< Amos 7 >

1 Yahweh our God showed me [in a vision] that he was going to send locusts [to destroy our crops]. It was going to happen right after the king’s share of the hay had been harvested/cut and before the rest of the hay was ready to be harvested.
De Heere HEERE deed mij aldus zien; en ziet, Hij formeerde sprinkhanen, in het begin des opkomens van het nagras; en ziet, het was het nagras, na des konings afmaaiingen.
2 [And in the vision I saw] those locusts come, and they ate everything that was green. Then I cried out, “Yahweh our Lord, please forgive us! We Israeli people are very helpless; (how will we be able to survive [RHQ]?/we will not be able to survive!)”
En het geschiedde, als zij het kruid des lands geheel zouden hebben afgegeten, dat ik zeide: Heere HEERE! vergeef toch; wie zou er van Jakob blijven staan; want hij is klein!
3 So Yahweh changed his mind and said, “That will not happen.”
Toen berouwde zulks den HEERE; het zal niet geschieden, zeide de HEERE.
4 Then this is what Yahweh our Lord showed me [in another vision]: He was calling to a fire to [come and] punish [his people]. [In the vision I saw that] the fire dried up the ocean and also burned [everything on] the land.
Wijders deed mij de Heere HEERE aldus zien; en ziet, de Heere HEERE riep uit, dat Hij wilde twisten met vuur; en het verteerde een groten afgrond, ook verteerde het een stuk lands.
5 Then I cried out again, “Yahweh our Lord, I plead with you, please stop this! We Israeli people are very helpless; how will we be able to survive [RHQ]?”
Toen zeide ik: Heere HEERE! houd toch op; wie zou er van Jakob blijven staan; want hij is klein!
6 So Yahweh changed his mind again, and said, “That also will not happen.”
Toen berouwde zulks den HEERE. Ook dit zal niet geschieden, zeide de Heere HEERE.
7 Then Yahweh showed me [another vision]. I saw him standing beside a wall. [It was very straight because] it had been built using a (plumb line/cord with a weight on one end to determine if walls are vertically straight). Yahweh had the plumb line in his hand.
Nog deed Hij mij aldus zien; en ziet, de Heere stond op een muur, die naar het paslood gemaakt was, en een paslood was in Zijn hand.
8 Yahweh asked me, “Amos, what do you see?” I replied, “A plumb line.” Then Yahweh said, “Look, I am going to use a plumb line among my Israeli people, [to show that they are like a wall that is not straight]. I will not change my mind again about punishing them.
En de HEERE zeide tot mij: Wat ziet gij, Amos? En ik zeide: Een paslood. Toen zeide de HEERE: Zie, Ik zal het paslood stellen in het midden van Mijn volk Israel; Ik zal het voortaan niet meer voorbijgaan.
9 The places on hills where [the descendants of] [MTY] Isaac worship [idols] will be destroyed. And the other important shrines in Israel will also be destroyed. And I will enable [your enemies] to attack your people with swords and they will get rid of [King] Jeroboam and all his descendants.”
Maar Izaks hoogten zullen verwoest, en Israels eigendommen verstoord worden; en Ik zal tegen Jerobeams huis opstaan met het zwaard.
10 Then Amaziah, the priest at Bethel, sent [a message] to Jeroboam, the King of Israel. In the message he said, “Amos is plotting against you among the Israeli people [MTY]. [I am worried that] the people of this country will not be able to refute his words.
Toen zond Amazia, de priester te Beth-El, tot Jerobeam, den koning van Israel, zeggende: Amos heeft een verbintenis tegen u gemaakt, in het midden van het huis Israels; het land zal al zijn woorden niet kunnen verdragen.
11 This is what he is saying: ‘Jeroboam will soon be killed by [someone using] a sword, and the people of Israel will be (exiled/forced to leave their land and go to another country).’”
Want alzo zegt Amos: Jerobeam zal door het zwaard sterven, en Israel zal voorzeker uit zijn land gevankelijk worden weggevoerd.
12 Then Amaziah [came to me and] said, “You prophet, get out of here! Go back to the country of Judah! Earn money to [buy food to be able] to live there, and do your prophesying there!
Daarna zeide Amazia tot Amos: Gij ziener! ga weg, vlied in het land van Juda, en eet aldaar brood, en profeteer aldaar.
13 Do not prophesy any more here at Bethel, because this is where the national temple, the king’s temple, is!”
Maar te Beth-El zult gij voortaan niet meer profeteren; want dat is des konings heiligdom, en dat is het huis des koninkrijks.
14 I replied to Amaziah, “I was [previously] not a prophet, and my father was not a prophet; I was a shepherd. I also took care of sycamore-fig trees.
Toen antwoordde Amos, en zeide tot Amazia: Ik was geen profeet, en ik was geen profetenzoon; maar ik was een ossenherder, en las wilde vijgen af.
15 But Yahweh took me away from taking care of my sheep, and he said to me, ‘Go to Israel and prophesy to my people there!’
Maar de HEERE nam mij van achter de kudde; en de HEERE zeide tot mij: Ga henen, profeteer tot Mijn volk Israel.
16 You said to me, ‘Do not prophecy saying terrible things will happen to [the people of] Israel; stop saying those things!’
Nu dan, hoor des HEEREN woord: Gij zegt: Gij zult niet profeteren tegen Israel, noch druppen tegen het huis van Izak.
17 Therefore listen to what Yahweh says about you: ‘Your wife will become a prostitute in this city, and your sons and daughters will be killed by [your enemies’] swords. Others will measure your land and divide it up [among themselves]; and you yourself will die in a foreign country. And the people of Israel will certainly be forced to leave their country and go (into exile/to live in another country).’”
Daarom zegt de HEERE alzo: Uw vrouw zal in de stad hoereren, en uw zonen en uw dochteren zullen door het zwaard vallen, en uw land zal door het snoer uitgedeeld worden; en gij zult in een onrein land sterven, en Israel zal voorzeker uit zijn land gevankelijk worden weggevoerd.

< Amos 7 >