< Job 12 >
1 Then Job said [to his three friends],
Maar Job antwoordde en zeide:
2 “You (talk as though/You think) [SAR] that you are the people [whom everyone should listen to], and that when you die, there will be no more wise people.
Trouwens, omdat gijlieden het volk zijt, zo zal de wijsheid met ulieden sterven!
3 But I have as much good sense as you do; I am (not less wise than/certainly as wise as [LIT]) you. Certainly everyone knows [RHQ] all that you have said.
Ik heb ook een hart even als gijlieden, ik zwicht niet voor u; en bij wien zijn niet dergelijke dingen?
4 My friends all laugh at me now. Previously I habitually requested God to help me, and he answered/helped me. I am righteous, a very godly man [DOU], but everyone laughs at me.
Ik ben het, die zijn vriend een spot is, maar roepende tot God, Die hem verhoort; de rechtvaardige en oprechte is een spot.
5 Those [like you] who have no troubles make fun of me; they cause those [like me] who are already suffering to have more troubles.
Hij is een verachte fakkel, naar de mening desgenen, die gerust is; hij is gereed met den voet te struikelen.
6 Bandits live peacefully, and no one threatens those who cause God to become angry; their own strength is the god [that they worship].
De tenten der verwoesters hebben rust, en die God tergen, hebben verzekerdheden, om hetgene God met Zijn hand toebrengt.
7 “But ask the wild animals [what they know about God], and [if they could speak] they would teach you. [If you could] ask the birds, they would tell you.
En waarlijk, vraag toch de beesten, en elkeen van die zal het u leren; en het gevogelte des hemels, dat zal het u te kennen geven.
8 [If you could] ask the creatures [that crawl] on the ground, or the fish in the sea, they would tell you [about God].
Of spreek tot de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen.
9 All of them certainly know [RHQ] that it is Yahweh who has made them with his hands.
Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet?
10 He directs the lives of all living creatures; he gives breath to all [us] humans [to enable us to remain alive].
In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen.
11 And when we [SYN] hear what other people [like you] say, we [RHQ] think carefully about what they say [to determine what is good and what is bad], like we [SYN] taste food [to determine what is good and what is bad].
Zal niet het oor de woorden proeven, gelijk het gehemelte voor zich de spijze smaakt?
12 Old people are [often] very wise, and because of having lived many years, they understand much,
In de stokouden is de wijsheid, en in de langheid der dagen het verstand.
13 but God is wise and very powerful; he has good sense and understands [everything].
Bij Hem is wijsheid en macht; Hij heeft raad en verstand.
14 If he tears [something] down, no one can rebuild it; if he puts someone in prison, no one can open [the prison doors to allow that person to escape].
Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden.
15 When he prevents rain from falling, everything dries up. When he causes a lot of rain to fall, [the result is that] there are floods.
Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om.
16 He is the one who is truly strong and wise; he rules over those who deceive others and those whom they deceive.
Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen.
17 He [sometimes] causes [the king’s] officials to no longer be wise, and he causes judges to become foolish.
Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig,
18 He takes from kings the robes that they wear and puts loincloths around their waists, [causing them to become slaves].
Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden.
19 He takes from priests the sacred clothes that they wear, [with the result that they no longer can do their work], and takes power from those who rule others.
Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om.
20 He [sometimes] causes those whom others trust to be unable to speak, and he causes old men to no longer have good sense.
Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg.
21 He causes those who have authority to be despised, and he causes those who are powerful to no longer have any power/strength.
Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen.
22 He causes things that are hidden in the darkness to be revealed.
Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht.
23 He causes some nations to become very great, and [later] he destroys them; he causes the territory of some nations to become much larger, and [later] he causes them to be defeated and their people to be scattered.
Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze.
24 He causes [some] rulers to become foolish/stupid, and then he causes them to wander around, lost, in an barren desert.
Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is.
25 They grope around in the darkness, without any light, and he causes them to stagger like [SIM] people who are drunk.”
Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.