Psalms 82

1 God gathers all the [rulers and judges who think they are] gods for a meeting in heaven; and he tells them that he has decided this:

Een lied van Asaf. God staat op in de goddelijke raad, Houdt gericht te midden der goden!

2 “You must [RHQ] stop judging [people] unfairly; you must no longer make decisions that favor wicked [people]!

Hoelang nog zult gij onrechtvaardige vonnissen vellen, En voor de bozen partij blijven trekken?

3 You must defend [people who are] poor and orphans; you must act fairly toward those who are needy and those who have no one to help them.

Neemt het op voor zwakken en wezen, Geef den geringe en verdrukte zijn recht:

4 Rescue them from the power [MTY] of evil [people] [DOU]!”

Redt den behoeftige en arme, En rukt ze uit de handen der bozen!

5 [Those rulers] do not know or understand anything! They are very corrupt/evil, and [as a result of their corrupt/evil behavior], [it is as though] the foundation of the world is being shaken!

Maar ze hebben verstand noch begrip; ze tasten in duisternis rond, En brengen alle grondslagen der aarde aan het wankelen!

6 I [the all-powerful God, previously] said to them, “You think you are gods! [It is as though] you are all my sons,

Ik had gezegd: Gij zijt goden, Zonen van den Allerhoogste, gij allen;

7 but you will die like people do; your lives will end, like the lives of all rulers end.”

Maar gij zult sterven als mensen, En als een der afgoden vallen!

8 God, arise and judge [everyone on] [MTY] the earth, because all the people-groups belong to you!

Sta op, o God, en richt de aarde; Want alle volkeren behoren U toe!