< Psalmen 50 >
1 Een psalm van Asaf. De God der goden, de HEERE spreekt, en roept de aarde, van den opgang der zon tot aan haar ondergang.
God, the all-powerful one, speaks; he summons all people, from the east to the west.
2 Uit Sion, de volkomenheid der schoonheid, verschijnt God blinkende.
His glory shines from Zion [Hill in Jerusalem], an extremely beautiful city.
3 Onze God zal komen en zal niet zwijgen; een vuur voor Zijn aangezicht zal verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen.
Our God comes to us, and he is not silent. A great fire is in front of him, and a storm is around him.
4 Hij zal roepen tot den hemel van boven, en tot de aarde, om Zijn volk te richten.
He comes to judge his people. He shouts to the [angels in] heaven and to [the people on] the earth.
5 Verzamelt Mij Mijn gunstgenoten, die Mijn verbond maken met offerande!
He says, “Summon those who faithfully [worship] me, those who made an agreement with me by offering sacrifices to me.”
6 En de hemelen verkondigen Zijn gerechtigheid; want God Zelf is Rechter. (Sela)
The [angels in] heaven declare, “God is righteous, and he is the supreme judge.”
7 Hoort, Mijn volk! en Ik zal spreken; Israel! en Ik zal onder u betuigen; Ik, God, ben uw God.
God says, “My people, listen! You Israeli people, listen, as I, your God, say what you have done that is wrong.
8 Om uw offeranden zal Ik u niet straffen, want uw brandofferen zijn steeds voor Mij.
I am not rebuking you for making sacrifices to me, for the offerings that you completely burn [on the altar].
9 Ik zal uit uw huis geen var nemen, noch bokken uit uw kooien;
But I do not really need [you to sacrifice] the bulls from your barns and the goats from your pens,
10 Want al het gedierte des wouds is Mijn, de beesten op duizend bergen.
because all the animals in the forest belong to me, [and all] the cattle on 1,000 hills also belong to me.
11 Ik ken al het gevogelte der bergen, en het wild des velds is bij Mij.
I [own and] know all the birds and all [the creatures] that move around in the fields.
12 Zo Mij hongerde, Ik zou het u niet zeggen; want Mijn is de wereld en haar volheid.
[So], if I were hungry, I would not tell you [to bring me some food], because everything in the world belongs to me!
13 Zou Ik stierenvlees eten, of bokkenbloed drinken?
I do not eat the flesh of the bulls [that you sacrifice], and I do not drink the blood of the goats [that you offer to me].
14 Offert Gode dank, en betaalt den Allerhoogste uw geloften.
The sacrifice [that I really want is that] you thank me and do all that you have promised to do.
15 En roept Mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren.
And pray to me when you have troubles. [If you do that], I will rescue you, and [then] you will praise me.
16 Maar tot den goddeloze zegt God: Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen, en neemt Mijn verbond in uw mond?
But I say this to the wicked people: (Why do you/It does not benefit you at all to) [RHQ] recite my commandments or talk about the agreement that I made with you,
17 Dewijl gij de kastijding haat, en Mijn woorden achter u henenwerpt.
because you have refused to allow me to discipline you, and you have rejected what I told you to do.
18 Indien gij een dief ziet, zo loopt gij met hem; en uw deel is met de overspelers.
Every time that you see a thief, you become his friend, and you spend [much] time with those who commit adultery.
19 Uw mond slaat gij in het kwade, en uw tong koppelt bedrog.
You are [always] talking [MTY] about doing wicked things, and you are [always] to deceive people.
20 Gij zit, gij spreekt tegen uw broeder; tegen den zoon uwer moeder geeft gij lastering uit.
You are always accusing members of your own family [of doing wrong], and slandering them.
21 Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen, en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen.
You did [all] those things, and I did not say anything to you, [so] you thought that I was [a sinner] just like you. But now I rebuke you and accuse you, right in front of you.
22 Verstaat dit toch, gij godvergetenden! opdat Ik niet verscheure en niemand redde.
So, all you who have ignored me, pay attention to this, because if you do not, I will tear you to pieces, and there will be no one to rescue you.
23 Wie dankoffert, die zal Mij eren; en wie zijn weg wel aanstelt, dien zal Ik Gods heil doen zien.
The sacrifice that [truly] honors me is to thank me [for what I have done]; and I will save those who always do the things that I want them to.”