 Cause me to tread in the path of Thy commands, For in it I have delighted.
Laat mij het pad uwer geboden betreden, Want dat is mijn vreugd.
36 Incline my heart unto Thy testimonies, And not unto dishonest gain.
Neig mijn hart naar uw vermaningen, En niet naar gewin;
37 Remove mine eyes from seeing vanity, In Thy way quicken Thou me.
Wend mijn ogen van de ijdelheid af, En laat mij leven naar uw woord.
38 Establish to Thy servant Thy saying, That [is] concerning Thy fear.
Doe uw bestel aan uw dienstknecht gestand, Dat Gij beschikt hebt voor hen, die U vrezen;
39 Remove my reproach that I have feared, For Thy judgments [are] good.
Wentel de smaad, die ik ducht, van mij weg, Want uw voorschriften blijven voortreffelijk.
40 Lo, I have longed for Thy precepts, In Thy righteousness quicken Thou me,
Zie, ik hunker naar uw bevelen, Laat mij door uw gerechtigheid leven!
41 [Waw.] And meet me doth Thy kindness, O Jehovah, Thy salvation according to Thy saying.
Moge uw genade mijn deel zijn, o Jahweh, En uw heil naar uw bestel;
42 And I answer him who is reproaching me a word, For I have trusted in Thy word.
Dan zal ik mijn lasteraars te woord kunnen staan, Want ik vertrouw op uw woord;
43 And Thou takest not utterly away From my mouth the word of truth, Because for Thy judgment I have hoped.
Neem het woord der waarheid niet geheel uit mijn mond, Want ik wacht uw voorschriften af.
44 And I keep Thy law continually, To the age and for ever.
Uw wet wil ik steeds onderhouden, Voor eeuwig en immer;
45 And I walk habitually in a broad place, For Thy precepts I have sought.
Dan zal ik ongestoord kunnen leven, Omdat ik naar uw bevelen vraag.
46 And I speak of Thy testimonies before kings, And I am not ashamed.
Zelfs koningen zal ik van uw vermaningen spreken, En mij er nooit over schamen;
47 And I delight myself in Thy commands, That I have loved,
Ik zal mij aan uw geboden verkwikken, Die ik van harte bemin;
48 And I lift up my hands unto Thy commands, That I have loved, And I do meditate on Thy statutes!
Tot U zal ik mijn handen verheffen, En uw inzettingen overwegen.
49 [Zain.] Remember the word to Thy servant, On which Thou hast caused me to hope.
Gedenk het woord, tot uw dienstknecht gesproken, En waarop Gij mijn hoop hebt gesteld;
50 This [is] my comfort in mine affliction, That Thy saying hath quickened me.
Dit is mijn troost in mijn ellende, Dat uw bestel mij het leven behoudt.
51 The proud have utterly scorned me, From Thy law I have not turned aside.
Al bespotten de bozen mij nog zo vijandig, Toch wijk ik niet af van uw wet;
52 I remembered Thy judgments of old, O Jehovah, And I comfort myself.
Ik blijf uw aloude voorschriften indachtig, En voel mij er door getroost, o Jahweh;
53 Horror hath seized me, Because of the wicked forsaking Thy law.
Maar gramschap maakt zich van mij meester, Om de zondaars, die uw geboden verlaten.
54 Songs have been to me Thy statutes, In the house of my sojournings.
Uw inzettingen ruisen als zangen mij tegen In het huis van mijn ballingschap;
55 I have remembered in the night Thy name, O Jehovah, And I do keep Thy law.
Des nachts, o Jahweh, gedenk ik uw Naam, En volg uw vermaningen op;
56 This hath been to me, That Thy precepts I have kept!
Want dit is mijn plicht: Dat ik uw bevelen volbreng.
57 [Cheth.] My portion [is] Jehovah; I have said — to keep Thy words,
Gij zijt mijn erfdeel, o Jahweh: Ik heb beloofd, uw woord te volbrengen;
58 I appeased Thy face with the whole heart, Favour me according to Thy saying.
Van ganser harte zoek ik uw aanschijn, Wees mij genadig naar uw bestel.
