< Revelation 14 >
1 But then I saw the [one who is like a] lamb standing on Zion Hill [in Jerusalem]. With him were 144,000 [people]. His name and his Father’s name had been written {[He] had written his name and his Father’s name} on their foreheads.
En ik zag, en ziet, het Lam stond op den berg Sion, en met Hem honderd vier en veertig duizend, hebbende den Naam Zijns Vaders geschreven aan hun voorhoofden.
2 I heard a sound from heaven, which was as [loud] [SIM] as the sound of a huge waterfall (OR, a great/wide [river of rushing] water) and which was [also as loud as] [SIM] mighty thunder. The sound that I heard was like [the sound that] people make when they are playing their harps.
En ik hoorde een stem uit den hemel, als een stem veler wateren, en als een stem van een groten donderslag. En ik hoorde een stem van citerspelers, spelende op hun citers;
3 The 144,000 people were singing a new song [while they stood] in front of the throne, in front of the four living [creatures], and in front of the elders. Only the 144,000 [people], the ones who have been {whom [the one who is like a lamb] has} redeemed/bought from among the people on the earth, could learn that song. No one else could learn the song [that they sang].
En zij zongen als een nieuw gezang voor den troon, en voor de vier dieren, en de ouderlingen; en niemand kon dat gezang leren, dan de honderd vier en veertig duizend, die van de aarde gekocht waren.
4 Those 144,000 are the people who are [spiritually] pure, [like] virgins [are morally pure]. They have not (defiled themselves/made themselves impure) [MET] [by worshipping any false god]. They are the ones who accompany Jesus, the [one who is like a] lamb, wherever he goes. They [represent all those whom he has] redeemed/bought for God from among the people [of earth, in order that he might offer] them to God and to [himself].
Dezen zijn het, die met vrouwen niet bevlekt zijn, want zij zijn maagden; dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Het ook heengaat; dezen zijn gekocht uit de mensen, tot eerstelingen Gode en het Lam.
5 [Those people] never lie when they speak [MTY], and they never act immorally.
En in hun mond is geen bedrog gevonden; want zij zijn onberispelijk voor den troon van God.
6 I saw another angel that was flying between the sky and heaven. He was bringing [God’s] eternal good message [to earth], in order that he might proclaim it to people who live on the earth. He will proclaim it to every nation, [to every] tribe, [to speakers of every] language [MTY], and [to every] people-[group]. (aiōnios )
En ik zag een anderen engel, vliegende in het midden des hemels, en hij had het eeuwige Evangelie, om te verkondigen dengenen, die op de aarde wonen, en aan alle natie, en geslacht, en taal, en volk; (aiōnios )
7 He said in a loud voice, “Revere God and honor him, because it is now time for him to judge [people]! Worship [God, because he is] the one who created the heaven, the earth, the ocean, and the springs of water.”
Zeggende met een grote stem: Vreest God, en geeft Hem heerlijkheid, want de ure Zijns oordeels is gekomen; en aanbidt Hem, Die den hemel, en de aarde, en de zee, en de fonteinen der wateren gemaakt heeft.
8 A second angel came after him saying, “The very evil [cities] (OR, [city]) [represented by] Babylon are completely destroyed! [God] has punished [their people because] they [have persuaded people of] all the nations [to forsake God, just like a prostitute] [MET] persuades [men] to drink [strong] wine and [as a result] commit sexual immorality.”
En er is een andere engel gevolgd, zeggende: Zij is gevallen, zij is gevallen, Babylon, die grote stad, omdat zij uit den wijn des toorns harer hoererij alle volken heeft gedrenkt.
9 A third angel came next, saying in a loud voice, “If people worship the beast and its image and [allow] its mark to be put {its [agent to] put its mark} on their foreheads or on their hands,
En een derde engel is hen gevolgd, zeggende met een grote stem: Indien iemand het beest aanbidt en zijn beeld, en ontvangt het merkteken aan zijn voorhoofd, of aan zijn hand,
10 God will be angry with them and punish them very severely [MET]. They will be tormented {[God] will torment them} in burning sulfur in the presence of his holy angels and in the presence of the [one who is like a] lamb.
