< Numbers 20 >
1 In March/April [of the next year], the Israeli people traveled/walked to the Zin Desert and (camped/set up their tents) near Kadesh [town]. While they/we were there, [Moses’/my older sister] Miriam died and was buried there.
Toen in de eerste maand heel de gemeenschap der Israëlieten in de woestijn Sin was gekomen, vestigde het volk zich te Kadesj. Daar stierf Mirjam, en werd zij begraven.
2 There was no water for the people to drink there, so they came to Aaron and Moses/me.
Eens toen de gemeenschap geen water had, liep men tegen Moses en Aäron te hoop.
3 They complained and said, “We wish that we had died in front of Yahweh’s Sacred Tent when our fellow Israelis died!
Het volk zocht twist met Moses, en zei: Ach, waren we maar gestorven, toen onze broeders omkwamen voor het aanschijn van Jahweh!
4 (Did you bring us, who are Yahweh’s people, into this desert to die along with our livestock?/You brought us, who are Yahweh’s people, into this desert to die along with our livestock!) [RHQ]
Waarom hebt gij de gemeente van Jahweh naar deze woestijn gevoerd, om ons hier met ons vee te doen omkomen!
5 Why did you bring us from Egypt to this miserable place [RHQ]? There is no grain, there are no figs, no grapes, and no pomegranates here. And there is no water for us to drink!”
Waarom hebt gij ons uit Egypte geleid, om ons naar deze dorre streek te brengen, waar geen plek is, om te zaaien, waar geen vijg is, geen wijnstok of granaat, zelfs geen water om te drinken!
6 Aaron and Moses/I turned away from the people and went to the entrance of the Sacred Tent and prostrated themselves/ourselves on the ground. Then Yahweh appeared to them/us with his bright glory,
Toen liepen Moses en Aäron van de gemeente weg naar de ingang van de openbaringstent, en vielen op hun aangezicht neer. De heerlijkheid van Jahweh verscheen hun,
7 and he said to Moses/me,
en Jahweh sprak tot Moses:
8 “You and Aaron must take Aaron’s walking stick with you and gather all the people together. While the people are watching, command that water will flow out of that [large] rock over there. Water for the people will flow from it; all they and all their livestock will have enough water to drink.”
Neem de staf, en roep met uw broeder Aäron de gemeenschap bijeen, en gebied in hun bijzijn de rots, water te geven. Gij moet voor hen water uit de rots doen vloeien, en de gemeente en haar vee te drinken geven.
9 So Moses/I did what Yahweh told him/me to do. He/I took Aaron’s walking stick from the place in the Sacred Tent where it was kept.
Moses nam dus de staf voor het aanschijn van Jahweh weg, zoals Hij hem bevolen had,
10 Then Aaron and he/I summoned all the people to gather at the rock. Then Moses/I shouted to them, “All you rebellious people, listen! Is it necessary for us to give you water from this rock?”
riep met Aäron de gemeente bijeen voor de rots en sprak tot haar: Luistert, rebellen! Kunnen wij wel uit deze rots voor u water doen vloeien!
11 Then Moses/I raised his/my hand and [instead of speaking to the rock], he/I struck the rock two times with the walking stick. And water gushed/poured out. So all the people and their livestock drank all the water that they wanted.
Daarbij hief Moses zijn hand op, en sloeg twee maal met zijn staf op de rots; toen vloeide er water in overvloed uit, zodat de gemeenschap met haar vee kon drinken.
12 But Yahweh said to Aaron and Moses/me, “You did not believe that I could demonstrate my power to the Israeli people [and give them water without your striking the rock]. So you will not lead them into the land that I am giving to them!”
Maar Jahweh sprak tot Moses en Aäron: Omdat gij Mij niet hebt geloofd, en Mij voor de ogen van de Israëlieten niet als heilig behandeld hebt, zult gij deze gemeente niet binnenleiden in het land, dat Ik hun heb geschonken.
13 Later this place was called Meribah, [which means ‘arguing’], because there the Israeli people argued with Yahweh, and there he showed his power to them [by giving them water].
Dit is het water van Meriba, waar de Israëlieten met Jahweh hebben getwist, en Hij Zich aan hen als heilig toonde.
14 [While the people were] at Kadesh [town], Moses/I sent messengers to the king of Edom to tell him this: “Your relatives, the Israeli people, are sending you this message. You know the many troubles/hardships that have happened to us.
Van Kadesj uit zond Moses gezanten naar den koning van Edom met de boodschap: Zo spreekt uw broeder Israël! Gij kent alle wederwaardigheden, die wij hebben ondervonden.