59 I have reckoned my ways, And turn back my feet unto Thy testimonies.
Ik overleg bij mijzelf, welke weg ik moet gaan, En naar uw vermaningen richt ik mijn schreden;
60 I have made haste, And delayed not, to keep Thy commands.
Ik haast mij, zonder ooit te talmen, Om uw geboden te onderhouden;
61 Cords of the wicked have surrounded me, Thy law I have not forgotten.
En al houden mij de strikken der bozen gevangen, Nooit vergeet ik uw wet;
62 At midnight I rise to give thanks to Thee, For the judgments of Thy righteousness.
Midden in de nacht sta ik op, Om U voor uw rechtvaardige voorschriften te danken.
63 A companion I [am] to all who fear Thee, And to those keeping Thy precepts.
Ik ben de vriend van al, die U vreest, En die uw bevelen volbrengt;
64 Of Thy kindness, O Jehovah, the earth is full, Thy statutes teach Thou me!
De aarde is vol van uw goedheid, o Jahweh, Leer mij maar uw inzettingen kennen.
65 [Teth.] Good Thou didst with Thy servant, O Jehovah, According to Thy word.
Gij hebt uw dienstknecht wèl gedaan, O Jahweh, naar uw woord;
66 The goodness of reason and knowledge teach me, For in Thy commands I have believed.
Schenk mij een helder oordeel en inzicht, Want ik heb vertrouwen in uw geboden.
67 Before I am afflicted, I — I am erring, And now Thy saying I have kept.
Eer ik vernederd werd, dwaalde ik af, Maar nu houd ik mij aan uw bestel;
68 Good Thou [art], and doing good, Teach me Thy statutes.
Gij zijt goed en doet wèl: Leer mij dan uw inzettingen kennen.
69 Forged against me falsehood have the proud, I with the whole heart keep Thy precepts.
Onbeschaamden belasteren mij, Want van ganser harte neem ik uw bevelen in acht;
70 Insensate as fat hath been their heart, I — in Thy law I have delighted.
Lomp als vet is hun hart, Maar ìk vind mijn vreugd in uw wet;
71 Good for me that I have been afflicted, That I might learn Thy statutes.
En het was mij goed, te worden vernederd, Om uw vermaningen te leren verstaan;
72 Better to me [is] the law of Thy mouth Than thousands of gold and silver!
Want de voorschriften van uw mond schat ik hoger, Dan duizenden in goud en zilver!
73 [Yod.] Thy hands made me and establish me, Cause me to understand, and I learn Thy commands.
Uw handen hebben mij gemaakt en gevormd, Geef mij ook inzicht, om uw geboden te kennen;
74 Those fearing Thee see me and rejoice, Because for Thy word I have hoped.
Dan zien, die U vrezen, met vreugd op mij neer, Omdat ik vertrouw op uw woord.
75 I have known, O Jehovah, That righteous [are] Thy judgments, And [in] faithfulness Thou hast afflicted me.
Ik weet, dat uw oordeel rechtvaardig is, Jahweh, En dat Gij mij naar verdienste kastijdt;
76 Let, I pray Thee, Thy kindness be to comfort me, According to Thy saying to Thy servant.
Maar uw genade zij mij tot troost, Naar uw bestel voor uw knecht;
77 Meet me do Thy mercies, and I live, For Thy law [is] my delight.
Uw ontferming dale op mij neer, en doe mij herleven, Want uw wet is mij een verkwikking.
78 Ashamed are the proud, For [with] falsehood they dealt perversely with me. I meditate in Thy precepts.
Schande voor de trotsen, die onverdiend mij verdrukken, Daar ik uw bevelen bedenk;
79 Those fearing Thee turn back to me, And those knowing Thy testimonies.
Maar mijn vrienden mogen zijn, die U vrezen, En die uw vermaningen kennen;
80 My heart is perfect in Thy statutes, So that I am not ashamed.
Door uw inzettingen worde mijn hart zonder smet, Zodat ik niet beschaamd hoef te staan.
81 [Kaph.] Consumed for Thy salvation hath been my soul, For Thy word I have hoped.
Mijn ziel smacht naar uw heil, Ik vertrouw op uw woord;
82 Consumed have been mine eyes for Thy word, Saying, 'When doth it comfort me?'
Mijn ogen hunkeren naar uw bestel, En vragen: Wanneer brengt Gij mij troost?