Die zal ook drinken uit den wijn des toorn Gods, die ongemengd ingeschonken is, in den drinkbeker Zijns toorns; en hij zal gepijnigd worden met vuur en sulfer voor de heilige engelen en voor het Lam.
11 The smoke [from the fire] that torments them will rise forever. [They will] be tormented {[God will] torment them} continually, day and night. [That is what will happen to] the people who worship the beast and its image and who allow its name to be marked on them {allow [its agent] to mark them with its name}.” (aiōn )
En de rook van hun pijniging gaat op in alle eeuwigheid, en zij hebben geen rust dag en nacht, die het beest aanbidden en zijn beeld, en zo iemand het merkteken zijns naams ontvangt. (aiōn )
12 So God’s people, those who obey what God commands and who trust in Jesus, must faithfully continue [obeying and trusting him].
Hier is de lijdzaamheid der heiligen; hier zijn zij, die de geboden Gods bewaren en het geloof van Jezus.
13 I heard a voice from heaven saying, “Write [this: God will] now [abundantly] bless the people who have a close relationship with the Lord [Jesus] for the rest of [their lives].” [God’s] Spirit says, “Yes, [after they die], they will no longer have to work hard. Instead, they will rest, and [the record of the good deeds] [MTY] that they have done will go with them (OR, [God] will [reward them] for the good deeds that they have done).”
En ik hoorde een stem uit den hemel, die tot mij zeide: Schrijf, zalig zijn de doden, die in den Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid; en hun werken volgen met hen.
14 Then I was surprised to see a white cloud, and on the cloud [someone] was sitting who looked like the one who came from heaven. He [was wearing] a golden crown on his head. In his hand [he held] a sharp sickle.
En ik zag, en ziet, een witte wolk, en op de wolk was Een gezeten, des mensen Zoon gelijk, hebbende op Zijn hoofd een gouden kroon; en in Zijn hand een scherpe sikkel.
15 Another angel came out of the temple [in heaven]. In a loud voice, [speaking figuratively about gathering people for God to judge them], he said to the one who was sitting on the cloud, “The time has come to reap [the grain on the earth], so with your sickle [reap] the [grain], because the grain on the earth is ripe.”
En een andere engel kwam uit den tempel, roepende met een grote stem tot Dengene, Die op de wolk zat: Zend Uw sikkel en maai; want de ure om te maaien is nu gekomen, dewijl de oogst der aarde rijp is geworden.
16 The one who was sitting on the cloud forcefully gathered together [all the people] on earth, [as] [MET] [a farmer] reaps grain with his sickle.
En Die op de wolk zat, zond Zijn sikkel op de aarde, en de aarde werd gemaaid.
17 Another angel came out of the sanctuary in heaven. He also held a sharp sickle.
En een andere engel kwam uit den tempel, die in den hemel is, hebbende ook zelf een scherpe sikkel.
18 From the altar came another angel. He is the one who takes care of the fire [of the altar. Also speaking figuratively about gathering the wicked people for God to judge and punish them], he said in a loud voice to the angel who held the sharp sickle, “With your sharp sickle cut off the clusters of grapes in the vineyards on the earth! Then gather the clusters of grapes together, because its grapes are ripe!”
En een andere engel kwam uit van het altaar, die macht had over het vuur; en hij riep met een groot geroep, tot dengene, die de scherpe sikkel had, zeggende: Zend uw scherpe sikkel, en snijd af de druiftakken van den wijngaard der aarde, want zijn druiven zijn rijp.
19 So, [just like a man would] cut off with his sickle the clusters of grapes in his vineyard [MET], an angel forcefully [gathered the wicked people] on the earth. Then he threw them into the huge place where God will angrily punish them.
En de engel zond zijn sikkel op de aarde en sneed de druiven af van den wijngaard der aarde, en wierp ze in den groten wijnpersbak des toorns Gods.
20 [The wicked people] were trampled on {[God’s agent] trod on [the wicked people]} [in] the winepress outside the city. The blood that came out from the winepress flowed [in a stream so deep that it reached] to the bridles of the horses, [and extended] (180 miles/300 kilometers).
En de wijnpersbak werd buiten de stad getreden, en er is bloed uit den wijnpersbak gekomen, tot aan de tomen der paarden, duizend zeshonderd stadien ver.