2 John 1
1 [You all know me as] the [chief] Elder. [I am writing this letter] to all of you [MET] in your congregation. [God has] chosen [you], and I love you truly! Not only do I myself love you, but all those who know [and accept the] true message [that Jesus taught] also love you!
De ouderling aan de uitverkoren vrouwe en aan haar kinderen, die ik in waarheid liefheb, en niet alleen ik, maar ook allen, die de waarheid gekend hebben;
2 All of us [believe God’s] true message. It is in our ([inner beings/hearts]) and we will continue [to believe it] forever! (aiōn g165)
Om der waarheid wil, die in ons blijft, en met ons zal zijn in der eeuwigheid: (aiōn g165)
3 God the Father and Jesus Christ, who is (his Son/the man who is also God), will continue [to act] kindly and mercifully [toward us because they] love [us. They will enable us to have inner] peace, [because we believe] their true message.
Genade, barmhartigheid, vrede zij met ulieden van God den Vader, en van den Heere Jezus Christus, den Zoon des Vaders, in waarheid en liefde.
4 I am very happy because I learned about some of you [SYN] who are conducting your lives in a manner that is (consistent/in accordance) with [God’s] true message. You are doing that just like our Father [God] commanded us [to do].
Ik ben zeer verblijd geweest, dat ik van uw kinderen gevonden heb, die in de waarheid wandelen, gelijk wij een gebod ontvangen hebben van den Vader.
5 And now, dear congregation [MET], [there is something that] I am requesting you [to do]. I am writing this not to command that you do something new, but [that you continue to do] what God commanded when we first began [MTY] [to believe his true message. What he commanded] is that we love each other.
En nu bid ik u, uitverkoren vrouwe, niet als u schrijvende een nieuw gebod, maar hetgeen wij gehad hebben van den beginne, namelijk dat wij elkander liefhebben.
6 And [we really/truly] are loving [God] when we are conducting our lives in accordance with whatever he commands [us to do]. What he commands us to do is to continue [to love one another]. That is exactly what you heard when you first began [MTY] [to believe God’s true message].
En dit is de liefde, dat wij wandelen naar Zijn geboden. Dit is het gebod, gelijk gijlieden van den beginne gehoord hebt, dat gij in hetzelve zoudt wandelen.
7 Many people who deceive [others have left your congregation and] have now gone out among other people who are [in your area] [MTY]. They are the ones who (do not acknowledge/refuse to say) that Jesus Christ became human. They are the very ones who deceive [people] and oppose [what we teach about] Christ.
Want er zijn vele verleiders in de wereld gekomen, die niet belijden, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is. Deze is de verleider en de antichrist.
8 [So] be sure that [you do not let those teachers deceive you]! If you let them deceive you, you will lose [the reward] which we, [together with you], have been working for, and you will not receive the complete reward [of being eternally united to God]!
Ziet toe voor uzelven, dat wij niet verliezen, hetgeen wij gearbeid hebben, maar een vol loon mogen ontvangen.
9 Those who change what Christ taught and do not continue [to believe] what he taught do not have [a relationship with] God. [But] those who continue to believe [what Christ] taught have [a close relationship with] both [God, our] Father, and with (his Son/the one who is also God).
Een iegelijk, die overtreedt, en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet; die in de leer van Christus blijft, deze heeft beiden den Vader en den Zoon.
10 So when anyone comes to you who teaches something different from [what Christ] taught, do not welcome him into your homes! Do not [encourage him by] (wishing him well/greeting him as a fellow believer) [in any way]!
Indien iemand tot ulieden komt, en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in huis, en zegt tot hem niet: Zijt gegroet.
11 [I say that] because if you treat people like that as you would treat a fellow believer, [God will punish you] along with them for the evil that they do.
Want die tot hem zegt: Zijt gegroet, die heeft gemeenschap aan zijn boze werken.
12 [Even though] I have much [more that I want] to tell you, I have decided not [to say it] in a letter [MTY]. Instead, I expect to be with you [soon] and talk directly with you. Then we can be completely joyful [together].
Ik heb veel aan ulieden te schrijven, doch ik heb niet gewild door papier en inkt; maar ik hoop tot ulieden te komen, en mond tot mond met u te spreken, opdat onze blijdschap volkomen moge zijn.
13 Your fellow believers here [MET], ones whom [God] has also chosen, (send their greetings to you/say that they are thinking affectionately about you).
U groeten de kinderen van uw zuster, de uitverkorene. Amen.