83 For I have been as a bottle in smoke, Thy statutes I have not forgotten.
Al ben ik als een leren zak in de rook, Toch vergeet ik uw inzettingen niet.
84 How many [are] the days of Thy servant? When dost Thou execute Against my pursuers judgment?
Ach, hoelang zal uw dienstknecht nog leven, En wanneer voltrekt Gij aan mijn vervolgers uw oordeel?
85 The proud have digged for me pits, That [are] not according to Thy law.
Onbeschaamden hebben mij kuilen gegraven, Want ze leven niet naar uw wet.
86 All Thy commands [are] faithfulness, [With] falsehood they have pursued me, Help Thou me.
Al uw geboden zijn waarachtig, Maar men vervolgt mij met leugens: Ach kom mij te hulp;
87 Almost consumed me on earth have they, And I — I have not forsaken Thy precepts.
Men had mij haast van de aarde verdelgd, Toch had ik mij niet aan uw bevelen onttrokken;
88 According to Thy kindness quicken Thou me, And I keep the testimony of Thy mouth!
Behoud mij in het leven naar uw genade, En de vermaningen van uw mond volg ik op!
89 [Lamed.] To the age, O Jehovah, Thy word is set up in the heavens.
Uw woord blijft eeuwig, o Jahweh, Het staat vast als de hemel;
90 To all generations Thy faithfulness, Thou didst establish earth, and it standeth.
Uw bestel houdt stand van geslacht tot geslacht, Staat vast als de aarde, die Gij hebt gegrond;
91 According to Thine ordinances They have stood this day, for the whole [are] Thy servants.
En naar uw voorschriften blijven ze ook nu nog bestaan, Want het heelal is uw dienstknecht!
92 Unless Thy law [were] my delights, Then had I perished in mine affliction.
Wanneer uw wet mij niet had verkwikt, Dan was ik in mijn ellende te gronde gegaan;
93 To the age I forget not Thy precepts, For by them Thou hast quickened me.
Nimmer zal ik dan uw bevelen vergeten, Want juist daardoor doet Gij mij leven.
94 I [am] Thine, save Thou me, For Thy precepts I have sought.
Ik ben de uwe: Ach, kom mij te hulp, Want ijverig spoor ik uw voorschriften na;
95 Thy wicked waited for me to destroy me, Thy testimonies I understand.
De bozen loeren, om mij te verdelgen, Maar ik blijf uw vermaningen achten.
96 Of all perfection I have seen an end, Broad [is] Thy command — exceedingly!
Aan alles zie ik een eind, al is het nog zo volmaakt, Maar uw gebod is onbegrensd!
97 [Mem.] O how I have loved Thy law! All the day it [is] my (meditation)
Hoe lief toch heb ik uw wet, Ik overweeg ze de hele dag door!
98 Than mine enemies Thy command maketh me wiser, For it [is] before me to the age.
Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden zijn, Want het vergezelt mij voor eeuwig;
99 Above all my teachers I have acted wisely. For Thy testimonies [are] my (meditation)
Ik heb meer verstand dan al mijn meesters, Want ik denk over uw vermaningen na;
100 Above elders I understand more, For Thy precepts I have kept.
En ik heb helderder inzicht dan de oudsten, Want ik neem uw bevelen in acht.
101 From every evil path I restrained my feet, So that I keep Thy word.
Van alle slechte paden houd ik mijn voeten, Om uw woord te volbrengen;
102 From Thy judgments I turned not aside, For Thou — Thou hast directed me.
En van uw voorschriften wijk ik niet af, Want Gij hebt ze mij zelf onderwezen.
103 How sweet to my palate hath been Thy saying, Above honey to my mouth.
Hoe zoet voor mijn gehemelte is uw bestel, Meer dan honing voor mijn mond;
104 From Thy precepts I have understanding, Therefore I have hated every false path!
Door uw inzettingen ben ik verstandig geworden, En haat dus ieder leugenpad.
105 [Nun.] A lamp to my foot [is] Thy word, And a light to my path.