15 You know that our ancestors went down to Egypt. You know that they stayed there for many years. They suffered because the [rulers of] Egypt caused them to become their slaves [and to work very hard].
Onze vaderen zijn naar Egypte getrokken, en wij hebben lange tijd in Egypte gewoond. Maar de Egyptenaren hebben ons evenals onze vaderen mishandeld.
16 “But when they called out to Yahweh, he heard them and sent an angel who brought them out of Egypt. Now we have set up our tents here at Kadesh, a town at the border of your land.
Wij hebben tot Jahweh geroepen, en Hij heeft ons gehoord, en zijn engel gezonden, om ons uit Egypte te leiden. Nu zijn wij in Kadesj, een stad aan de grens van uw gebied,
17 Please allow us to travel through your country. We will [be careful to] not walk through your fields and your vineyards. We will not even drink water from your wells. As we travel, we will stay on the king’s highway, [the main road that goes from the south to the north], and we will not leave that road until we have crossed the border [of your country in the north].”
en wij zouden graag door uw land trekken. Wij zullen niet door uw velden en wijngaarden gaan, en geen water drinken uit uw putten, maar de koninklijke weg blijven houden, zonder rechts of links af te wijken, zolang wij door uw gebied trekken.
18 But the king of Edom refused. He replied, “Stay out of my country! If you try [to enter it], I will [send my army to] attack you!”
Maar Edom gaf hem ten antwoord: Gij moogt er bij mij niet door; anders trek ik u met het zwaard tegemoet.
19 The Israeli messengers replied, “[If we travel through your country], we will stay on the main road. If we and any of our livestock drink any of your water, we will pay for it. We want only to travel through your country. We do not want anything else.”
De Israëlieten drongen bij hem aan: Wij zullen de gebaande wegen houden, en mocht ik of mijn vee van uw water drinken, dan zal ik daarvoor betalen. Het heeft toch niets te betekenen, dat ik te voet er doorheen trek.
20 But the king replied, “No! Stay out of our country! We will not [allow you] to travel through our land!” Then he sent the strongest soldiers in his army to prevent the Israelis [from entering his country].
Hij antwoordde: Ge komt er niet door! En Edom trok hem met veel volk en sterk gewapend tegemoet.
21 So, because [the king of] Edom refused to allow the Israelis to travel through his country, the Israelis turned [and traveled a different way].
Daar Edom dus aan Israël de doortocht weigerde door zijn gebied, moest Israël om hem heen trekken.
22 The Israeli people left Kadesh. They went to Hor Mountain,
Toen heel de gemeenschap der Israëlieten van Kadesj was opgetrokken, bereikten zij de berg Hor.
23 [which is at the border of Edom]. While they were there, Yahweh said to Aaron and Moses/me,
En op de berg Hor, aan de grens van het land van Edom, sprak Jahweh tot Moses en Aäron:
24 “It is time for Aaron to die [EUP]. He will not enter the land that I am giving to you Israelis, because the two of you disobeyed me [when I told you to speak to the rock to cause] the water [to flow] at Meribah.
Aäron zal bij zijn volk worden verzameld; want hij zal het land, dat Ik de Israëlieten heb gegeven, niet binnengaan, omdat gij beiden u bij het water van Meriba tegen mijn bevel hebt verzet.
25 Now you, Moses, take Aaron and his son Eleazar up on Hor Mountain.
Neem Aäron en zijn zoon Elazar met u mee, en laat ze de berg Hor bestijgen.
26 There you must remove Aaron’s robes [that he wears when he does the work of a priest], and put them on his son, Eleazar. Aaron will die up there.”
Ontdoe Aäron van zijn gewaden, en bekleed er zijn zoon Elazar mee. Dan zal Aäron daar bij zijn volk worden verzameld en daar sterven.
27 So Moses/I did what Yahweh commanded. The three of them/us climbed up Hor Mountain, while all the Israeli people watched.
Moses deed, wat Jahweh hem had bevolen, en ten aanschouwen van heel de gemeenschap bestegen zij de berg Hor.
28 At the top of the mountain, Moses/I took off the robes that Aaron wore [while he did the work of a priest] and put them on Eleazar. Then Aaron died there on the top of the mountain, and Eleazar and Moses/I went back down.
Moses ontdeed Aäron van zijn gewaden, en bekleedde er zijn zoon Elazar mee. En Aäron stierf daar op de top van de berg. Toen Moses en Elazar van de berg afdaalden,
29 When the Israeli people realized that Aaron had died, they all mourned for him for 30 days.
en heel de gemeenschap zag, dat Aäron gestorven was, beweende heel het huis van Israël Aäron dertig dagen lang.