< Haggai 2 >

1 On October 17 [of that year], Yahweh gave [me], the prophet Haggai, [another] message.
In de zevende maand, de een en twintigste dag van de maand, werd het woord van Jahweh door den profeet Aggeüs verkondigd!
2 [The message was that I should] say this to Zerubbabel, Jeshua, and to the other people who were still alive [in Jerusalem]:
Spreek tot Zorobabel, den zoon van Salatiël en landvoogd van Juda, tot Jehosjóea, den hogepriester en zoon van Jehosadak, en tot al het overige volk:
3 “Do any of you remember how glorious our former temple was? [If you do, ] what does it look like to you now? It must seem like nothing at all.
Wie is er nog onder u, die dit huis in zijn vroegere glorie heeft aanschouwd; en hoe ziet ge het nu? Is het niet in vergelijking daarmee als niets in uw ogen?
4 But now the Commander of the armies of angels says to [all of you], to Zerubbabel and Jeshua and the rest of you people who live in this nation, ‘[Do not be discouraged; ] be strong [DOU], and work [to build this new temple], because I will (be with/help) you.
En toch, houd moed, Zorobabel, is de godsspraak van Jahweh; houd moed, Jehosjóea, hogepriester en zoon van Jehosadak; houdt moed, gij allen, volk van het land, is de godsspraak van Jahweh! Werkt voort, want Ik blijf met u, is de godsspraak van Jahweh der heirscharen!
5 My Spirit remains among you, like I promised your [ancestors] when they left Egypt. [So] do not be afraid!’”
Ik heb u beloofd bij uw uittocht uit Egypte: Mijn geest blijft in uw midden; ge behoeft niet te vrezen!
6 This is what the Commander of the armies of angels says: “Soon I will shake the sky and the earth, the oceans and the land again.
Want zo spreekt Jahweh der heirscharen: Nog eenmaal, binnen korte tijd, Zal Ik de hemel en aarde beroeren, De zee en het droge;
7 I will shake [again the people of] all the nations, and as a result they will bring their treasures [to this temple]. I will fill this temple with [my] glory.
Ik zal alle volken beroeren, En de schatten van alle volken komen hierheen. Ik zal dit huis met glorie vervullen, Is de godsspraak van Jahweh der heirscharen.
8 The silver and the gold [that they own] are [really] mine, [so they will bring them to me].
Van Mij is het zilver, Van Mij is het goud: Is de godsspraak van Jahweh der heirscharen!
9 [Then] this temple will be more glorious than the former/previous [temple was]. And I will cause things to go well for you all. [That will surely happen because I, ] the Commander of the armies of angels, have said it.”
De glorie van dit tweede huis Zal groter zijn dan die van het eerste, Spreekt Jahweh der heirscharen: In deze plaats zal Ik vrede geven, Is de godsspraak van Jahweh der heirscharen!
10 On December 18 of that year, Yahweh gave [another] message to [me], the prophet Haggai.
Op de vier en twintigste dag van de negende maand, in het tweede jaar van Darius, werd het woord van Jahweh door den profeet Aggeus verkondigd:
11 This is what the Commander of the armies of angels said to me: “Ask the priests [this question] about what is written in the laws [of Moses about sacrifices]:
Zo spreekt Jahweh der heirscharen! Vraag aan de priesters een uitspraak:
12 ‘If one [of you priests takes from the altar some] meat that was sacrificed and is carrying it in his robes, if his robe touches [some] bread or stew or wine or [olive] oil or some other food, does that food also become (holy/acceptable for a sacrifice)?’” [When he said that to] the priests, they replied, “No.”
Wanneer iemand heilig vlees in de slip van zijn mantel draagt, en met die slip brood, moes, wijn, olie of een andere spijs aanraakt: zal dit dan worden geheiligd? De priesters gaven ten antwoord: Neen!
13 Then Haggai asked them, “If someone becomes unacceptable to God by touching a corpse, and [then he] touches any of those foods, will the food [also] become unacceptable to God?” The priests replied, “Yes.”
Aggeus vervolgde: Maar zo hij zich aan een lijk heeft verontreinigd, en een van die dingen aanraakt: is het dan onrein? De priesters antwoordden: Dan is het onrein!
14 Then Haggai replied, “Yahweh says [this]: ‘It is the same with you people and with this nation. Everything that you do and [all the sacrifices] that you all offer are unacceptable to me [because of the sins that you have committed].
Toen hernam Aggeus: Zo is het ook met dit volk, zo is het ook met deze natie in hun verhouding tot Mij, is de godsspraak van Jahweh; al wat zij doen, zelfs wat zij offeren, is onrein!
15 Think about what has been happening to you before you began to lay the foundation of my temple.
Welnu, let dan eens op, wat er vóór deze dag is gebeurd, eer de ene steen op de andere gelegd werd in de tempel van Jahweh!
16 When you expected [to harvest] 20 bushels [of grain, you harvested] only ten bushels. When someone went to a [big] wine vat to get 50 gallons [of wine], there were only 20 [gallons in the vat].
Hoe ging het u toen? Dan kwam men bij een korenhoop van twintig maten, en men vond er slechts tien; en men ging naar de perskuip om er vijftig vaten uit te scheppen, en er waren er twintig.
17 I sent (blight/hot winds) and mildew and hail to destroy all your crops. But still you did not return to me.
Ik heb u met brand en meeldauw geslagen, en al uw produkten met hagel; maar ge hebt u niet tot Mij bekeerd, is de godsspraak van Jahweh!
18 Starting from this day, December 18, the day when [you] have laid the foundation of my [new] temple, continue to think carefully [about your situation].
Let toch eens op, wat er vóór deze dag is geschied: vóór de vier en twintigste dag van de negende maand, sinds de dag, waarop de grondslag van de tempel van Jahweh gelegd is!
19 Is there now [RHQ] [any grain] seed left in your barns? [No, because you have eaten the small amount that you harvested]. And there is no fruit on your grapevines and fig trees and pomegranate [trees] and olive trees. But, from now on, I will bless you!’”
En ziet nu eens toe: Is er nu nog zaad in de schuur? Beginnen de wijnstok en vijg, de granaat en olijf niet te dragen? Van deze dag af zegen Ik u!
20 On that same day, Yahweh gave another message to me.
Het woord van Jahweh werd op de vier en twintigste dag van de maand een tweede maal tot Aggeus gericht:
21 [He said, ] “Tell Zerubbabel the governor of Judah that I am going to shake the sky and the earth.
Spreek tot Zorobabel, den landvoogd van Juda! Ik zal de hemel en aarde beroeren:
22 I will end the power of the kings of [many] nations [DOU]. I will cause their chariots and their drivers, their horses and [the soldiers] who are riding on them to be destroyed. [What will happen is that I will cause the soldiers] to kill each other with their swords.
Koningstronen werp Ik omver, En verniel de kracht der heidense rijken. Ik werp de wagens omver, met die erop rijden; Paarden en ruiters storten neer, De een door het zwaard van den ander!
23 Zerubbabel, you serve [me well]. So [I], the Commander of the armies of angels, declare that [like kings wear] signet rings [to show that they have authority to rule people], I will appoint you and cause you [to have authority to rule]. I will do that because I have chosen you. [That will surely happen because I, ] the Commander of the armies of angels, have said it.”
Op die dag, is de godsspraak van Jahweh der heirscharen, Neem Ik u, Zorobabel, zoon van Salatiël, Mijn dienaar, is de godsspraak van Jahweh, En draag u als een zegelring: Want u heb Ik uitverkoren, Is de godsspraak van Jahweh der heirscharen!

< Haggai 2 >