Uw woord is een lamp voor mijn voeten, En een licht op mijn pad;
106 I have sworn, and I confirm [it], To keep the judgments of Thy righteousness.
Ik heb gezworen, en zal het gestand doen, Uw rechtvaardige voorschriften te onderhouden.
107 I have been afflicted very much, O Jehovah, quicken me, according to Thy word.
Ach, Jahweh, ik ga zo diep gebukt, Wek mij ten leven naar uw bestel;
108 Free-will-offerings of my mouth, Accept, I pray Thee, O Jehovah, And Thy judgments teach Thou me.
Wil de offeranden van mijn mond aanvaarden, o Jahweh, En onderricht mij in uw geboden.
109 My soul [is] in my hand continually, And Thy law I have not forgotten.
Al zweeft mijn leven in voortdurend gevaar, Toch vergeet ik nimmer uw wet;
110 The wicked have laid a snare for me, And from thy precepts I wandered not.
En al leggen de bozen mij strikken, Van al uw bevelen wijk ik niet af.
111 I have inherited Thy testimonies to the age, For the joy of my heart [are] they.
Uw vermaningen blijven mijn erfdeel voor eeuwig, Want ze zijn de vreugd van mijn hart;
112 I have inclined my heart To do Thy statutes, to the age — [to] the end!
En ik heb er mijn hart op gezet, Naar uw inzettingen te leven voor eeuwig en immer!
113 [Samech.] Doubting ones I have hated, And Thy law I have loved.
Ik haat halfslachtige wezens, Maar uw wet heb ik lief;
114 My hiding place and my shield [art] Thou, For Thy word I have hoped.
Gij zijt mijn schuts en mijn schild, Ik vertrouw op uw woord;
115 Turn aside from me, ye evil-doers, And I keep the commands of my God.
Weg van mij, zondaars, Laat mij de geboden van mijn God onderhouden!
116 Sustain me according to Thy saying, And I live, and Thou puttest me not to shame Because of my hope.
Sterk mij naar uw bestel, opdat ik blijf leven, En laat mijn hoop niet worden beschaamd;
117 Support Thou me, and I am saved, And I look on Thy statutes continually.
Stut mij, opdat ik worde gered, En mij altijd aan uw bevelen verkwikke.
118 Thou hast trodden down All going astray from Thy statutes, For falsehood [is] their deceit.
Wie uw inzettingen verlaten, zijn U een gruwel, Want ze bedenken enkel leugens;
119 Dross! Thou hast caused to cease All the wicked of the earth; Therefore I have loved Thy testimonies.
En als afval veracht Gij alle bozen op aarde, Daarom heb ik uw vermaningen lief.
120 Trembled from Thy fear hath my flesh, And from Thy judgments I have been afraid!
Mijn lichaam beeft voor U van schrik, En ik ben bevreesd voor uw oordeel!
121 [Ain.] I have done judgment and righteousness, Leave me not to mine oppressors.
Een rechtvaardig oordeel hebt Gij geveld, Lever mij niet over aan mijn verdrukkers;
122 Make sure Thy servant for good, Let not the proud oppress me.
Uw woord blijve borg voor uw dienaar, Laat geen onbeschaamde mij kwellen.
123 Mine eyes have been consumed for Thy salvation. And for the saying of Thy righteousness.
Mijn ogen smachten naar uw heil, En naar uw rechtvaardig bestel;
124 Do with Thy servant according to Thy kindness. And Thy statutes teach Thou me.
Handel met uw dienstknecht naar uw genade, En leer mij uw inzettingen kennen;
125 Thy servant [am] I — cause me to understand, And I know Thy testimonies.
Ik ben uw dienstknecht: ach, geef mij verstand, Opdat ik uw vermaningen moge begrijpen.
126 Time for Jehovah to work! they have made void Thy law.
Het is tijd om te handelen, Jahweh: Men verkracht uw wet;
127 Therefore I have loved Thy commands Above gold — even fine gold.
Daarom heb ik uw geboden lief, Boven goud en edel metaal;
128 Therefore all my appointments I have declared wholly right, Every path of falsehood I have hated!
Daarom richt ik mij naar al uw bevelen, En haat ik ieder leugenpad.
129 [Pe.] Wonderful [are] Thy testimonies, Therefore hath my soul kept them.
