< Isaiah 56 >
1 Yahweh says [to all the people of Judah], “Do the things that are fair and just, because I will soon come to rescue [DOU] you.
Alzo zegt de HEERE: Bewaart het recht, en doet gerechtigheid; want Mijn heil is nabij om te komen, en Mijn gerechtigheid om geopenbaard te worden.
2 I will bless those who faithfully obey my laws about the Sabbath/rest days. I will bless those who (keep sacred/honor) my Sabbath/rest days, and who do not do any work on those days, and who refrain from [MTY] doing anything that is evil.
Welgelukzalig is de mens, die zulks doet, en des mensen kind, dat daaraan vasthoudt; die den sabbat houdt, zodat gij dien niet ontheiligt, en die zijn hand bewaart van enig kwaad te doen.
3 And foreigners who have believed in me should not say, ‘Yahweh will surely not allow me to belong to his people.’ And eunuchs should not say, ‘[Because I am unable to have children, I cannot belong to Yahweh]; I am like [MET] a tree that has completely withered.’
En de vreemde, die zich tot den HEERE gevoegd heeft, spreke niet, zeggende: De HEERE heeft mij gans en al van Zijn volk gescheiden; en de gesnedene zegge niet: Ziet, ik ben een dorre boom.
4 They should not say that, because [I], Yahweh, say this to the eunuchs who obey my laws about the Sabbath, and who choose to do the things that please me, and who obey all [the other laws of] the agreement that I [made with the Israeli people]:
Want alzo zegt de HEERE van de gesnedenen, die Mijn sabbatten houden, en verkiezen hetgeen, waartoe Ik lust heb, en vasthouden aan Mijn verbond;
5 I will cause to be put inside the walls of my temple a monument [DOU] to them; because of that monument, they will be honored more than they would have if they had children; they will be honored forever.
Ik zal hen ook in Mijn huis en binnen Mijn muren een plaats en een naam geven, beter dan der zonen en dan der dochteren; een eeuwigen naam zal Ik een ieder van hen geven, die niet uitgeroeid zal worden.
6 I will also bless those who are not Israelis, who (join themselves to/believe in) me, and who serve me and worship and love me, and who obey my laws about the Sabbath, and who faithfully obey [all the other laws of] the agreement that I [made with the Israeli people].
En de vreemden, die zich tot den HEERE voegen, om Hem te dienen, en om den Naam des HEEREN lief te hebben, om Hem tot knechten te zijn; al wie den sabbat houdt, dat hij dien niet ontheilige, en die aan Mijn verbond vasthouden;
7 I will bring them to my sacred hill [in Jerusalem], I will cause them to be [very] joyful in my temple where people pray to me, and I will accept the sacrifices that they completely burn [on my altar] and other sacrifices that they offer. I will do those things for them because I want my temple to be a building where people of all nations pray to me.
Die zal Ik ook brengen tot Mijn heiligen berg, en Ik zal hen verheugen in Mijn bedehuis; hun brandoffers en hun slachtoffers zullen aangenaam wezen op Mijn altaar; want Mijn huis zal een bedehuis genoemd worden voor alle volken.
8 [I], Yahweh, the Lord, the one who will bring back the people of Israel who have been (forced to go/exiled) to other countries, say this: 'I will bring [from other countries] many more people to join those Israelis whom I have brought back.'”
De Heere HEERE, Die de verdrevenen van Israel vergadert, spreekt: Ik zal tot hem nog meer vergaderen, nevens hen, die tot hem vergaderd zijn.
9 “You [surrounding nations have armies that are like] [MET] animals in the forest; come and attack/destroy [Israel]!
Al gij gedierten des velds, komt om te eten, ja, al gij gedierten in het woud!
10 The Israeli leaders [should be like] watchdogs to protect the people, but [it is as though] they are blind. They are stupid. They are all [like] [MET] dogs that cannot bark. [Good watchdogs bark when strangers approach], [but the Israeli leaders do not warn the people that their enemies are coming]. Instead, they just want to lie down and sleep and dream.
Hun wachters zijn allen blind, zij weten niet; zij allen zijn stomme honden, zij kunnen niet bassen; zij zijn slaperig, zij liggen neder, zij hebben het sluimeren lief.
11 [And they are like] greedy dogs; they never get all that they want. They are [supposed to lead the people, like good] shepherds [lead their flocks], but they are ignorant, and they each do whatever they want to do.
En deze honden zijn sterk van begeerte, zij kunnen niet verzadigd worden, ja, het zijn herders, die niet verstaan kunnen; zij allen keren zich naar hun weg, elkeen naar zijn gewin, elk uit zijn einde.
12 They say to each other, ‘Come, let’s go and get some wine and [other] alcoholic/strong drinks, and let’s become drunk! And tomorrow we will enjoy drinking even more!’”
Komt herwaarts, zeggen zij: ik zal wijn halen, en wij zullen sterken drank zuipen; en de dag van morgen zal zijn als deze, ja, groter, veel treffelijker.