Uw vermaningen zijn wondervol, Mijn ziel neemt ze daarom in acht;
130 The opening of Thy words enlighteneth, Instructing the simple.
De openbaring van uw woord straalt licht van zich uit, En geeft wijsheid aan de eenvoudigen;
131 My mouth I have opened, yea, I pant, For, for Thy commands I have longed.
En smachtend open ik mijn mond, Want ik hunker naar uw geboden.
132 Look unto me, and favour me, As customary to those loving Thy name.
Keer U tot mij, en wees mij genadig, Naar uw beschikking voor hen, die uw Naam beminnen;
133 My steps establish by Thy saying, And any iniquity doth not rule over me.
Richt mijn schreden naar uw bestel, En laat geen onheil mij treffen.
134 Ransom me from the oppression of man, And I observe Thy precepts,
Bevrijd mij van de verdrukking der mensen, Opdat ik trouw uw bevelen volbrenge;
135 Thy face cause to shine on Thy servant, And teach me Thy statutes.
Laat uw aangezicht stralen over uw dienstknecht, En leer mij uw inzettingen kennen.
136 Rivulets of waters have come down mine eyes, Because they have not kept Thy law!
Stromen van tranen ontwellen mijn ogen, Omdat men uw wet niet beleeft.
137 [Tzade.] Righteous [art] Thou, O Jehovah, And upright [are] Thy judgments.
Rechtvaardig zijt Gij, o Jahweh, En ook uw voorschriften zijn volgens recht;
138 Thou hast appointed Thy testimonies, Righteous and exceeding faithful,
In gerechtigheid hebt Gij uw vermaningen gegeven, En in volledige trouw.
139 Cut me off hath my zeal, For mine adversaries forgot Thy words.
Ik word door ergernis verteerd, Omdat mijn vijanden uw woord vergeten;
140 Tried [is] thy saying exceedingly, And Thy servant hath loved it.
Maar uw bestel is beproefd als in vuur, En uw dienstknecht heeft het lief;
141 Small I [am], and despised, Thy precepts I have not forgotten.
En al ben ik maar klein en gering, Nooit wil ik uw bevelen vergeten.
142 Thy righteousness [is] righteousness to the age, And Thy law [is] truth.
Ongerept blijft uw gerechtigheid voor eeuwig en immer, En waarachtig uw wet;
143 Adversity and distress have found me, Thy commands [are] my delights.
Al treffen mij nood en ellende, Uw geboden zijn mijn verkwikking.
144 The righteousness of Thy testimonies [is] to Cause me to understand, and I live!
Uw inzettingen zijn rechtvaardig voor eeuwig; Onderricht mij er in, opdat ik blijf leven!
145 [Koph.] I have called with the whole heart, Answer me, O Jehovah, Thy statutes I keep,
Ik roep met heel mijn hart: Jahweh verhoor mij! Uw inzettingen wil ik trouw onderhouden;
146 I have called Thee, save Thou me, And I do keep Thy testimonies.
Ik roep U aan: ach, kom mij te hulp, Om uw vermaningen te beleven.
147 I have gone forward in the dawn, and I cry, For Thy word I have hoped.
Ik ben met mijn smeken de dageraad vóór, Want ik smacht naar uw woord;
148 Mine eyes have gone before the watches, To meditate in Thy saying.
En mijn ogen voorkomen de nachtwake, Om op te zien naar uw bestel.
149 My voice hear, according to Thy kindness, Jehovah, according to Thy judgment quicken me.
Hoor in uw goedheid mijn smeken, o Jahweh, En wek mij naar uw beschikking ten leven;
150 Near have been my wicked pursuers, From Thy law they have been far off.
Mijn listige vervolgers zijn al nabij, Maar ze houden zich ver van uw wet;
151 Near [art] Thou, O Jehovah, And all Thy commands [are] truth.
Maar Gij ook, Jahweh, zijt nabij, En waarachtig zijn al uw geboden;
152 Of old I have known Thy testimonies, That to the age Thou hast founded them!
Van oudsher ken ik uw bevelen, Want Gij hebt ze gegeven voor eeuwig!
153 [Resh.] See my affliction, and deliver Thou me, For Thy law I have not forgotten.
Aanschouw mijn ellende, en kom mij te hulp, Want nooit vergeet ik uw wet;
154 Plead my plea, and redeem me, According to Thy saying quicken me.
Wees mijn verdediger en mijn beschermer, En doe mij leven naar uw bestel.
155 Far from the wicked [is] salvation, For Thy statutes they have not sought.
Het heil blijft ver van de bozen verwijderd, Want ze zoeken uw inzettingen niet;
156 Thy mercies [are] many, O Jehovah, According to Thy judgments quicken me.
Maar uw barmhartigheid, Jahweh, is groot, Wek mij ten leven naar uw woord.
157 Many [are] my pursuers, and adversaries, From Thy testimonies I have not turned aside.
Al zijn mijn vervolgers en vijanden talrijk, Van uw vermaningen wijk ik niet af;
158 I have seen treacherous ones, And grieve myself, Because Thy saying they have not kept.
Het walgt mij, als ik trouwelozen aanschouw, Die uw geboden niet willen volbrengen.
159 See, for thy precepts I have loved, Jehovah, According to Thy kindness quicken me.
Zie, hoe ik uw bevelen liefheb, o Jahweh, Laat mij dan leven naar uw genade;
160 The sum of Thy word [is] truth, And to the age [is] every judgment of Thy righteousness!
Uw woord is een en al waarheid, En eeuwig houden al uw rechtvaardige voorschriften stand.
161 [Shin.] Princes have pursued me without cause, And because of Thy words was my heart afraid.
Vorsten vervolgen mij zonder enige grond, Maar mijn hart is enkel beducht voor uw woord.
162 I do rejoice concerning Thy saying, As one finding abundant spoil.
Ik verheug mij over uw bestel, Als iemand, die rijke buit heeft gemaakt;
163 Falsehood I have hated, yea I abominate [it], Thy law I have loved.
Leugen en haat verfoei ik, Maar uw inzettingen heb ik lief.
164 Seven [times] in a day I have praised Thee, Because of the judgments of Thy righteousness.
Zeven maal daags zing ik uw lof, Om uw rechtvaardige voorschriften;
165 Abundant peace have those loving Thy law, And they have no stumbling-block.
Die uw wet beminnen, genieten een heerlijke vrede, En struikelen nooit.
166 I have waited for Thy salvation, O Jehovah, And Thy commands I have done.
Jahweh, ik smacht naar uw heil, En onderhoud uw geboden;
167 Kept hath my soul Thy testimonies, And I do love them exceedingly.
Ik volg uw vermaningen op, En bemin ze van harte;
168 I have kept Thy precepts and Thy testimonies, For all my ways are before Thee!
Ik volbreng uw bevelen, Ja, heel mijn leven ligt voor U bloot!
169 [Taw.] My loud cry cometh near before Thee, O Jehovah; According to Thy word cause me to understand.
Jahweh, mijn smeken dringe tot U door, Geef mij inzicht naar uw woord;
170 My supplication cometh in before Thee, According to Thy saying deliver Thou me.
Moge mijn gebed voor uw aangezicht komen, Breng mij redding naar uw bestel.
171 My lips do utter praise, For Thou dost teach me Thy statutes.
Dan zal een lofzang mijn lippen ontstromen, Omdat Gij uw inzettingen mij hebt geleerd;
172 My tongue doth sing of Thy saying, For all Thy commands [are] righteous.
En mijn tong zal uw waarachtigheid loven, Want al uw vermaningen zijn gerecht.
173 Thy hand is for a help to me, For Thy commands I have chosen.
Uw hand zij bereid, mij te helpen, Want uw bevelen heb ik verkoren;
174 I have longed for Thy salvation, O Jehovah, And Thy law [is] my delight.
Jahweh, ik smacht naar uw heil, En uw wet is mij een verkwikking.
175 My soul liveth, and it doth praise Thee, And Thy judgments do help me.
Mijn ziel moge leven, om U te loven, En uw voorschriften mogen mij helpen;
176 I wandered as a lost sheep, seek Thy servant, For Thy precepts I have not forgotten!
Als een verloren schaap dool ik rond: zoek uw dienaar weer op, Want nimmer heb ik uw geboden vergeten!

< Psalms 119 >